De dienaars zullen alomme des zondags, ordinaarlijk in de namiddagse predikatie, de somma der christelijke leer in de catechismus, die tegenwoordig in de Nederlandse kerken aangenomen is, vervat, kortelijk uitleggen, alzo dat dezelve jaarlijks mag geëindigd worden, volgende de afdeling van de catechismus zelf daarop gemaakt.
In de lutherse gemeenten was reeds vroeg van een behandeling van de stukken der christelijke leer sprake. De Wittenbergse kerkorde van 1533 bepaalde, dat een priester of een ‘diacon’ over de catechismus zal preken. En wanneer hij de gehele lutherse catechismus tot het einde behandeld had, moest hij opnieuw met de eerste vraag beginnen. Ook in Noord-Zwitserland stond in de Prädicantenordnung van Zürich, die Bullinger en Leo Judae in 1534 gegeven hadden, een bepaling, dat ’s zondagsmiddags een artikel van het christelijk geloof moest behandeld worden. Later preekte men over de catechismus van Calvijn. In de vluchtelingengemeente te Londen werd vanaf 1550 geregeld des zondagsmiddags gepreekt uit de grote catechismus van à Lasco. Deze catechismus, door à Lasco uitgegeven, was vooral bestemd voor de gemeenten in Oost-Friesland. In ons land kregen de catechismus van Genève en die van Heidelberg bekendheid.
Aanvankelijk waren de gemeenten vrij in de keuze van de catechismus, die men gebruikte. Tenslotte was het de Heidelbergse Catechismus die steeds meer gebruikt werd, niet alleen in het huis- en schoolonderwijs, maar vooral in de gemeenten. Deze catechismus, opgesteld te Heidelberg in het Keurvorstendom de Paltz, werd in het jaar 1563 ter goedkeuring voorgelegd aan de Heidelbergse Synode. Deze vergadering hechtte haar goedkeuring aan de ontworpen catechismus en hij werd in het voorjaar van 1563 uitgegeven. Spoedig verschenen vertalingen in het latijn, in alle Europese talen, in het grieks, hebreeuws, arabisch, maleis en singalees. Het allereerst werd deze catechismus overgezet in onze taal door Petrus Datheen in 1563. In 1566 werd deze vertaling afgedrukt achter zijn psalmberijming, onder de titel: ‘Catechismus, ofte Onderwijsinghe in de Christelicke leere’. In andere uitgaven stond er nog bij: ‘alsoo die in den kercken ende scholen der keurvorstelicken Paltz geleert werdt’. Vele uitgaven zijn hierop gevolgd. En op last van de Synode van Zeeland werd de catechismus in 1611 door R. Schilders uitgegeven.
In ons land was Peter Gabriël de eerste die over de Heidelbergse Catechismus preekte te Amsterdam. Gabriël behoorde met Jan Arendsz tot de hage-predikers. Maar in onderscheiding van Arendsz die een eenvoudig man was — hij verstond alleen zijn moedertaal — was Gabriël ervaren in het grieks en latijn. Hij kende alle brieven van Paulus uit het hoofd en had ook schrijvers van zijn eigen tijd gelezen. Zijn bijnaam was ‘De Vlaming’ omdat hij, na zijn monnikspij afgelegd te hebben, predikant was geworden in Brugge in 1564. Vandaar verdreven week hij uit naar Antwerpen. In 1566 duikt hij op in Amsterdam en gaat met zijn vrouw wonen in de Engelsesteeg, een zijstraatje van de Nieuwendijk. Daar begon hij voor een klein aantal toehoorders de Heidelbergse Catechismus te verklaren. Hoewel woonachtig te Amsterdam bleef Gabriël rondreizend prediker. In 1567 moest hij uitwijken naar Embden waar hij ook de Synode van Embden in 1571 bijwoonde. Hij overleed te Delft in 1573. Hij was een man, zoals vele voorgangers in die dagen, doorkneed in de Schrift, vurig prediker, moedig in het geloof en ruim van opvattingen.
Ten aanzien van de catechismusprediking werden spoedig bij de ordening van het kerkelijk leven in ons land bepalingen gemaakt. Zo kwam dit punt reeds aan de orde in Embden 1571. Daar werd het preken uit de Heidelbergse Catechismus door Gaspar van der Heyden en Petrus Datheen sterk aanbevolen. De Synode van Dordrecht 1574 nam het besluit dat de Heidelbergse Catechismus openlijk zal worden geleerd (art. 2). De eerste particuliere vraag op deze nationale synode handelt over ‘goede homilia’s op den Catechismus’. Deze vraag werd zo beantwoord, dat de predikanten geroepen zijn zulke preken te maken en elkaar daarin te oefenen en te scherpen. De Synode van 1578 te Dordrecht gehouden was zelfs van oordeel, dat men in de middagdienst van de avondmaalsviering ‘met de gewoonlicke predicatie ofte catechismo zal voortvaren’. De Synode van Den Haag 1568 bepaalde dat de predikanten des zondags ‘ordinaerlic’ in de middag ‘de somma der christelijche leere in den Catechismo, die teghenwordigh in de nederlandtschen kercken aenghenomen is, vervatet, cortelyc uitlegghen’.
