Artikel 50. De generale synode

 

De nationale synode zal ordinaarlijk alle drie jaren eens gehouden worden, ten ware dat er enige dringende nood ware, om de tijd korter te nemen. Tot deze zullen twee dienaren en twee ouderlingen uit elke particuliere synode (beide van de duitse en waalse sprake), afgezonden worden. Voorts zal de kerk die last heeft om de tijd en de plaats der generale synode te benoemen (zo dezelve binnen de driejaren te beroepen ware), haar particuliere synode vergaderen, en hetzelve ook der naast gelegen kerk, die van een andere taal is, laten weten, dewelke vier personen daarhenen zenden zal, om met gemeen advies van de tijd en de plaats te besluiten. Dezelfde kerk die verkoren is om de generale synode te beroepen, wanneer zij met de classis van de tijd en de plaats beraadslagen zal, zal hetzelve der hoge overheid intijds te kennen geven, opdat met haar weten (zo het haar gelieft mede enigen te zenden tot de classis) van de zaak in tegenwoordigheid en met advies van hare gedeputeerden besloten worde.

 

De breedste vergadering

De nationale of generale synode is de breedste vergadering van de kerk. Een generale synode in de volste zin des woords, waarheen de kerken van één belijdenis, waar ter wereld ook, haar afgevaardigden heen konden zenden, is het ideaal geweest van de Reformatie. Zij beschouwde de kerk als de openbaring van het lichaam van Christus, dat zich niet beperkt tot één land en tot één volk. Van Calvijn is het woord bekend, dat hij wel zeeën en oceanen wilde doorkruisen om de eenheid van de kerk te bevorderen en eenheid in belijdenis te verkrijgen. Ook onze Nederlandse Geloofsbelijdenis zegt in art. 27, dat ‘deze heilige kerk niet gelegen, gebonden of bepaald is in een zekere plaats of aan zekere personen, maar dat zij verspreid en verstrooid is door de gehele wereld; nochtans te zamen gevoegd en verenigd zijnde met hart en wil in eenzelfde Geest, door de kracht des geloofs’.

Toen in de praktijk het ideaal niet verwezenlijkt kon worden, trad de gedachte meer naar voren om de betekenis van het woord generaal (algemeen) te beperken tot het eigen land, zodat generaal en nationaal door elkaar en zonder onderscheid gebruikt werden. Reeds in de dagen van Embden (1571) werd generaal in de meer beperkte zin van nationaal gebruikt. Wel heeft de grote Synode van Dordrecht 1618-1619 enigermate het karakter gedragen van een algemene synode van alle gereformeerde kerken omdat ook buitenlandse afgevaardigden uitgenodigd waren om in de leergeschillen niet alleen te adviseren maar ook een beslissende stem uit te brengen. Die bevoegdheid werd alleen verleend t.a.v. de geschilpunten met de remonstranten, en niet m.b.t. de verschillende andere zaken, die uit de nederlandse kerken ter synode gebracht waren. En toen de zaak der remonstranten veroordeeld was, vertrokken de buitenlandse afgevaardigden en transformeerde de synode zich in een zuivere nationale synode.Door de scheidingen in het kerkelijk leven in ons land kan nu niet meer gesproken worden van een nationale synode. De naam generaal geeft thans aan dat de breedste vergadering van een kerk samenkomt.

 

De frequentie van het vergaderen

Volgens art. 50 D.K.O. zal de generale synode ‘ordinaarlijk alle drie jaren eens gehouden worden, ten ware dat er enige dringende nood ware, om de tijd korter te nemen’. Het woord ordinaarlijk komt van ordinatio d.i. regeling, en betekent: in de regel niet: naar de regel. Er kunnen dus uitzonderingen zijn, zonder dat de kerkorde opzij wordt gezet. De bepaling van het eens in de drie jaren samenkomen, is geen beginsel dat wordt voorgeschreven in Gods Woord. De eis van de praktijk van het kerkelijk leven moet hierin beslissen. De oude kerk ten tijde van Augustinus volgde de regel van jaarlijkse synoden en aanvankelijk wüde men in ons land deze regel ook volgen (Convent van Wezel 1568). De eerste Synode (Embden 1571) veranderde één jaar echter in twee jaar en de praktijk werd om de drie jaar samenkomen.

