Artikel XIV.
Zoo eenige dienaars om de
voorschreven of eenige andere oorzaken hunnen dienst voor eenen
tijd onderlaten moesten, 't welk zonder advies des kerkeraads
niet geschieden zal, zoo zullen zij nochtans ten allen tijde de
beroeping der gemeente onderworpen zijn en blijven.
Artikel 14.
Onveranderd.
Onderbreking van de dienst
De enige opmerking komt van FH: is het wel wenselijk "advies" te
vervangen door "bewilliging"? Dit n.a.v. gs-Utrecht 1923 Acta
art. 17: "De synode besluit dat in Art. 14 K.O. naar het oordeel
der Synode het woord "advies" moet verstaan worden als
"bewilliging".
Jansen (p. 65): "Het woord "advies" heeft hier de kracht van
consensus, d.i. toestemming, bewilliging van den kerkeraad en is
dus sterker dan in de artt. 4 en 5 K.O., waar het zoveel als
judicium, d.i. oordeel beteekent". Als Jansen gelijk heeft, en uw
comm. heeft geen reden om daar aan te twijfelen, ligt het
taalkundig voor de hand de juiste term te gaan gebruiken.
Artikel 12.
Zo enige dienaars door ziekte of enige andere oorzaken hun dienst
voor een tijd onderlaten moesten, 't welk zonder advies des
kerkeraads niet geschieden zal, zo zullen zij nochtans ten allen
tijde de beroeping der gemeente onderworpen zijn en blijven.
De synode stelt dit artikel direct na eerste lezing vast. Zij gaat uit van de tekst van de commissie.
14. Zo enige dienaars door ziekte of enige andere oorzaken hun dienst voor een tijd onderlaten moesten, 't welk zonder advies des kerkeraads niet geschieden zal, zo zullen zij nochtans ten allen tijde de beroeping der gemeente onderworpen zijn en blijven.
Dit rapport behandelt het betreffende artikel niet.
15. Artikel 14 (acta)
T.M. 1. Dit artikel passeerde enige malen ongehinderd de
revue.
Pas bij de taalkundige behandeling kwam de schijnwerper er zo
scherp op te staan, dat verscholen problemen zichtbaar werden.
Depp. kwamen tenslotte tot de conclusie dat zij hier met een
verouderd artikel te maken hadden.
2. Ter g.s. Kampen werd de eerste zin zelfstandig geformuleerd
t.a.v. art. 13. 'Zo enige dienaren om de voorgeschrevene of enige
andere oorzaken.' werd 'Zo enige dienaars door ziekte of enige
andere oorzaken.' Het woord 'voorgeschrevene' sloeg op de in art.
13 genoemde 'ouderdom, ziekte…'.
Bij de zelfstandige formulering viel 'ouderdom' als mogelijke
reden voor tijdelijke onderbreking van de dienst logischerwijze
weg. Alleen ziekte of 'andere oorzaken' bleven over.
3. Tijdelijke onderbreking van de dienst in eigen gemeente,
geheel of gedeeltelijk, is ook in onze tijd mogelijk. Voorbeelden
zijn: ziekteverlof, studieverlof, 'uitlening' aan een kerk in het
buitenland (destijds Curaçao, Monte Alegre), afvaardiging naar
een generale synode.
De reden om van een verouderd artikel te spreken ligt echter in
datgene, wat het artikel voor zulke gevallen bepaald heeft. De
betrokken predikanten zullen 'nochtans ten allen tijde de
beroeping der gemeente onderworpen zijn en blijven'.
Wat moet hier in nieuwer nederlands gezegd worden? Dat ze altijd
beroepbaar blijven? Of dat ze altijd bereid moeten zijn een
beroep te overwegen? Of dat de eigen gemeente het altijd over hen
te zeggen heeft?
4. Jansen (p. 63 e.v.) spreekt hier van 'tijdelijk ontslag uit
den dienst' en zegt het is 'eigenlijk een tijdelijk onderlaten
van den dienst… waarbij de ambtelijke betrekking gelden blijft'.
