Artikel LXXIX.
Wanneer dienaars des Goddelijken Woords, ouderlingen of diakenen eene openbare grove zonde bedrijven, die der kerk schandelijk, of ook bij de Overheid strafwaardig is, zullen wel de ouderlingen en diakenen terstond door voorgaand oordeel des kerkeraads derzelver en der naastgelegene gemeente in hunnen dienst geschorst of daarvan afgezet worden, maar de dienaars alleenlijk geschorst worden. Of deze geheel van den dienst af te zetten zijn, zal aan het oordeel der classis staan, met advies van de in artikel XI genoemde deputaten der particuliere synode.
Artikel 79.
Wanneer het de dienaren des Woords, ouderlingen of diakenen zijn,
die hardnekkig de vermaning van de kerkeraad verwerpen dan
wel een openbare of anderszins een grove zonde bedrijven, zullen
wel de ouderlingen en diakenen terstond door voorgaand oordeel
des kerkeraads derzelver en der naastgelegene gemeente in hun
dienst geschorst of daarvan afgezet worden, maar de dienaars
alleen geschorst worden. Of deze geheel van de dienst af te
zetten zijn, zal aan het oordeel der classis staan, met advies
van de in art. 11 genoemde deputaten der particuliere synode.
Toelichting:
1. Thans komt beter tot uitdrukking dat art. 79 speciaal ingaat
op de vraag welke maatregelen genomen dienen te worden,
wanneer de in art. 75 (nieuw) bedoelde zondaren een ambt
dragen.
2. De woorden 'een openbare of anderszins een grove zonde' zijn
overgenomen uit art. 75 (nieuw). Openbaar en grof zijn niet
zonder meer identiek.
3. De woorden 'der kerk schandelijk, of ook bij de overheid
strafwaardig' kunnen in de nieuwe tekst achterwege blijven.
Zie ook bij art. 71.
FH zouden (ook) hier het minimum-aantal deputaten willen
aangeven: "althans ten getale van drie". Deze toevoeging zou zin
hebben, als de aanwezigheid van deputaten werd voorgeschreven,
bijv. bij de examens. Maar ze zou een verkeerde uitwerking
hebben, wanneer zoals hier een advies van deputaten wordt
verlangd. In dit verband zou het betekenen: de zaak is gezond,
als men tenminste drie (van de x) deputaten bereid vindt, er vóór
te adviseren.
Verder vragen FH of de woorden "der kerk schandelijk of ook bij
de overheid strafwaardig" soms zijn weggelaten omdat (volgens
depp.) niet alle zonden zonder meer schandelijk en bij de
overheid strafwaardig zijn. Depp. verwijzen naar hun toelichting
ad art. 71, waar zij een achtergrond aanwijzen voor het noemen
van kerk èn overheid in de geldende artikelen. Uw comm. kan er
aan toe voegen, dat elke openbare grove zonde der kerk
schandelijk is. Maar als de overheid niet meer genoemd wordt in
dezen, dan valt de oorzaak weg om dit apart van de kerk te
zeggen. En het "bij de overheid strafwaardig" kan in onze tijd
tegengesteld gaan werken aan de oorspronkelijke bedoeling. Het
zou een bepèrking kunnen betekenen t.a.v. eventuele
schorsingswaardigheid. Als een predikant een zuster zou adviseren
tot abortus provocatus, of hij zou met zijn catechisanten bij
wijze van "alles beproeven" een dosis soft drugs gebruiken, dan
moet hij er zich niet op kunnen beroepen dat zulke dingen toch
bij de overheid niet strafwaardig blijken te zijn. Men zie ook de
toelichting van depp. ad art. 80 punt 2.
Merkwaardig is de wijziging, die depp. in het begin van dit
artikel hebben aangebracht. Zij scharen de ambtsdragers hier mede
onder de in art. 75 (nieuw) bedoelde zondaars (toelichting punt
1), door te formuleren: "Wanneer het dienaren des Woords,
ouderlingen of diakenen zijn, die hardnekkig de vermaning van de
kerkeraad verwerpen….".
Hiermee wordt in art. 79 echter een vreemd en overtollig element
ingedragen. Degenen die, staande in hun ambt, een censurabele
zonde bedrijven, mogen vanaf dat moment in geen geval ambtsdienst
verrichten. Daarvoor dient art. 79. Volharden zij in hun zonde,
dan worden ze verder als alle leden van de gemeente behandeld.
Dan vallen ze vanzelf onder de kerkelijke vermaning, afhouding
van het avondmaal en verdere maatregelen van censuur in art.
