Artikel 67
Psalmen en gezangen
In de eredienst zullen de psalmen gezongen worden in een berijming die door de generale synode is aanvaard en verder de gezangen die de synode heeft goedgekeurd.
Nieuwe gezangenbundel
[Art. 58 - De synode besluit:]
1. verder te werken aan de uitgave van een gezamenlijke
gezangenbundel, ter vervanging van de bundel van 41 gezangen, die
is vastgesteld door GS Heemse 1984-1985;
2. voor deze bundel de volgende contouren vast te stellen:
a. de bundel is bedoeld voor gebruik binnen en buiten de
kerkdiensten;
b. de bundel heeft de volgende rubrieken: bijbelliederen, viering
van de heilsfeiten, doop, belijdenis en avondmaal; bijzondere
kerkelijke gelegenheden (zoals huwelijk, bevestiging
ambtsdragers, bid- en dankdagen); morgen- en avondliederen;
andere liederen (hierin onder andere liederen ten behoeve van de
huiselijke eredienst), liturgische gezangen (gezongen elementen
in de liturgie, onder andere Votum, Amen, Onze Vader);
c. het totaal van de bundel mag geen leerstellige eenzijdigheden
vertonen;
d. de bundel moet een goede balans kennen tussen alle facetten
van het leven met God;
e. de stijl en de verwoording van het geloof moeten aansluiting
vinden bij de stijl en de verwoording daarvan binnen de
gereformeerde kerken;
f. de verscheidenheid in niveau, achtergrond en cultuur binnen de
gemeente moet herkenbaar zijn in het reliëf binnen de bundel;
g. de gezangen voor de bundel worden in dit project geselecteerd
uit de diverse voor de gereformeerde kerken relevante en
bruikbare bronnen;
3. voor het selecteren door deputaten en het beoordelen van de
selectie door de generale synode de volgende algemene criteria
vast te stellen; deze criteria komen in plaats van de tot nu toe
gehanteerde richtlijnen van GS Kampen 1975 en de criteria van GS
Berkel en Rodenrijs 1996 (deputaten zullen de volgende generale
synode dienen met een evaluatie van de hantering van deze
criteria in de praktijk):
1. een goed kerklied is geschikt om te functioneren in een
liturgische context, waarbinnen Gods woorden en daden het centrum
vormen;
2. een goed kerklied is inhoudelijk in overeenstemming met de
Schrift;
3. een goed kerklied wordt wat betreft de taalkundige en muzikale
vorm gekenmerkt door stijl en kwaliteit. Het kent een goede
woord-toon-verhouding. Het is bruikbaar en toegankelijk voor
mensen uit de huidige tijd en cultuur;
Toelichting, werkafspraken
1. Rond het centrum van Gods woorden en werken kent de liturgie
een rijke schakering van aspecten en nuances in de uitingen van
mensen ten opzichte van God en van elkaar. De goede balans tussen
die aspecten onderling en tussen deze uitingen van mensen en de
woorden en werken van God die kenmerkend moet zijn voor de
liturgie als geheel, hoeft niet in elk kerklied afzonderlijk
terug te keren. Een lied moet minstens een deel van die aspecten
en nuances stem en vorm geven en dat op zo'n manier dat het kan
harmoniëren met het genoemde centrum van de liturgie.
2. Of een lied al dan niet Schriftuurlijk is, moet vanuit de
tekst van het lied beslist worden en niet vanuit subjectieve
gevoelens of vanuit de context waarin een lied is ontstaan. Wel
moet bedacht worden of het gebruik van woorden en beelden in een
lied, vaagheid in betekenismogelijkheden, eventuele exegetische
en meditatieve verbanden en een eventuele onlosmakelijke relatie
tussen een lied en het gebruik ervan in bepaalde contexten al dan
niet het vertrouwen van kerkleden met betrekking tot de
Schriftuurlijkheid zullen bevorderen. Hierbij moet gewaakt worden
tegen een rationalistische of eenzijdig dogmatische omgang met
liedteksten, die aan het eigen karakter van zulke teksten geen
recht doet.
3. Er moet worden gestreefd naar poëtische en muzikale
zeggingskracht. Daarbij blijft ruimte bestaan voor diversiteit en
niveauverschillen tussen de afzonderlijke liederen. Daarin moet
uitkomen dat Gods volk bestaat uit verschillende mensen met
uiteenlopende achtergronden en ongelijke belevingswerelden met
betrekking tot taal en muziek. Ook moet zo worden gerekend met de
actuele context van de kerk, die in dit opzicht enerzijds bepaald
wordt door haar -- ook kerkmuzikale -- traditie en anderzijds
doordat zij deelt in de huidige pluriforme cultuursituatie. In de
geschiedenis werden steeds nieuwe kerkliederen opgenomen in de
kerkelijke liederenschat die naar inhoud en vorm eigentijds
waren. Van deze diversiteit in liturgisch bruikbare liedgenres
uit het verleden getuigt bijvoorbeeld het Liedboek voor de
kerken. Deze differentiatie mag ook in de toekomst worden
voortgezet. Daarbij moet elk lied op zijn eigen merites
beoordeeld worden.
4. De eis van toegankelijkheid mag niet zo gehanteerd worden dat
belangrijke en waardevolle liederen uit het verleden vanwege hun
niet meer geheel eigentijdse taalgebruik of muzikale stijl
afvallen. Datzelfde geldt voor oude en nieuwe liederen met veel
poëtische en muzikale potentie: goede teksten en melodieën geven
hun betekenis en overtuigingskracht veelal stapsgewijs prijs.