Vanwege de tegenstand van de overheid tegen een nationale synode verliep er vijfjaar sedert Middelburg (1581) voor de volgende synode bijeenkwam. Na 1586 (’s-Gravenhage) verliepen er evenwel tweeëndertig jaar voordat Dordrecht 1618-1619 samenkwam. En na 1619 werd ze tot in de negentiende eeuw in het geheel niet meer gehouden.

Voetius achtte het houden van een jaarlijkse algemene synode, zoals dat ook in de zeventiende eeuw in Schotland, Frankrijk, Hongarije en Zwitserland plaats vond, het aanbevelenswaardigst. Maar de vervolgingen en de oorlog bleken dat aanvankelijk te belemmeren, terwijl later de overheid van een geregeld samenkomen in een generale synode gevaar duchtte dat de macht van de kerk te groot zou worden.

Een spoediger samenkomen dan eens in de drie jaar heeft voordelen en nadelen. Voordelen zijn o.a. dat sommige hangende kwesties, b.v. zaken van appèl, eerder behandeld kunnen worden. Ook wordt dan voorkomen dat te veel zaken zich ophopen en de synode in de verleiding komt om de kwesties te overhaastig af te doen om tijd te winnen. Dit mag natuurlijk niet, daar de zaken van de kerk te belangrijk zijn om er zich te haastig doorheen te slaan. Een voordeel is ook dat er minder aan deputaten opgedragen behoeft te worden, en dat er ook meer zekerheid is dat de genomen besluiten ook uitgevoerd worden.

Nadelen zijn o.a. dat men meer gelegenheid heeft om zaken ter generale synode aanhangig te maken, en dat daardoor de agenda uitgebreider zal worden. De belangrijkheid van de particuliere synode raakt ook meer op de achtergrond, omdat vele zaken, die deze synoden zelf kunnen afhandelen, nu verschoven worden naar de generale synode. Bovendien zullen de kosten aanmerkelijk verhoogd worden. Kuyper sprak er in zijn dagen al van dat het houden van een synode om de drie jaren tijd en geld spaart.

 

De leden van de generale synode

In vele landen was de leiding der Reformatie in de handen van de overheid. Deze eiste in vele gevallen het recht op om een synode samen te roepen en daarvoor regels te geven. Niet alleen was de invloed van de regering zeer groot in de lutherse landen, ook in de gereformeerde landen was dit het geval. Zo werd de beroemde Synode van Westminster door het parlement bijeengeroepen, terwijl vele leden van het parlement aangewezen werden om deel te nemen aan de arbeid van de synode naast theologen en ouderlingen. Op de grote Dordtse Synode van 1618-1619 waren achttien politieke commissarissen aanwezig aan wie de handhaving van de uitwendige orde was opgedragen. Zij hadden zelfs het recht van veto, d.i. de bevoegdheid om een door de synode genomen besluit krachteloos te maken. Toch hebben de gereformeerden, indien zij de vrijheid daartoe van de overheid hadden, zelf regels voor het kerkelijk leven ontworpen, zodanig dat de kerk geregeerd kon worden naar de ordeningen door Christus. Op de eerste Synode te Embden 1571 vergaderde de kerk nog rechtstreeks door afvaardiging van de plaatselijke gemeenten, daar er toen nog geen classes en particuliere synoden waren. Maar de volgende synoden kwamen reeds op organische of getrapte wijze samen, door afvaardiging via classes en particuliere synoden. Het is nu eenmaal praktisch onmogelijk dat in een kerk met een behoorlijk aantal gemeenten iedere kerkeraad één ouderling en één predikant naar de synode stuurt.

