Van de censuur en kerkelijke vermaning.
Artikel LXXI
Gelijkerwijs de christelijke straf geestelijk is, en niemand van
het burgerlijke gericht of straf der Overheid bevrijdt, alzoo
worden ook, benevens de burgerlijke straf, de kerkelijke censuren
noodzakelijk vereischt, om den zondaar met de kerk en zijnen
naaste te verzoenen, en de ergernis uit de gemeente van Christus
weg te nemen.
DE CHRISTELIJKE TUCHT
Artikel 71. Instelling en doel van de kerkelijke tucht.
Aangezien Christus in zijn gemeente behalve de dienst des Woords
en der sacramenten de kerkelijke tucht heeft ingesteld, zal deze
naar het Woord Gods geoefend worden, om de zondaar met God en
zijn naaste te verzoenen en de ergernis uit de gemeente van
Christus weg te nemen.
Toelichting:
1. Dit artikel heeft het karakter van een inleiding op wat
volgt.
2. De oude tekst is voortgekomen uit de strijd om het
onderscheid tussen overheidsgezag en kerkelijke bevoegdheid
zuiver te stellen (tegen het Erastianisme). Thans is alle nadruk
gelegd op de kerkelijke tucht als mede kenmerkend voor de rechte
instelling der kerk.
3. De verzoening met de kek hangt af van de verzoening met
God.
4. De kerkelijke tucht is geen straf als vergelding.
FH hebben behalve een taalkundige opmerking de vraag, of niet “
de handhaving van de eer van God” als eerste doel van de tucht
genoemd moet worden, zoals prof. Kamphuis op een
ouderlingenconferentie gezegd moet hebben. Ze wijzen op HKO art.
104.1 “ Het vermaan en de tucht van de kerk bedoelen de
verheerlijking van Gods Naam door de afdwalenden terug te
brengen, hen met de kerk en hun naasten te verzoenen en de
gegeven ergernis uit de gemeente weg te nemen”.
KRA schrijft: “ Nu belijden wij met art. 29 N.G.B., dat de
kerkelijke tucht wordt gebruikt in de ware kerk “ om de zonden te
straffen”. En in art. 30 N.G.B. .., dat de ouderlingen en
diakenen samen met de predikanten een soort van “ senaat der
kerk” moeten vormen, om door dit middel ook te maken, dat de
overtreders op geestelijke wijze gestraft worden en in de toom
gehouden, Maar kan óók worden gezegd, dat de tucht moet worden
geoefend “ om de zondaar met God…te verzoenen”?. De oefening van
de tucht is een kerkelijke handeling. Door een kerkelijke
handeling kan wel een zondaar, die met God is verzoend, weer in
de gemeente worden aangenomen.
Wordt bij de voorgestelde formulering niet te grote nadruk gelegd
en teveel waarde toegekend aan het kerkelijk handelen in de
tucht? De tucht is wel het middel, waardoor een zondaar zover
wordt geleid, dat hij zich gaat schamen over zijn zonde en zich
gaat bekeren en begeert weer in de gemeente te worden opgenomen.
Daartoe zoekt hij dan allereerst verzoening met God in het bloed
van Christus. Die verzoening geschiedt dan niet door de
kerkelijke tucht, strikt genomen: de kerk oefent de tucht en
verzoent de zondaar aldus met God. Wanneer de lijdende vorm van
het werkwoord wordt vervangen door de bedrijvende werkwoordsvorm,
staat er toch dit: de kerk oefent de tucht om de zondaar met God
te verzoenen; zou er staan: “ opdat de zondaar met God en zijn
naaste wordt verzoend”, dan was het genoemde bezwaar
ondervangen.
Komt het dan tot verzoening van de zondaar met God, dan dient de
kerkelijke tucht om de zodanige weer met blijdschap te ontvangen
(zie: Formulier voor Wederopneming). Terecht merken deputaten op,
dat de verzoening met de kerk afhangt van de verzoening met God;
wat betreft die laatste, kan de kerk niet anders dan verklaren,
uitspreken, constateren, aanvaarden, dat die verzoening met God
is tot stand gekomen.
Cn waardeert het zeer in het voorstel van depp. dat het voor een
groot deel teruggrijpt op de schriftuurlijke bewoordingen van
Dordrecht 1578 (VI, I, 92).
Hoewel uw comm. niet beschikt over een verslag van wat prof.
Kamphuis heeft uitgesproken, is zij bereid een invoeging als door
FH gevraagd voor te stellen. Aan het betoog van KRA, hoewel dit
voor tegenargumentatie vatbaar is, wil de comm. zich niet
onttrekken. Zij stelt voor, de laatste bijzin van dit artikel in
de lijdende vorm te brengen.
Het artikel zal dan aldus luiden:
DE KERKELIJKE TUCHT.
Artikel 71.
Aangezien Christus in zijn gemeente behalve de dienst des Woords
en der sacramenten de kerkelijke tucht heeft ingesteld, zal deze,
naar het Woord Gods, tot Zijn eer, geoefend worden, opdat de
zondaar met God en zijn naaste verzoend wordt en de ergernis uit
de gemeente van Christus wordt weggenomen.
Na een brede discussie en een wijziging wordt dit artikel door de Sunode aanvaard in de tekst van de commissie.
Aangezien Christus in zijn gemeente behalve de dienst des Woords
en der sacramenten de kerkelijke tucht heeft ingesteld, zal deze
naar het Woord van God en tot zijn eer geoefend worden, opdat de
zondaar met God en zijn naaste verzoend wordt en de ergernis uit
de gemeente van Christus wordt weggenomen.
71.
72.
Dit rapport behandelt het betreffende artikel niet.
71. Artikel 71 (acta)
72. T. Voorstel:
Omdat Christus in zijn gemeente behalve de dienst van het Woord en de sacramenten ook de kerkelijke tucht heeft ingesteld, zal deze naar het Woord van God en tot zijn eer bediend worden. Zij heeft ten doel dat de zondaar met God en zijn naaste verzoend wordt en de aanstoot uit de gemeente van Christus wordt weggenomen.
DE TUCHT HOOFDSTUK IV!
Art. 72. In overeenstemming met Kampen 1975; geen reacties uit de kerken.
Bij de bespreking van art. 72 stelt dr. A.N. Hendriks voor de
woorden:” Omdat Christus in zijn gemeente behalve…ook” te
schrappen. Hij meent dat deze woorden meer in een belijdenis
thuishoren dan in een kerkorde. Deputaten nemen dit voorstel
over.
Hierna wordt art. 72 vastgesteld.
IV DE TUCHT
Artikel 72
Doel van de tucht
De kerkelijke tucht zal naar het Woord van God en tot zijn eer
bediend worden.
Zij heeft ten doel dat de zondaar met God en zijn naaste verzoend
wordt en de aanstoot uit de gemeente van Christus wordt
weggenomen.