Geen kerk zal over andere kerken, geen dienaar over andere dienaren, geen ouderling of diaken over andere ouderlingen of diakenen enige heerschappij voeren.
De artikelen 82-86 worden wel de slotartikelen van de D.K.O. genoemd. Ook artikel 84 valt er onder. Het historisch merkwaardige van dit slot-artikel is, dat het door de eerste Synode die in 1571 te Embden gehouden werd, als eerste artikel in de kerkorde werd opgenomen. De gereformeerde vaderen hebben doelbewust in dat eerste artikel uit willen spreken dat zij van een rooms-pauselijke hiërarchie niet wilden weten. Maar ook hebben zij van meetaf in de kerkorde uitgesproken dat zij geen independentistiche gemeenten wilden zijn, die geheel los van elkaar en naar eigen goeddunken zouden leven zonder binding aan classis en synode. Daarom was ook in dezelfde Acta van Embden opgenomen dat iedere gemeente zich te houden had aan de artikelen die met gemeen accoord gesteld waren. Dit ten behoeve van de wettelijke en behoorlijke orde van de gemeenten. In de gemeente des Heeren is het Christus Zelf Die als Koning en de Heere van Zijn gemeente alle zeggenschap toekomt. Christus is Degene, Die als de enige Meester deze heerschappijvoering van Zijn Vader heeft ontvangen. Naar het Woord van God moet in de kerk alles heengeleid worden naar de onderwerping aan de heerschappij van de Koning Jezus Christus. Allen hebben zich onvoorwaardelijk en volledig aan Zijn regering te onderwerpen. Ook heeft voor alles iedere ambtsdrager de taak er naar te streven om alles tot onderwerping te brengen aan de heerschappij van Christus. In de kerk van Christus mag geen menselijke heerschappij zijn, maar alleen een dienen om Christus’ wil. Ieder heeft zich dan ook te onthouden van alle eigen heerschappijvoering. Dit geldt voor een afzonderlijke gemeente, voor de ambtsdragers en voor de leden. De Synode van Embden wilde aanstonds aan haar samenkomst het karakter geven van een gereformeerde synode. En voor degenen die bang waren dat de synode toch zo iets als een rooms concilie zou worden, heeft men toen duidelijk uitgesproken dat het wel te doen was om op grond van eenheid in belijden de onderlinge band gestalte te geven, maar dat men alle menselijke heerschappij en hiërarchie wilde uitbannen. Dit artikel is door de Synode van Dordrecht 1578 verplaatst naar het einde van de kerkorde, hoewel de redactie bijna woordelijk dezelfde bleef.
De bedoeling van dit artikel was dan ook om te bepalen dat de ene
gemeente niet over de andere, de ene ambtsdrager niet over de
andere heersen mag. Alle gemeenten en alle ambtsdragers zijn
gelijk. Zo ging dit artikel niet alleen in tegen de
bisschoppelijke hiërarchie van de roomse kerk, maar ook tegen het
superintendentschap dat de gereformeerden in Duitsland en
Engeland kenden. Dit superintendentschap, waarbij een predikant
belast is met het opzicht over het kerkelijk leven in een bepaald
district, werd door de hollandse gemeenten afgewezen. De uit de
Reformatie ontstane gereformeerde kerk aanvaardde op grond van de
nieuwtestamentische gegevens dat iedere plaatselijke gemeente een
openbaring is van het lichaam van Christus. In zelfstandig
geïnstitueerde gemeenten is het wezen van een plaatselijke
gemeente aanwezig. Daarom zijn alle plaatselijke gemeenten in
wezen gelijk en mag de een niet over de ander heersen. En wat
voor de gemeenten geldt, geldt ook voor de ambtsdragers. Geen
predikant mag heersen over een andere predikant, geen ouderling
of diaken over een andere ouderling of diaken. Alle ambtsdragers
zijn in een algehele gelijkstelling naast elkaar geplaatst, maar
allen zijn ze ondergeschikt aan Christus.
Dit geldt ook voor iedere groep van ambtsdragers ten opzichte van
elkaar. De dienaren des Woords mogen niet heersen over de
ouderlingen en de diakenen, en de ouderlingen niet over de
predikanten en de diakenen. Iedere groep van ambtsdragers heeft
in het kerkelijk leven een eigen toegewezen taak en deze moet
niet heersend, maar dienend volbracht worden. Elke aanmatiging
van voorrang of het opeisen van een dominerende positie zowel bij
gemeenten onderling als ambtsdragers onderling, mag in de kerk
van Christus niet gevonden worden.
Toch kan aan artikel 84 geen pleidooi ontleend worden door independenten die uitspreken dat de principiële gelijkheid der gemeenten inhoudt dat men het gezag van classicale en synodale vergaderingen verwerpen moet. Van independentistische zijde is steeds naar voren gebracht dat classicale en synodale beslissingen afhankelijk moeten gemaakt worden van de daarop volgende goedkeuring door de afzonderlijke gemeenten. Men stelt dat men zich anders schuldig zou maken aan heerschappijvoering ten opzichte van de plaatselijke gemeente. Dit is echter onjuist, want één der principes van de gereformeerden, die ook in de kerkorde tot uitdrukking gebracht is, is dat het samenleven in een gemeenschap met andere gemeenten niet maar een vrijblijvende aangelegenheid is. Het is de wil van de Koning Christus dat Zijn gemeenten niet los van elkaar blijven leven, maar samen een eenheid vormen, gelijk ieder Christus-belijder niet op zijn eentje mag blijven staan, maar schuldig is zich bij de zichtbare kerk te voegen om daar de gemeenschap der heiligen te beoefenen. Dan moeten er ook een kerkorde en regels zijn waaraan ieder zich moet onderwerpen. De plaatselijke gemeenten hebben zich vrijwillig tot het kerkverband met classes en synoden verenigd. Dit om elkaar bij te staan en om samen besluiten te nemen die dienen tot het welzijn van de kerk. In dit opzicht heeft iedere plaatselijke gemeente dan ook vrijwillig afstand gedaan van haar vrijheid om alles zelf te regelen zonder rekening te houden met andere gemeenten. Men heeft zich vrijwillig gevoegd bij de kerk met haar regels van orde en daaraan heeft men zich dan ook te houden. Dit is geheel naar de Schrift gelijk het Apostelconvent te Jeruzalem duidelijk te kennen geeft (Hand. 15: 1-33). Er is een vrijheid van de plaatselijke gemeente die erkend en gehandhaafd moet worden, maar ze wordt beperkt — men voegde zich immers vrijwillig bij het kerkverband — door de besluiten die op de meerdere vergaderingen worden genomen.