Op deze synode werd dus een voor alle gemeenten bindend besluit gemaakt dat met kleine tussenvoegingen door de grote Synode van Dordrecht 1618-1619 werd overgenomen.
Artikel 68 is stringent geformuleerd, omdat de predikanten de catechismusprediking wel eens nalieten. Sommigen waren zeer vindingrijk in het vinden van argumenten om onder deze verplichting uit te komen. Daartoe laat de redactie van dit artikel echter geen ruimte meer bestaan. De synode wilde dat er één keer per zondag over de catechismus zou worden gepreekt, ook al waren er maar weinig toehoorders, ook al moest de predikant alleen voor zijn eigen gezin preken!
Wat betreft de combinatiën en de vacante gemeenten bepaalde de synode dat ook in zulke gevallen de catechismusprediking niet verwaarloosd mocht worden: ‘De predikanten die twee kerken bedienen zullen naarstigheid doen, dat zij tenminste om de andere beurt na de middag catechismusprediking houden’. Omdat de catechismusprediking een onderwijzend karakter draagt, bepaalde de synode dat zij kort, duidelijk en eenvoudig moest zijn. De herders zullen de catechismus-predikatiën op die wijze inrichten, dat zij zowel de kortheid betrachten en tegelijk ook de duidelijkheid, en kunnen tonen, dat zij rekening gehouden hebben niet slechts met de anderen, maar ook met de onkundige en tedere jeugd. De leden van de Dordtse Synode waren principieel, maar ook zakelijk. Zij hielden rekening met het bevattingsvermogen van de kerkmensen.
De invoering van de catechismusprediking vond aanvankelijk vooral
tegenkanting bij de remonstranten. Zij noemden de catechismus een
menselijk boek dat niet met Gods Woord gelijk gesteld mocht
worden. Buiten de steden werd de catechismusprediking
aanvankelijk slecht bezocht. Dit was niet om principiële redenen,
maar de moeilijkheid was daarin gelegen, dat de predikanten het
landvolk 's zondags niet konden afhouden van hun spelen of
landwerk. Door het verzuim der overheid in het handhaven der
zondagsrust werden stilzwijgend de volksspelen, landarbeid en
dronkenschappen toegelaten. De visitatoren, die de gemeenten en
kerkeraden moesten bezoeken, kregen dan ook van de meerdere
kerkelijke vergaderingen opdracht de kerkeraden op te wekken om
de gemeente te vermanen tot trouw bijwonen van de
catechismusprediking. Ook de overheid werd verzocht om door
strenge plakkaten alle arbeid en vooral de dronkenschappen en
zwelgerijen te verbieden, opdat de dag des Heeren beter zou
worden gevierd. In de steden was het kerkbezoek beter. Velen
gingen des zondags zo niet drie- dan tenminste tweemaal naar de
kerk. Alles werd ook door de moeders in de gezinnen zó ingericht,
dat niemand thuis behoefde te blijven. En vooral de middagdienst,
waarin de catechismusprediking werd gehouden, was goed bezet.
Zowel de burgerij als de adel en de regenten ontbraken niet. Van
Willem I, Maurits, Frederik Hendrik, Willem III en Willem IV
weten wij dat zij dan doorgaans aanwezig waren. Ook zorgden de
ouders er voor dat de kinderen mee naar de kerk gingen.
Zo kreeg de catechismusprediking op zondagmiddag een belangrijke
plaats in de kerkdiensten. Voor velen was naast Gods Woord de
prediking van de catechismus dierbaar. De catechismus was terecht
voor velen een ‘troostboek’, een ‘tweede evangelicum’, een
‘trouwe zieleraad’, waaruit op ziek- en sterfbedden troost
ontvangen werd vanwege de voluit bijbelse inhoud.
Artikel 68 zegt dat de dienaars des zondags ordinaarlijk in de namiddagse predikatie de catechismus kortelijk zullen uitleggen. Het woord ‘ordinaarlijk’ betekent: gewoonlijk, in de regel. Dit veronderstelt dus dat er mogelijkheid is, om bij uitzondering van de regel af te wijken. Men kan de catechismusprediking ook in de morgendienst doen of men kan bij avondmaalsviering en bij christelijke feestdagen van de regel afwijken. Maar het moet uitzondering blijven. Het is ook geen wet van Meden en Perzen dat men de 52e zondag van de catechismus ook op de 52e zondag van het jaar moet behandelen. Er is in deze vrijheid en ruimte, mits er maar elke zondag over een gedeelte van de catechismus wordt gepreekt of een preek daarover wordt gelezen.