De D.K.O. bepaalt dat iedere particuliere synode twee predikanten en twee ouderlingen zal afvaardigen. Toen er aanvankelijk nog geen bepaling was, kwamen er veel meer predikanten dan ouderlingen. Het gevaar van dominocratie (predikantenheerschappij) dreigde. Daarvoor wilde de Dordtse Synode waken door vast te stellen, dat er een gelijk aantal predikanten en ouderlingen op de generale synode aanwezig moeten zijn. Daar volgens gereformeerd gevoelen een synode een presbyteriaal regeercollege is, behoren de afgevaardigden evengoed uit de ouderlingen als uit de predikanten gekozen te worden.

Van den beginne aan geschiedde de afvaardiging door vrije stemming. Dit bracht mee dat dikwijls dezelfde personen werden afgevaardigd, omdat zij het bekwaamst waren. Daarover werd wel eens geklaagd, b.v. op de Synode van Middelburg 1581. Daar werd gevraagd of het niet goed was, dat dezelfde predikant niet tweemaal achtereen afgevaardigd werd, opdat dan ook de andere predikanten leren mochten? Maar de synode antwoordde, dat de kerkeraden, classes en synoden vrij zouden zijn om te zenden ‘die sy daer toe bequaem vinden sullen, naar haere beliefte’. De kerkelijke vergaderingen zijn geen leer-of oefenscholen, maar samenkomsten van regering en tucht. Daar is aan de beste krachten behoefte. En het gevaar van hiërarchie is niet zo groot dat het voordeel van de vrije verkiezing daarvoor moet worden prijsgegeven.

Artikel 50 zegt, dat de predikanten en ouderlingen uit de particuliere synode afgezonden moeten worden. Dit betekent niet dat zij bij verkiezing in de vergadering zelf aanwezig moeten zijn. Deze bepaling ziet op het ressort, het gebied van de particuliere synode. Voor de meerdere kerkelijke vergaderingen kunnen ook predikanten en ouderlingen benoemd worden, die van de mindere vergadering geen lid zijn.

De bepaling van de afvaardiging van twee predikanten en twee ouderlingen is na de Afscheiding of Wederkeer door de kerken wel eens aangepast met het oog op de wenselijkheid van de praktijk. Maar steeds zodanig dat het aantal predikanten en ouderlingen gelijk moet zijn.

 

De samenroeping van de synode

Ook deze bepaling veronderstelt, dat het recht van samenroeping aan de kerk zelf toekomt. Het Convent van Wezel 1568, was samengekomen op persoonlijke uitnodiging, vooral van Marnix van St. Aldegonde en van Petrus Datheen. De eerste synoden werden aanstonds op kerkelijke wijze samengeroepen. Later werd de overheid erbij betrokken. Dat geschiedde niet omdat de kerk het recht van uitschrijving der synode aan de overheid toekende, zoals ‘de politieken’ wilden, maar omdat de overheid gereformeerd was en de kerk op haar autoriteit kon steunen. Zo is de Synode van ’s-Gravenhage 1586, op verzoek van vele gemeenten door de graaf van Leycester uitgeschreven.

Artikel 50 zegt over de wijze van samenroepen dat de synode zelf ‘een synodale gemeente’ moet kiezen ‘die last heeft om de tijd en de plaats der generale synode aan te wijzen’. Gewoonlijk bepaalt de synode zelf uit praktische overwegingen de plaats en tijd van de volgende synode. De synodale gemeente moet dan de uitwerking verder regelen.