4. de taken van deputaten, synode en kerken in het
voorbereidingstraject in hoofdlijnen als volgt te
onderscheiden:
a. deputaten selecteren liederen aan de hand van algemene
selectiecriteria. Zij leggen hun selectie met een verantwoording
van hun keuze aan de generale synode voor en zenden hun rapport
toe aan de kerken;
b. de generale synode beoordeelt deze selectie aan de hand van de
verantwoording door deputaten en geeft wat zij in eerste lezing
goedkeurt, vrij voor gebruik in de eredienst;
c. de kerken ontvangen de vrijgegeven gezangen om ze te gebruiken
op de wijze zoals dat in elke kerk wordt goedgevonden;
d. indien kerken en kerkleden dat nodig vinden, kunnen zij
reacties inzenden bij de eerstvolgende generale synode;
e. rekening houdend met eventuele binnengekomen reacties stelt de
generale synode de selectie in tweede lezing vast;
5. voor het project een fasering aan te brengen als volgt:
1999-2002
deputaten zetten hun selectiewerk voort, met bijzondere aandacht
voor de gewenste verscheidenheid in niveau, achtergrond en
cultuur;
deputaten rapporteren over het project Liedboek 2000 en
formuleren een voorstel over eventuele participatie;
2002
de generale synode stelt een lijst samen van gezangen die reeds
worden vrijgegeven voor gebruik in de eredienst;
2002-2005
deputaten doen voorstellen over de inhoud van een evenwichtige en
afgeronde bundel;
2005
de generale synode stelt de bundel vast in eerste lezing;
2008
de generale synode stelt de gezangenbundel vast.
[Art. 60 - De synode besluit:]
voor het vervolg van het werk aan de uitbreiding van de
gezangenbundel de volgende werkwijze af te spreken (waarmee de
werkwijze van GS Berkel en Rodenrijs komt te vervallen):
1. deputaten selecteren liederen uit de diverse voor de
gereformeerde kerken relevante en bruikbare bronnen;
2. zes maanden voor het bijeenkomen van de synode schrijven
deputaten een rapport van hun werkzaamheden, dat ook wordt
toegestuurd aan de kerken. In dat rapport wordt opgenomen de
uiteindelijke selectie van liederen die ze aan de synode
voorstellen, met een algemene verantwoording van hun keus en een
korte presentatie per gezang of cluster van gezangen. Tevens
wordt in dit rapport opgenomen welke algemene werkafspraken de
deputaten hebben gehanteerd (dat wil zeggen punten waarover zij
per gezang dezelfde beslissing nemen zonder daar steeds opnieuw
over te discussiëren);
3. kerken en kerkleden hebben tot acht weken voor de opening van
de synode de gelegenheid om aan het adres van de deputaten op de
voorgestelde selectie te reageren. Vervolgens rapporteren
deputaten aan de synode (voor de opening ervan) over de
binnengekomen reacties en de mogelijke bijstellingen in hun
voorstellen. Ook doen ze, in overleg met deputaten
Generaal-Synodale Publicaties, een voorstel voor eventuele
uitgave van de door de synode vrij te geven liederen;
4. de synode beoordeelt het werk van deputaten en stelt, zonder
ingrijpen op de tekst of de melodie, in eerste lezing een lijst
vast van liederen die in de eredienst gezongen mogen worden. Ook
besluit de synode over eventuele voorlopige uitgave van deze
liederen;
5. de kerken ontvangen de vrijgegeven gezangen om ze te gebruiken
op de wijze zoals dat in elke kerk wordt goedgevonden. Deputaten
zullen de kerken dienen met informatie over de wijze waarop de
liederen kunnen worden geïntroduceerd;
6. indien kerken dat nodig vinden, kunnen zij bezwaren inzenden
bij de eerstvolgende synode;
7. de ingezonden bezwaren zullen door de synode, indien nodig met
advies van deputaten, worden beoordeeld, waarna de synode in
tweede lezing een lijst vaststelt van liederen die goedgekeurd
zijn en dus vrijgegeven blijven voor gebruik in de eredienst;
8. wanneer een synode besluit om op termijn te komen tot
vaststelling van een nieuwe gezangenbundel, zal daaraan worden
gewerkt volgens de werkwijze die hierboven is beschreven ten
aanzien van de vaststelling van een lijst van goedgekeurde
liederen: deputaten doen zes maanden voor de synode een voorstel
over de samenstelling van de bundel; kerken en kerkleden hebben
tot acht weken voor de synode gelegenheid om te reageren; met
verwerking van die reacties doen deputaten hun uiteindelijke
voorstel aan de synode; aan de hand daarvan stelt de synode in
eerste lezing de samenstelling van de nieuwe bundel vast; en na
beoordeling van eventuele door kerken ingezonden bezwaren stelt
de volgende synode de bundel in tweede lezing vast;
9. de synode die besluit tot vaststelling in tweede lezing van de
nieuwe gezangenbundel en tot het doen uitgeven van deze bundel,
zal ook een lijst vaststellen van liederen die niet in de bundel
zijn opgenomen, maar wel vrijgegeven blijven voor gebruik in de
eredienst;
10. in de jaren na vaststelling en uitgave van een nieuwe
gezangenbundel kan de in punt 9 bedoelde lijst worden aangevuld
met liederen die door volgende synodes worden goedgekeurd voor
gebruik in de eredienst, op de wijze zoals onder punt 1-7 is
beschreven.
(Leusden 1999 art. 58-1 en 60-1)