Artikel 42. De keurstem van niet afgevaardigde predikanten in de classis


Daar in een plaats meer predikanten zijn dan één, zullen die al te zamen in de classis mogen verschijnen en keurstemmen hebben, ten ware in zaken, die hun personen of kerken in het bijzonder aangaan.

 

Adviserende stem of keurstem?

De classisvergadering is een vergadering van naburige gemeenten waarheen iedere gemeente twee afgevaardigden zendt, n.l. één predikant en één ouderling. In geval de predikant ontbreekt, komt er een ouderling in de plaats van de predikant. Deze twee afgevaardigden van iedere gemeente hebben keurstem, d.i. een beslissende stem.

De gereformeerde gemeenten tijdens de Reformatie ontstaan, stelden er vanaf de aanvang prijs op, dat alle predikanten op de classisvergadering kwamen. Zij gaven echter niet al de predikanten van een gemeente met meerdere dienaren een keurstem, echter wel een adviserende stem. Deze regel werd gemaakt, opdat gemeenten met meerdere predikanten kleinere gemeenten niet zouden overstemmen en het grondbeginsel van het gereformeerd kerkrecht dat geen enkele kerk over de andere zou heersen, geschonden zou worden. Toch kwam later de praktijk op dat al de predikanten van grote gemeenten ter classis kwamen en daar ook keurstem ontvingen. De oorzaak hiervan was, dat als regel de predikanten van de grotere stadsgemeenten de meest bekwame kerkelijke leiders waren tegenover die van de dorpen, waarbij de kennis van kerkrecht nog gering was. De adviezen van de stadspredikanten waren meestal van doorslaggevende betekenis en deze praktijk drong er toe al de aanwezige predikanten op de classis een beslissende stem te geven.

 

Verschil van gevoelen

Toch was men over deze zaak niet geheel van één gevoelen. Zo werden er op de Particuliere Synode van Tholen 1602 over deze kwestie twee brede rapporten uitgebracht, die duidelijk twee visies weergaven. In het eerste rapport, o.a. ondertekend door Antonius Waleus, werd voorgesteld één predikant en één ouderling op de classis keurstem te geven. Als reden gaven de samenstellers op dat als men aan alle predikanten ter classis een keurstem gaf, die ook moest gegeven worden aan alle meerdere ouderlingen die aanwezig waren. Verder noemden zij als bezwaar dat het keurstem geven aan meer dan één predikant van een gemeente de weg zou openen voor de heerschappij van de ene gemeente over de andere.

Het tweede rapport dat door de predikanten Faukelius en Rademaker werd aangeboden, pleitte voor de gewoonte van het keurstem geven aan meerdere predikanten van één gemeente. Zij wezen op de sedert de Reformatie ontstane gewoonte dat alle predikanten op de classis moesten verschijnen. Aangezien alle predikanten ter classis persoonlijk de belijdenis des geloofs ondertekenden, moesten zij als lidmaten van de classis erkend worden. Ook meenden zij dat als er geen keurstem gegeven werd, vele predikanten niet zouden komen en daardoor onwetend zouden blijven van de besluiten van de classis.

 

De beslissing van Dordrecht

Toen de Dordtse Synode 1618-1619 vergaderde, was het in vele classis reeds gewoonte aan alle predikanten keurstem te verlenen. Bij meerderheid van stemmen werd besloten dat alle predikanten van een gemeente ter classis mogen komen en dan keurstem ontvangen. Volgens artikel 41 moet elke gemeente één predikant afvaardigen. De overige predikanten mógen komen en hebben dan dezelfde rechten als hun afgevaardigde collega. De Dordtse Synode heeft het bezwaar dat deze bepaling met zich kan meebrengen onderkend. Daarom wordt tenslotte in artikel 42 gezegd, dat deze predikanten geen keurstem mogen hebben ‘in zaken, die hun personen of kerken in het bijzonder aangaan’. Om partijdigheid te voorkomen, dienen in het algemeen alle afgevaardigden zich van stemming te onthouden in rechtszaken en geschillen, die hun eigen persoon en kerk betreffen. Niemand toch mag rechter zijn in eigen zaken. Wel moet er steeds gelegenheid gegeven worden om de zaak in kwestie zoveel mogelijk toe te lichten, maar de beslissing moet aan de classis overgelaten worden, die geroepen is om een oordeel uit te spreken. De praeses van de classis heeft er voorts zorg voor te dragen, dat er door de persoon of kerkeraad in kwestie niet zulk een onbehoorlijke invloed uitgeoefend wordt, dat de classis zelf geen eigen onpartijdig en rechtvaardig oordeel zou kunnen uitspreken.


Gier, K. de (1989)


COMMENTAAR OP
Kerkorde GG (1907) Art. 42