In het einde van de classicale en andere meerdere samenkomsten, zal men censuur houden over degenen, die iets strafwaardigs in de vergadering gedaan, of de vermaning der mindere samenkomsten versmaad hebben.
Het woord censuur wordt in de D.K.O. in verschillende betekenissen gebruikt. Gewoonlijk verstaat men in het kerkelijk spraakgebruik onder censuur de disciplinaire maatregel die door een kerkeraad of classis wordt toegepast op een lid van de gemeente. De D.K.O. gebruikt echter het woord ook in de betekenis van een afkeurend oordeel, een openlijke terechtwijzing over iemands woorden of daden uitspreken. Dit laatste wordt hier bedoeld, n.l. dat er een censura morum gehouden moet worden over degene die iets afkeurenswaardigs in de vergadering gedaan heeft.
In artikel 35 heeft de D.K.O. reeds gezegd dat de praeses de taak heeft ‘de knibbelachtigen (degenen die scherp en prikkelend spreken) en die te heftig zijn in het spreken, te bevelen dat zij zwijgen, en over dezelven, geen gehoor gevende, de behoorlijke censuur te laten gaan’. De praeses moet deze personen tot de orde roepen tijdens de behandeling der zaken. Daarnaast zegt nu artikel 43, is het nodig aan het eind der vergadering degenen te vermanen, ‘die iets strafwaardigs in de vergadering gedaan hebben, of de vermaning der mindere samenkomsten versmaad hebben’. Zij moeten dus een vermaning, waarschuwing, terechtwijzing ontvangen, omdat hun houding en gedrag ter vergadering niet juist was of omdat zij zich aan de vermaning van een mindere vergadering niet stoorden.
De historische achtergrond van het ontstaan van dit artikel is daarin gelegen, dat er bij de aanvang van de reformatorische gemeenten een aantal predikanten was, dat op onregelmatige wijze in de dienst der kerk gekomen was en van orde en regel nog weinig wist. Men gedroeg zich op de kerkelijke vergaderingen soms zeer onbehoorlijk en moest dan aan het einde een formele bestraffing ondergaan. Toen de predikanten zo langzamerhand aan orde en regel gewoon raakten, was er aan het einde van de vergadering weinig meer te bestraffen. Zo konden de acta van de Particuliere Synode van Alkmaar 1593 vermelden: ‘Is voorts ten laatste hiermede deze synode beëindigd, en de censure gehouden zijnde, niet bevonden (God lof) dat strafwaardig was, maar is alles met goede stichting en vrede afgegaan en geëindigd en met dankzegging van des Heeren naam besloten’.
De bedoeling van artikel 43 is dat verkeerde gedane zaken, die misschien verwijdering tussen de leden van de vergadering zouden teweeg kunnen brengen, aan het einde bestraft zullen worden, zodat men als broeders kan scheiden en verwacht kan worden dat de arbeid van de vergadering onder Gods zegen tot welzijn der gemeenten kan dienen. In het vijftiende artikel van het Convent van Wezel 1568 vinden we een overzicht van zonden die de D.K.O. hier op het oog heeft. Zo wordt ondermeer genoemd het tot pluimstrijkerij te zeer genegen zijn, onkuise aardigheden of onbetamelijke scherts, leugentaal, het roven van iemands eer of kwaadsprekerij, vuile gesprekken, beledigende woorden, vermetelheid, opzettelijk bedrog, klaarblijkelijke gierigheid, eerzucht en begeerte naar ijdele roem, plotseling opkomende en bandeloze toorn, haat en twist, heimelijk streven om te gebieden en heerschappij te oefenen over de kerk of hun ambtgenoten.