75-76.
Het lijkt uw comm. onjuist hardnekkige verwerping van de
kerkelijke vermaningen op te nemen als grond voor schorsing in
een ambt. De toestand, dat een ambtsdrager gedurig door de
kekeraad vermaand wordt, kan immers niet bestaan. Want als zijn
censurabele zonde aan de kerkeraad bekend is, dan zal men als
eerste maatregel de schorsing in zijn ambt moeten toepassen.
Uw comm. stelt dan ook voor, het door depp. ingevoegde "het" en
de woorden "zijn, die hardnekkig de vermaning van de kerkeraad
verwerpen dan wel" weer te laten vervallen.
Artikel 79.
Wanneer ( ) dienaren des Woords, ouderlingen of diakenen ( ) een
openbare of anderszins een grove zonde bedrijven, zullen wel de
ouderlingen en diakenen terstond door voorgaand oordeel des
kerkeraads derzelver en der naastgelegene gemeente in hun dienst
geschorst of daarvan afgezet worden, maar de dienaars alleen
geschorst worden. Of deze geheel van de dienst af te zetten zijn,
zal aan het oordeel der classis staan, met advies van de in
artikel 11 genoemde deputaten der particuliere synode.
Over artikel 79 van de deputaten en van de commissie wordt de bespreking geconcentreerd op de uitbreiding, die deputaten daaraan voorstellen te geven door ook tuchtwaardig te noemen de ambtsdragers, 'die hardnekkig de vermaning van de kerkeraad verwerpen'. Zonder stemming wordt op voorstel van de praeses deze zaak ter nader advies overgegeven aan het nieuwe deputaatschap.
7. ARTIKEL 79.
Dit artikel is aan depp. opnieuw voorgelegd in verband met één aanvulling, die door depp. g.s. Hattem was voorgesteld. zij brachten een bepaalde aansluiting bij art. 75 (oud 76) aan, door te formuleren: "Wanneer het dienaren des Woords, oiuderlingen of diakenen zijn, die hardnekkig de vermaning van de kerkeraad verwerpen dan wel een openbare of anderszins een grove zonde bedrijven,….".
In de discussie ter synode bleef het de vraag, of hiermee niet een overtollig element in art. 79 was gekomen. Betoogd werd dat ambtsdragers, die een censurabele zonde begaan, vanaf het bekend worden daarvan bij de kerkeraad in geen geval ambtsdienst mogen verrichten, en dat dáárvoor art. 79 dient. Zouden zij volharden in hun zonde, dan zouden zij verder als alle leden van de gemeente worden behandeld, naar art. 75-76 (oud 76-77).
Degenen die deze redenering volgden, konden zich moeilijk een situatie voorstellen, waarin een ambtsdrager tijdenlang dienst zou doen, terwijl hij intussen door de kekeraad vermaand werd.
Deputaten hebben zich hierover opneiuw beraden. Zij kunnen toestemmen dat de uitdrukking "hardnekking de vermaning van de kerkeraad verwerpen" de suggestie kan wekken van een langdurige toestand en een prcoes van verharding, tijdens welk proces dan de ambtsdrager toch nog dienst zou verrichten.
Niettemin achten zij een aanvulling in het vigerende artikel noodzakelijk. Het moet immers niet meer kunnen voorkomen, dat een ambtsdrager bij wie ernstige verkeerdheid is en die daarover in de kerkeraad vermaand wordt, zich tegen een tuchtmaatregel kan verschansen achter de tekst van art. 79 doro te zeggen: u kunt mij niets maken, want het is niet openbaar.
Depp. stellen voor de aanvulling materiëel te behouden, in een wat andere terminologie die de bovengenoemde bezwaren h.i. wegneemt.
Voorstel:
79.
Wanneer het dienaren des Woords, ouderlingen of diakenen zijn,
die de kerkelijke vermaning
verachten dan wel een openbare of anderszins een grove zonde
bedrijven, zullen wel de ouderlingen en diakenen terstond door
voorgaand oordeel des kerkeraads derzelver en der naastgelegen
gemeente in hun dienst geschorst of daarvan afgezet worden, maar
de dienaars alleen geschorst worden. Of deze geheel van de dienst
af te zetten zijn zal aan het oordeel der classis staan, met
advies van de in art. 11 genoemde deputaten der particuliere
synode.