Dit geldt dan in het geordende kerkelijke leven in de vrijheid
van onze eeuw. 'Bij studieverlof, buitenlandse reis enz. kan het
ontslag voor een bepaalden tijd van drie of zes maanden plaats
hebben en, zoo noodig, telkens weer voor een bepaalden tijd
verlengd worden. Maar een verlof tot herstel van gezondheid, of
tot het medewerken aan een Bijbelvertaling, kan ook voor
onbepaalden tijd gegeven worden, als maar vast staat, dat het
'voor een tijd' is. Immers wanneer de oorzaak of reden voor het
verlof vervallen is, houdt het verlof vanzelf op en treedt hij
weer in zijn dienst".
Depp. cursiveerden enkele gedeelten, die in de huidige situatie
inderdaad gelden. Bij alle soorten tijdelijk verlof blijft de
predikant verbonden aan zijn gemeente, en bij afloop van de
termijn of het wegvallen van de reden houdt het verlof vanzelf
op.
5. Maar dit is nu juist niet wat de bepaling van art. 14 zegt.
Deze heeft betrekking op een heel andere situatie. 'Volgens de
oude redactie van Dordrecht, 1578, art. 7, doelden deze woorden
allereerst op predikanten, die een kruisgemeente gediend hadden,
maar omdat het gevaar te groot was, van hun gemeente waren
losgemaakt en nu geen gemeente meer hadden. Zulke predikanten
waren te allen tijde aan de beroeping der gemeente, d.i. van elke
andere gemeente, die hen beroepen wilde, onderworpen; … zij waren
te allen tijde schuldig zich aan de beroeping der kerk, nl. van
elke andere kerk, te onderwerpen'. Opnieuw cursiveren depp.
enkele gedeelten. Naar hun oordeel is de oude bepaling materieel
niet meer te verbinden met de thans in het artikel aan te duiden
situatie. Dit zou inhouden dat een predikant die ziekte- of
studieverlof krijgt, te allen tijde verplicht zou zijn zich aan
de beroeping van elke andere kerk te onderwerpen.
6. In de Chr. Geref. Kerken heeft men op deze plaats een
materieel veranderde bepaling gemaakt. 'Wanneer een dienaar des
Woords… zijn dienst voor een tijd moet onderbreken, wat niet
geschieden zal zonder advies van de kerkeraad, behoudt deze te
allen tijde het recht hem terug te roepen'.
Depp. achten dit geen zinvolle verandering. Het kan weleens nodig
zijn dat een bepaald verlof onderbroken wordt, omdat de
aanwezigheid van de predikant door omstandigheden wordt vereist
en ook binnen de mogelijkheden ligt. Maar een dergelijk geval kan
door kerkeraad en predikant opgelost worden en hoeft geen zware
bepaling in de kerkorde te hebben.
Mocht een predikant na herstel van ziekte of na afloop van een
verlof weigeren zijn dienst weer op te nemen, dan komen art. 79
en 80 aan de orde (trouwerloze verlating van zijn dienst).
7. Depp. hebben overwogen nog iets van de bepaling te bewaren,
bijv.
a. dat een predikant zijn ambtswerk niet mag onderbreken zonder
verlof van de kerkeraad;
b. dat een wegens ziekte geëmeriteerde predikant zich weer
beroepbaar moet stellen, wanneer hij toch nog herstelt;
c. dat een 'losgemaakte' predikant een beroep moet willen
aanvaarden.
Het eerste spreekt echter vanzelf, terwijl bij b en c sprake is
van zeldzame gevallen. Het tweede moet zelfs ongewenst geacht
worden, want emeritaat wegens ziekte wordt pas verleend, wanneer
aangenomen moet worden dat er geen uitzicht meer is op herstel.
Als de ziektetoestand van psychische aard is, kan de verplichting
om bij herstel de dienst weer op te nemen, tot gevolg hebben dat
de kwaal weer terugkomt.