Nu kan er reden zijn om de synode vervroegd te doen samenkomen. Voor deze vervroegde of buitengewone synode is het advies van de particuliere synode nodig. Dit werd reeds vastgesteld op de Synode van Middelburg 1581: ‘Voorts zal de kerk die last heeft om de tijd en plaats van de generale synode te benoemen, zo dezelve binnen de driejaren te beroepen ware, haar particuliere synode vergaderen... om met gemeen advies van de tijd en de plaats te besluiten’. Er moeten toch wel zeer dringende redenen zijn om tot een vervroegde of buitengewone synode over te gaan. De praktijk heeft geleerd, niet te haastig te zijn en ook niet overijld te werk te gaan. Maar in bepaalde dringende gevallen kan de classis het verzoek richten tot haar particuliere synode, die de eindbeslissing heeft. Naar goede oude gewoonte wordt als een generale synode bijeenkomt, een bidstond gehouden. Reeds Middelburg 1581 besloot daartoe om ‘te zamen gekomen zijnde, vóór alle andere handelingen zich tot vasten en bidden (te) begeven, en de dienaar der plaats een vermaning uit Gods Woord tot de aanstaande handel bekwaam zijnde, doen zal’. Het kerkelijk gebruik is thans, dat de praeses van de vorige synode in de bidstond van de volgende synode voorgaat. Hoewel dit niet noodzakelijk is, daar de credentiebrieven (lastbrieven) daarvoor voldoende waarborgen bieden, werd in de vorige eeuw in sommige afgescheiden kerkformaties de gewoonte ingevoerd, dat alle leden bij de aanvang van iedere synode opstaan van hun zitplaatsen en door een openlijke verklaring, hun instemming betuigen met de belijdenisschriften.

 

De taak van de generale synode

Wat betreft de zaken die op de generale synode kunnen en moeten behandeld worden, zijn dit in het algemeen, evenals op alle andere vergaderingen, alleen kerkelijke zaken. Economische, politieke, wetenschappelijke vraagstukken behoren op een kerkelijke vergadering niet thuis (zie de toelichting art. 30 D.K.O.). De roomse kerk gaat van het beginsel uit dat de kerk zeggenschap heeft over alle terreinen van het leven en dat alle levensgebieden van staat en maatschappij in dienst van de kerk staan. De calvinistische Hervorming heeft echter het staatkundig en maatschappelijk leven een eigen gebied toegekend, dat duidelijk moet worden onderscheiden van het gebied van de kerk. Daar krijgt immers Gods bijzondere genade door Woord en Geest gestalte. De kerk mag niet buiten haar gebied gaan, hoewel zij wel de roeping heeft om het licht van Gods Woord te laten schijnen over geheel het leven van de mens. Zij heeft ook als opdracht de eis van Gods Woord voor te houden aan de overheid en het volk, opdat het Evangelie staat en maatschappij zal doortrekken en zal werken als een zuurdesem.

In het kort kunnen we zeggen dat de generale synode tot taak heeft te handelen over de leer en de regering van de kerk en over alle dingen, die op een mindere vergadering niet afgehandeld kunnen worden. Tot de bevoegdheid van de synode behoort de vaststelling en handhaving van de belijdenis en het geven van algemene regels voor de orde en de tucht. Iedere gemeente of enig deel van de kerk mag hierin niet geheel naar eigen goedvinden handelen. Iedere gemeente heeft zich immers in principe vrijwillig aangesloten bij het kerkverband en is daarom ook gebonden in overeenstemming te handelen met wat de gemeenten zelf vaststellen. Dit betekent niet dat de beslissing van de synode onfeilbaar zou zijn, maar wel dat een plaatselijke gemeente moet handelen naar de algemene regel, dat de minderheid zich moet conformeren aan de meerderheid (Zie verder de toelichting op art. 31).

Zo is de generale synode van grote betekenis, omdat zij de band der eenheid met al de gemeenten onderhoudt. Al de gemeenten die met elkaar in één verband leven komen er samen, en nemen daar besluiten die voor het kerkelijk leven van groot gewicht zijn en voor alle gemeenten kracht bezitten. De noodzakelijkheid van een generale synode is door de gereformeerde vaderen bij de aanvang der Reformatie direct ingezien, zodat het Convent van Wezel 1568, bepaalde: ‘Dat er gemeenschappelijke gelden bijeengebracht werden tot het samenroepen van een provinciale synode voor geheel Nederland, ten einde door een wettige synode kunne vastgesteld worden wat in deze en alle andere zaken dient nagekomen te worden ten bate van de gemeenschappelijke inrichting der kerken en de onderhouding van een zo voortreffelijk mogelijke orde’.


Gier, K. de (1989)


COMMENTAAR OP
Kerkorde GG (1907) Art. 50