79. Artikel 79 (rapport-1976)
R. a. Nu in art. 79 het woord 'hardnekkig' voorgesteld geweest en
weer teruggenomen is, kan het resultaat worden uitgelegd alsof na
één kerkelijke vermaning reeds tot schorsing van een predikant,
en zelfs tot afzetting van een ouderling of diaken kan worden
overgegaan. Dit gaat veel te ver.
b. Suggestie, een aanvulling in te voegen: '… de Schriftuurlijk
gegronde kerkelijke vermaning…'.
M. a. Het begrip 'de kerkelijke vermaning' (met het lidwoord de)
houdt meer in dan een kerkelijke vermaning. Vergelijk het gebruik
van deze uitdrukking in art. 75 (voorstel) en 'de vermaning des
kerkeraads' in art. 76 (vigerend), art. 78 (voorstel).
De betekenis hiervan is, dat het vermaan, en ook de reactie op
het vermaan, tot definitieve afronding is gekomen. In hoeveel
keer dat gebeurt, is niet aan te geven. Het zal van de aard van
de zonde afhangen of t.a.v. de ambtsdienst veel geduld kan worden
betracht, dan wel of op korte termijn een beslissing moet
volgen.
b. De kerkelijke vermaning moet altijd schriftuurlijk gegrond
zijn. Als dit in de praktijk niet het geval is, kan de
aangeklaagde ambtsdrager zich verdedigen en zich op de classis
beroepen, ook zonder deze toevoeging in art. 79.
TM. Op taalkundige gronden is het artikel in meer zinnen
verdeeld.
Eén ding is er waarover depp. nog een zakelijke wijziging
voorstellen. De formulering 'der naastgelegen gemeente' betekent
dat de dichtstbijzijnde gemeente moet worden gezocht. Er kan
verschil rijzen over de vraag, welke kerk dat is. Hemelsbreed het
dichtstbij of via een begaanbare weg, of ook: er zijn meerdere
aangrenzende kerken. Veelal hebben de classes dit opgelost door
voor elke kerk een 'genabuurde kerk' aan te wijzen Depp. stellen
voor, dit laatste als regel aan te nemen.
Voorstel:
Wanneer predikanten de kerkelijke vermaning verwerpen of wanneer
zij een openbare of in ander opzicht ernstige zonde begaan,
zullen zij geschorst worden op grond van het oordeel van hun
kerkeraad en die van de door de classis aangewezen naburige
gemeente. De classis moet met advies van de in art. 11 genoemde
deputaten van de particuliere synode beoordelen of zij afgezet
dienen te worden.
Wanneer ouderlingen of diakenen zich aan één van de genoemde
zonden schuldig maken, zullen ze op grond van het oordeel van hun
kerkeraad en die van de naburige gemeente direct geschorst of
afgezet worden.
Art. 79. Uw commissie acht de inhoud van dit concept in goede
overeenstemming met het in art 79 oud bepaalde. Uw commissie
stelt de volgende wijziging in de laatste alinea voor: "… zullen
ze enkel op grond… en die van naburige gemeente geschorst en
afgezet worden." In oude kerkordelijke bepalingen werd immers,
waar het om ouderlingen en diakenen ging, steeds gesproken over
"terstond afzetten". Ten aanzien van predikanten spraken de
kerken eerst over schorsen, daarna over afzetten.
In Utrecht 1905 werd ook met betrekking tot ouderlingen en
diakenen over schorsing gesproken. Daardoor is het "terstond" van
de tweede alinea onbegrijpelijk geworden. Uw commissie stelt voor
de laatste drie regels aldus te lezen: zie onder.
79) "is voor hun schorsing of afzetting het oordeel van hun kerkeraad en die van de naburige gemeente voldoende."
Ten aanzien van de laatste zin van art. 79 stelt commissie II voor te lezen: 'Wanneer ouderlingen of diakenen zich aan één van de genoemde zonden schuldig maken, is voor hun schorsing of afzetting het oordeel van hun kerkeraad en die van de naburige gemeente voldoende". Deputaten gaan hiermee akkoord. Art. 79 wordt vastgesteld.
Artikel 79
Tucht over ambtsdragers
Wanneer predikanten de kerkelijke vermaning verwerpen of wanneer
zij een openbare of in ander opzicht ernstige zonde begaan,
zullen zij geschorst worden op grond van het oordeel van hun
kerkeraad en die van de door de classis aangewezen naburige
gemeente.
De classis moet met advies van de in artikel 14 genoemde
deputaten van de particuliere synode beoordelen of zij afgezet
dienen te worden.
Wanneer ouderlingen of diakenen zich aan een van de genoemde
zonden schuldig maken, is voor hun schorsing of afzetting het
oordeel van hun kerkeraad en die van de naburige gemeente
voldoende.