Artikel 64. De avondgebeden

 

Alzo de avondgebeden in vele plaatsen vruchtbaar bevonden worden, zo zal in het gebruik derzelve elke kerk volgen hetgeen zij acht tot haar meeste stichting te dienen. Doch wanneer men ze begeren zou weg te nemen, zal hetzelve niet zonder het oordeel der classis, mitsgaders de overheid, de gereformeerde religie toegedaan, geschieden.

 

De historische achtergrond

Dit artikel van de kerkorde is geheel verouderd. Het werd opgesteld in verband met de heersende gewoonten in de zestiende eeuw. Men verstond toen onder avondgebeden de samenkomsten in de kerk die uitsluitend gehouden werden voor het gemeenschappelijk gebed.

De roomse kerk kent vanouds haar vespers. Dat zijn voor ieder toegankelijke avondgebeden die in kloosters en kathedralen elke dag gehouden worden. Daarin zijn de geestelijken verplicht uit het roomse brevier, of gebedenboek, te bidden. Luther verving deze vespers door preekdiensten. Toch werden de avondgebeden in navolging van de roomse gewoonte om elke avond de kerk daarvoor open te zetten, aanvankelijk in de reformatietijd nog wel gehandhaafd. Deze diensten bestonden dan in een korte bijbellezing met gebed. Doch al spoedig kwam hiertegen bezwaar. Daarom besloot de Synode van Dordt 1574 dat men ze niet moest invoeren waar ze niet waren en waar ze wel in gebruik waren, moest men ze maar zo spoedig mogelijk afschaffen. Men oordeelde dat men beter getrouw de gewone predikaties moest bezoeken en dat het beter was dat men thuis de huisgebeden zou houden.

Toch leidde het besluit van de synode niet tot algehele afschaffing van de avondgebeden in de kerk. Ze bleven hier en daar met een zekere taaiheid voortbestaan. Daarom besloot de Synode van Middelburg 1581 dat ze maar moesten blijven waar het de gewoonte was en dat men ze niet mocht afschaffen zonder het oordeel van de classis en zonder toestemming van de gereformeerde overheid ter plaatse. Maar waar het niet de gewoonte was, mocht men ze niet invoeren. Zo heeft ook de D.K.O. dit artikel nog gehandhaafd.

 

De ontwikkeling sedert de zeventiende eeuw

Deze avondgebeden bleven nog een vrij lange tijd in gebruik, maar in de zeventiende eeuw verdwenen ze langzamerhand geheel. Het bleek praktisch onmogelijk de gehele gemeente des avonds bijeen te krijgen. Op zondagavond bleven ze het langst bestaan, zodat in sommige steden de zondag-avondbeurten nog lang het ‘zondagavondgebed’ genoemd werden. Langzamerhand raakte ook dit geheel in onbruik. In ons land kent men ze niet meer, behalve dan in pinkstergroeperingen, waar ze echter het karakter gekregen hebben van samenkomsten voor genezing op gebed. In Engeland kent men nog wel de ‘prayermeeting’. Zo houden de Strict baptists, die in Nederland vaak worden aangeduid als de Philpotgemeenten, daar nog iedere week een gebedssamenkomst onder leiding van een predikant of ambtsdrager. Daarin wordt een meditatie gehouden over een schriftgedeelte, terwijl daarna enkele aanwezigen gelegenheid ontvangen om hardop een gebed te doen. Het geheel wordt afgewisseld met gezang. In ons land zijn de bijbellezingen wel in de plaats gekomen van de avondgebeden. Vooral in de kringen van het Réveil hield men in de vorige eeuw deze bijbellezingen. Meestal, maar niet altijd, worden deze samenkomsten geleid door de predikanten. De naam van Da Costa is ook in dit verband bekend geworden. In de kring van de Doleantie kreeg de naam van Ph.S. van Ronkel bekendheid. Deze bijbellezingen werden vooral in de winter op een avond in de week gehouden tot vermeerdering van de kennis van Gods Woord. Men behandelde dan doorgaans een bepaald bijbelboek of een aansluitend gedeelte daarvan. Dit goede gebruik bestaat hier en daar nog.


Gier, K. de (1989)


COMMENTAAR OP
Kerkorde GG (1907) Art. 64