Deze artikelen, de wettelijke ordening der kerken aangaande, zijn alzo gesteld en aangenomen met gemeen accoord, dat zij (zo het profijt der kerken anders vereiste) veranderd, vermeerderd of verminderd mogen en behoren te worden. Het zal nochtans geen bijzondere gemeente, classis of synode toestaan zulks te doen, maar zullen naarstigheid doen om die te onderhouden totdat anders van de generale of nationale synode verordend wordt.
De kerk des Heeren wordt in en voor de wereld kenbaar door haar geloofsbelijdenis, waarin zij uitspreekt wat zij op grond van Gods Woord gelooft en belijdt. Het is ook nodig naar het Woord van God dat er een goede orde in de gemeente des Heeren wordt onderhouden: Laat alle dingen eerlijk en met orde geschieden (1 Cor. 14: 40). In het voetspoor van Calvijn hebben de oude gereformeerden met een beroep op de Schrift het opstellen van een kerkorde gerechtvaardigd. Niet alleen in de bijeenkomst van de gemeente, maar op geheel het terrein van het kerkelijk samenstel behoort het in goede orde en op betamelijke wijze toe te gaan. De taak van de kerk des Heeren is dan ook wat vastligt in Gods Woord en in de belijdenis is verwoord nader uit te werken in de kerkorde.
Daarbij is het niet nodig om voor elk onderdeel van de kerkorde een schriftuurlijk bewijs aan te voeren. De kerkorde gaat er immers vanuit dat zij in haar geheel op Gods Woord gegrond is. Op grond van Schrift en belijdenis bevat de kerkorde regels die voor het leven en werken van de kerk nodig zijn. Wel moet steeds bedacht worden dat de kerkorde geen juridisch wetboek is, dat alles nauwkeurig en in alle onderdelen vastlegt. Integendeel, zij draagt een kort, samenvattend karakter, waarbij de vrijheid zoveel mogelijk intact gelaten wordt om naar bevind van zaken te handelen op een wijze die het meest dient tot de opbouw van de gemeente.
Maar een orde is er nu eenmaal om te worden nagekomen en opgevolgd. Een zware last kan dit niet zijn, omdat, zoals juist gezegd is, de kerkorde zich beperkt tot het geven van een aantal algemene richtlijnen, zonder zich te verliezen in een groot aantal bijzonderheden en detailkwesties. Er blijft daarbij voldoende ruimte om met plaatselijke situaties en behoeften rekening te houden en om de algemene richtlijnen al naar de behoefte in synodale besluiten praktisch toe te passen.
De D.K.O. kent dan ook geen juridische strafbepalingen voor hen die zich schuldig maken aan afwijking van de aangenomen regels. De kerkorde gaat ervan uit, dat er in broederlijke zin en in broederlijke geest bepalingen gemaakt zijn tot algemeen nut van de kerk. Uitgangspunt is ook dat er onderling een goed vertrouwen heerst, dat ieder de bepalingen van de kerkorde zal naleven. Dat vertrouwen is er juist omdat het gereformeerd kerkrecht ervan uitgaat dat iedere gemeente (en ook ieder lid) zich vrijwillig heeft aangesloten bij een kerkverband op grond van Schrift en belijdenis en zich dan ook vrijwillig heeft verbonden zich te stellen onder de bepalingen die de kerk in haar geheel heeft gemaakt. Alle gemeenten, evenals de ambtsdragers en de leden der kerk, voor zover zij er bij betrokken zijn, moeten zich dan ook houden aan de bepalingen van de kerkorde.
Artikel 86 wijst er in dit verband nog eens op dat de bepalingen van de kerkorde vastgesteld en aangenomen zijn ‘met gemeen accoord’. De gemeenten hebben zelf vastgesteld en zijn gemeenschappelijk overeengekomen om naar die orde te werk te gaan en zich daarnaar te gedragen. Natuurlijk kan het in bijzondere omstandigheden en noodsituaties wel eens voorkomen, dat dit niet mogelijk is. In het kerkelijk leven kunnen zich ongewone situaties voordoen in buitengewone omstandigheden, zoals in oorlogstijd of bij grote volksrampen. Dan zal er naar de eis van de omstandigheden gehandeld moeten worden. Maar dan moet het ook werkelijk een noodsituatie zijn, die het afwijken van de bepalingen van de kerkorde noodzakelijk maakt. In het algemeen echter hebben de gemeenten zich te houden aan alle bepalingen van de orde der kerk die men ‘met gemeen accoord’, d.i. met wederzijds goedvinden heeft aangenomen.
Artikel 86 stelt tenslotte ook vast dat de gemaakte kerkorde geen onveranderlijke grootheid is. Zij mag veranderd, vermeerderd of verminderd worden indien het profijt van de gemeenten dit zou vereisen. Zij behoort niet tot de wetten van Meden en Perzen. De kerkorde bevat bepalingen die rechtstreeks voorgeschreven zijn in Gods Woord en deze zijn niet veranderbaar, maar zij bevat ook praktische bepalingen die naar de eis der behoeften veranderd kunnen worden. Maar de gereformeerde vaderen hebben vastgesteld dat deze verandering niet eigenmachtig mag gebeuren door een afzonderlijke gemeente, classis of particuliere synode. Wat gemeenschappelijk in een generale synode met gemeen accoord is vastgesteld, kan dan ook alleen maar in de generale synode weer met gemeen accoord gewijzigd worden. De bevoegdheid tot het wijzigen van de kerkorde komt uitsluitend toe aan de generale synode, die dat uiteraard alleen kan doen op grond van de Schrift en de belijdenis.
Zeker, geringe afwijkingen in de toepassing van de artikelen van de kerkorde stellen niet direct schuldig. Dat is wel het geval als er sprake is van verachting van de ordemaatregelen van de kerk. Reeds Calvijn heeft daarop gewezen met de woorden: ‘Wanneer er door onverstand of vergeetachtigheid enige fout begaan is, dan heeft men nog geen zonde bedreven; is het echter uit verachting geschied, dan moet de wederspannigheid afgekeurd worden’ (Institutie, IV, X, 31).