8. Depp. stellen u voor, dit artikel geheel te laten vervallen.
Art. 14.
Naar het oordeel van depp., en naar het oordeel van uw commissie
kan het oude art. 14 geheel vervallen. Zie "bruin", pag.
24-26.
Een broeder schrijft: als een predikant op verzoek van een andere
kerk op reis gaat (Indonesië, Curaçao) op welke instantie kan de
kerkeraad zich dan beroepen als hij meent dat de toestand in
eigen gemeente dit reizen niet toelaat.
Uw commissie verwijst naar "bruin", zoëven genoemd, en naar art.
80 K.O., waar gesproken wordt over "trouweloze dienstverlating".
Het oude art. 11, tweede deel, heeft in het concept van depp.
hier zijn plaats gekregen. Terecht, naar het oordeel van uw
commissie. Het nieuwe artikel 14 is inhoudelijk gelijk aan art.
11b, oud.
De behandeling van dit artikel is niet apart vermeld in het acta-verslag.
Artikel XX.
In de kerken, waar personen
zijn, die volgens art. VIII bekwaam zijn geoordeeld om tot den
dienst des Woords te worden voorbereid, zal men tot hunne
oefening het gebruik der propositiën kunnen instellen.
Zie artikel 20.
Zie artikel 8.
De behandeling van dit artikel is niet apart vermeld in het acta-verslag.
Artikel XXVI.
De diakenen zullen, ter
plaatse weer huiszittenmeesters of andere aalmoezeniers zijn, van
dezen begeeren goede correspondentie met hen te willen houden,
teneinde de aalmoezen te beter uitgedeeld mogen worden onder
degenen die meest gebrek hebben.
Artikel 23.
De diakenen zullen, indien nodig en mogelijk, ter wille van de
goede voortgang van Diaconaal
werk contact oefenen met instellingen voor maatschappelijk
werk.
Toelichting:
Dit is art. 26 (oud), aangepast aan de tegenwoordige situatie,
met enig voorbehoud.
Depp. hebben art. 26 (oud) aangepast aan de tegenwoordige
situatie, maar zij geven dit artikel met enig voorbehoud.
C1A meent, dat dit artikel gemist kan worden in kerkordelijke
bepalingen. Wordt het gehandhaafd, dan dient "zullen" te worden
veranderd in "kunnen", en is verbreding gewenst tot de gehele
kerkeraad. Men spreke dan van "welzijnszorg" i.p.v.
maatschappelijk werk; dan vallen ook de kinderbescherming en
langdurige verpleging er onder.
C1M wil spreken van contact met "personen of instellingen, die
daarvoor in aanmerking komen". Bijv. medici en 'sociale
zaken'.
FH vragen of naast het maatschappelijk werk niet ook het sociale
werk genoemd moet worden ("sociale zaken, ABW").
KRH zag liever het oude doel van art. 26 gehandhaafd, nl. het
voorkómen van dubbele bedeling. Dus: "contact met instellingen,
die materiële hulp verlenen".
De vraag is, wat te verstaan zij onder "de goede voortgang van
hun werk", en wat voor contactoefening bedoeld wordt. Gezien de
gewenste contactoefening met 'maatschappelijk werk' zal het doel
niet langer negatief zijn (géén dubbele bedeling), maar positief:
dat er in moeilijke gevallen overleg kan zijn met en hulp
ontvangen kan worden van een instelling voor maatschappelijk
werk. Dit contact zal waarschijnlijk niet zozeer gaan over
financiering, maar veeleer over de aanpak van een probleem, de
vraag welke instantie moet worden ingeschakeld (raad voor de
kinderbescherming, psychiater) enz. Maar dit alles is alleen maar
gissen van de comm. En daar duikt het bezwaar op: dit voorstel
van depp. is volslagen onduidelijk. Diakenen moeten het zelf van
concrete inhoud voorzien, en kunnen daarmee alle kanten uit. De
voorgestelde veranderingen verbeteren deze situatie niet. Uw
comm. meent, dat een zo vage bepaling in feite geen bepaling is,
en dat het voorbehoud van deputaten volkomen terecht is. Als het
eigenlijke doel van art. 26 (oud) niet actueel meer is, dan kan
de hele bepaling beter vervallen.
Als KRH meent, dat het oude doel van dit artikel gehandhaafd kan
worden, dan moet uw comm. opmerken, dat dit inderdaad niet
actueel meer is. Niet omdat de mogelijkheid van 'dubbele
bedeling' er niet meer zou zijn. Die is er meer dan ooit, dank
zij de ABW. Maar informatie bij deskundige ambtenaren wijst uit,
dat de dienst sociale zaken géén gegevens verschaft over
uitkeringen, tenzij de ontvangers van die uitkeringen
uitdrukkelijk melden dat zij tegen het inlichten van derden geen
bezwaar hebben. Daarmee verdwijnt de mogelijkheid, omtrent iemand
die het niet weten wil tóch informatie te verkrijgen. De
uitkeringen krachtens de ABW worden overigens niet beschouwd als
'bedeling' of weldadigheid. De ABW geeft immers elke nederlander
het RECHT op bijstand.
Alles overziende, stelt uw comm. voor art. 23 (nieuw) evenals
art. 26 (oud) te laten vervallen.
Over artikel 23 van de deputaten (inzake de diakenen en het maatschapeplijk werk) stelt de commissie voor om dit geheel te laten vervallen. De synode besluit het vraagstuk ter bezinning en advies over te geven aan het nieuw te benoemen deputaatschap.
Zie artikel 22.
25. Artikel over het contact van de diakenen (rapport-1976)
R. Voortgaande bezinning op deze zaak heeft bij de kerken weinig
positieve reacties opgeroepen t.a.v. het voorgestelde artikel.
Wel kwamen in toenemende mate bezwaren naar voren.
a. Gewezen wordt op de moeite die kan voortvloeien uit de woorden
'indien dit nodig is': wie toch bepaalt deze noodzaak? De
diakenen, of bv. de ouders of familieleden van een kind, of ook
de ouderlingen?
b. Als bezwaar wordt ook gevoeld, dat het artikel in de keuze van
'instellingen voor hulpverlening' geen principiële richting
aanwijst. De intentie dat allereerst de stichting De Driehoek
beoogd wordt, komt in de formulering niet uit.
c. Betoogd wordt dat de diakenen vrij zijn, alle goede middelen
aan te wenden om hun taak te vervullen. Hun bereidheid om, indien
nodig, met aanvaardbare instellingen contact op te nemen moet
vanzelf spreken.
d. Verder wordt gewezen op de positie van de ouderlingen in dit
opzicht. Zou geconcludeerd moeten worden, dat het de ouderlingen
niet vrijstaat contact te oefenen met bedoelde instellingen? Er
doen zich gevallen voor, waarbij in het geheel geen typisch
diaconale zaak aan de orde is. Als de synode van mening zou zijn
dat deze bepaling t.a.v. de diakenen in de kerkorde een plaats
moet hebben, dan zal een dergelijke bepaling zeker ook m.b.t. de
ouderlingen noodzakelijk zijn.
e. De meeste reacties lopen uit op het advies of verzoek, dit
artikel niet op te nemen in de definitieve redactie van de
K.O.
M. Depp. hebben dit alles overwogen. De functie van het artikel
zou niet die van een voorschrift zijn, maar van een
vingerwijzing. Het 'zij zullen' wordt door 'indien dit nodig is'
en 'zo mogelijk' tot een zeer eventueel 'zullen'.
In het licht van de aangevoerde bedenkingen achten depp. het niet
zinvol, hun voorstel te handhaven.
Meer dan voorheen is duidelijk geworden dat een zaak als contact
met de stichting De Driehoek in veel gevallen niet (alleen) de
diakenen, maar evenzeer (of eerder) de ouderlingen aangaat.
Depp. formuleren hier geen voorstel. Zij adviseren de synode
thans dit artikel niet in de kerkorde op te nemen.
Het rapport vermeldt niets over dit artikel.
De behandeling van dit artikel is niet apart vermeld in het acta-verslag.
Artikel XLVIII.
Het zal aan elke synode vrijstaan, correspondentie te verzoeken en te houden met hare genabuurde synode of synoden, in zulke forme, als zij meest profijtelijk achten zullen voor de gemeene stichting.
Zie artikel 48.
Zie artikel 48.
De behandeling van dit artikel is niet apart vermeld in het acta-verslag.
Artikel LI.
Voor de gereformeerde kerken
van Europeanen in Nederlandsch-Indië wordt de wijze, waarop zij
met de kerken hier te lande in verband staan, door de generale
synode geregeld.
Zie artikel 24.
Zie artikel 24.
De behandeling van dit artikel is niet apart vermeld in het acta-verslag.
Artikel LVII.
De dienaars zullen hun best
doen en daartoe arbeiden, dat de vader zijn kind ten Doop
presenteere. En in de gemeenten, waar men nevens den vader ook
gevaders of getuigen bij den Doop neemt (welk gebruik, in zich
zelf vrij zijnde, niet lichtelijk te veranderen is), betaamt het,
dat men neme die de zuivere leer toegedaan en vroom van wandel
zijn.
Artikel 59.
De kerkeraden zullen hun best doen en daartoe arbeiden, dat de
vader zijn kind ten doop presentere.
"De synode spreekt uit, dat zij de uitspraak der generale synode
van 1908 inzake het stellen van getuigen in de plaats van de
ouders bij de bediening van de doop aan kinderen der
gemeente voor vervallen verklaart en in plaats daarvan stelt:
a. de goede practijk naar gereformeerde orde is, dat de
kerkeraden arbeiden om volwassen leden, die nog geen
toelating tot het heilig avondmaal hebben gevraagd, er toe
te brengen, dat zij belijdenis des geloofs afleggen;
b. de kinderen van zulke ouders, die nog leden der kerk zijn
behoren als zaad der kerk gedoopt te wezen;
c. doch de stipulatiën, welke de kerk bij de doop der kinderen
verlangt en moet verlangen als waarborg voor de christelijke
opvoeding kunnen niet met de ouders worden aangegaan zolang
deze geen belijdenis des geloofs hebben afgelegd; in dit
geval blijft geen andere mogelijkheid dan de ouders der te
dopen kinderen met de meeste ernst te vermanen, dat zij
belijdenis des geloofs afleggen, opdat het verbond Gods
zo spoedig mogelijk aan het zaad des verbonds verzegeld
worde". (Enschede, 1955-56)
Toelichting:
Dit is art. 57 (oud). Het was niet geheel juist in dit artikel
speciaal de predikanten te noemen. Het tweede deel is na de
synode van Enschede weggelaten.
Zie artikel 56.
Zie artikel 56.
57. De kerkeraden zullen hun best doen en daartoe arbeiden, dat
de vader zijn kind ten doop
presentere.
Dit rapport behandelt het betreffende artikel niet.
58. Artikel 57 (acta)
R. Verschillende reacties met als inhoud, dat het nog door de
g.s. Kampen gehandhaafde gedeelte van art. 57 (oud) verouderd is
en beter kan vervallen.
M. Depp. stemmen toe dat de oude betekenis van deze bepaling niet
meer actueel is. Zij streed tegen de roomse gedachte, dat bij het
inbrengen van de pasgeboren kinderen in de bovennatuurlijke sfeer
van de genade, de natuurlijke ouders niet moesten optreden maar
in plaats van hen geestelijke ouders (peters en meters). 'Het
woord vader staat hier in tegenstelling met de Roomse getuigen,
die in plaats van de ouders optraden' (Jansen p. 259). Een
volgende opmerking van Jansen is: 'Dat hier alleen de vader en
niet ook de moeder genoemd wordt, is niet omdat de moeder toen
geminacht werd, maar omdat het kind toen in den regel aanstonds
bij de eerste gelegenheid werd gedoopt, zoodat de moeder er,
gelijk vanzelf spreekt, niet bij kon wezen'.
Verder zegt deze schrijver ook dit: 'Gebeurt het nu, dat de
moeder er bij is, dan mag men haar niet ignoreeren en den vader
alleen laten antwoorden. Dat zou krenkend en onrechtvaardig zijn'
(p. 260). Nu het gebruik om 'gevaders of getuigen' bij de doop te
nemen onbekend geworden is, kan het haast niet anders of het
woord vader krijgt als onuitgesproken tegenstelling: en niet
moeder. In aanmerking genomen dat 'ten doop presenteren'
betekent: 1. de doop aanvragen en 2. de doopvragen beantwoorden
(Jansen p. 260), zou een vernieuwde redactie van dit artikel iets
worden als: de kerkeraden zullen ernaar streven dat de vader de
doop aanvraagt voor zijn kind en de doopvragen beantwoordt. Voor
een bepaling die aldus de moeder zou uitsluiten zien depp. geen
grond aanwezig.
Zij stellen voor, dit artikel te laten vervallen.
Zie artikel 57.
De behandeling van dit artikel is niet apart vermeld in het acta-verslag.
Artikel 25.
Wanneer de kerkeraad oordeelt, dat ontslag van een ouderling of
diaken uit zijn dienst noodzakelijk is, om redenen die geen grond
vormen voor het oefenen van kerkelijke tucht, zal dit slechts
geoorloofd zijn met approbatie van de classis.
Toelichting:
1. Dit nieuwe artikel treft eenzelfde regeling ten aanzien van
ouderlingen en diakenen als art. 16 (nieuw) met betrekking
tot dienaren des Woords.
2. Anders dan in art. 16 (nieuw) is thans alleen de classis
genoemd. Ontslag is voor een predikant meer ingrijpend.
3. Ook nu geldt de waarschuwing tegen misbruik (zie bij art. 11).
De comm. ziet ervan af, hier de afzonderlijke reacties uit de
kerken op te sommen. Ze zijn zonder uitzondering afwijzend. De
bezwaren lopen voor een groot deel parallel met die tegen het
voorgestelde art. 16.
Extra bezwaren zijn, dat hier geen enkele grond voor het te geven
ontslag wordt aangeduid en dat een noodzaak als deze - indien ze
zich zou voordoen - in behoorlijke mate ondervangen wordt,
doordat de hier bedoelde ambtsdragers periodiek aftreden.
Uw comm. heeft zelf ook bezwaren. De toelichting van depp. doet
vermoeden, dat ze t.o.v. de dienaren des Woords een
parallel-artikel hebben willen maken. De eventuele gevolgen voor
een ontslagen ouderling of diaken schijnen door depp. onvoldoende
doordacht te zijn, getuige hun opmerking in de toelichting punt
2: "Ontslag is voor een predikant meer ingrijpend". Het zou toe
te stemmen zijn, dat ontslag bij een andere ambtsdrager hem niet
van zijn levenswerk berooft en ook niet raakt aan zijn
levensonderhoud. Maar de positie van een ouderling of diaken in
de gemeente, na ontslag, zou wel heel moeilijk worden. Voor hen
ontbreekt dikwijls de mogelijkheid, naar elders te verhuizen.
Overigens geldt ook hier, dat voor exceptionele gevallen geen
regel moet worden gesteld, en dat het gevaar van misbruik volop
aanwezig is.
Uw comm. stelt voor, dit artikel niet op te nemen.
De deputaten verklaren, gehoord de critiek uit de kerken, zich bereid hun artikelen over het volledig ontslag uit de dienst van dienaren des Woords (artikel 16) en van ouderlingen en diakenen (artikel 25) terug te nemen. Zonder bespreking wordt door de synode hiermee ingestemd, zodat deze artikelen uit het concept van deputaten vervallen zijn.