Artikel XVI.
Der dienaren ambt is, in de
gebeden en bediening des Woords aan te houden, de Sacramenten uit
te reiken, op hunne medebroeders, ouderlingen en diakenen,
mitsgaders de gemeente, goede acht te nemen, en ten laatste met
de ouderlingen de kerkelijke discipline te oefenen, en te
bezorgen dat alles eerlijk en met orde geschiede.
Artikel 17.
Taak van een dienaar des Woords
De taak van de dienaren is, in de gebeden en bediening des Woords
aan te houden, sacramenten uit te reiken, op hun medebroeders,
ouderlingen en diakenen, mitsgaders de gemeente, goede acht te
nemen, en ten laatste met de ouderlingen de Kerkelijke discipline
te oefenen, en te bezorgen dat alles eerlijk en met goede orde
geschiedt.
Toelichting: Dit is art. 16 (oud).
Art. 17.
PSU stelt de vraag, waarom als taak-onderdelen van de predikant
niet zijn opgenomen: het opleggen van de zegen, het huisbezoek en
de catechesatie.
CIA wenst toevoeging van de zojuist genoemde onderdelen. KrH
evenzo wat betreft catechese, huisbezoek en ziekenbezoek.
CIKampen wil “ambt” niet vervangen zien door “taak”, want het is
niet zomaar den opdracht, doch een door de kracht van Geest en
Woord verleende werkzaamheid om daarin gedurig standvastig bezig
te zijn.
FH verkiezen “ambtstaak” boven “taak”.
CIM wenst “Dienaren des Woords” voluit, i.p.v. “Dienaren”(zo ook
in art. 44, 54, 61).
Br. W. Zeldenrust vraagt: mag ook een ouderling het sacrament
bedienen? Wordt het gebod van Christus (doe dat …) door onze
inzetting niet krachteloos gemaakt (vacante kerk)? Speelt de
tegenstelling geestelijke-leek hier nog een rol? Kan de wijze van
zegen-uitspreken in een leesdienst hier ook bij betrokken
worden?
Jansen (p.70) onderscheidt bij de predikanten tussen hun taak als
dienaar des Woords en hun taak als mede-ouderling. Z.i. noemt dit
art. slechts “drie werkzaamheden: 1e, dienst des Woords (gebeden
en prediking des Woords); 2e, dienst der sacramenten; en 3e,
regering der kerk (opzicht over gemeente en ambtsdragers , en de
zorg voor de goede orde)”. Hij vind het dan opmerkelijk, “dat het
artikel niet spreekt van de catechesatie, het huisbezoek, het
krankenbezoek en de huwelijksbevestiging”.
“Toch behooren de catechesatie en de huwelijksbevestiging wel ter
dege tot zijn taak als dienaar en het huis- en krankenbezoek tot
zijn taak als ouderling”.
Verschillende inzenders van reacties blijken een selectie te
hebben gemaakt uit Jansen. De huwelijksbevestiging wordt
weggelaten, terwijl het opleggen van de zegen als een aparte taak
wordt toegevoegd. Dit laatste waarschijnlijk onder invloed van af
en toe opkomende discussies, en vragen als de laatstvermelde van
br. W.Z. De bevestiging van ambtsdragers en het “afnemen” van de
openbare belijdenis des geloofs zijn blijkbaar nog aan de
aandacht ontsnapt.
Een gulden opmerking van Jansen kan volgens uw comm. dienen om
onder de bomen het bos te blijven zien: “…. De opsomming in art.
16 is niet limitatief (begrenzend en beperkend), maar
praescriptief, bij wijze van voorschrift en voorbeeld
bedoeld”.
De zaak van het artikel is positief: wat moet een dienaar des
Woords doen; niet negatief: wat mag een ouderling niet, terwijl
de dominee het wel mag.
Voorzover het in de ingekomen reacties gaat over de afgrenzing
van predikambt en ouderlingenambt wil de comm. Het volgende
opmerken. Het opleggen van de zegen in de naam van de Here is een
onderdeel van de dienst des Woords. De verschillende
“zegen”-formules in de diverse bevestigingsformulieren hebben een
soortgelijk karakter, al worden er geen handen bij geheven, en al
wil de comm. Niet gedrongen worden in een schema van
gelijkstellingen. De bediening van de sacramenten is aan die van
het Woord verbonden, gelijk de sacramenten zelf bij het Woord
gevoegd zijn. Het is ver gezocht om in de schriftuurlijke
onderscheiding van de ambten de tegenstelling geestelijke-leek te
vermoeden. Hier speelt geen “geestelijke”status een rol, maar de
aan de ambtsdragers te verlenen opdracht. Een ouderling kan
optreden in de eredienst (“leesdienst”, denk ook aan het
instituut van “voorlezer”). Hij kan op ziekenbezoek gaan en
catechetisch onderwijs geven. Maar grondregel zal zijn, dat hij
optreedt als ouderling, en niet als ware hij voor een ogenblik
van ambt verwisseld. Daarom kan een ouderling een preek lezen van
een binnen de kerken wettig geroepen dienaar des woords (en dan
is het een dienst des Woords), maar hij zal niet zelf op de
kansel de H.schrift uitleggen, ook al heeft hij er de bekwaamheid
voor; hij is er niet toe geroepen. Zo zal hij ook in gebaar niet
optreden, als ware hij tijdelijk geroepen tot de dienst des
Woords.
Wat betreft de wensen tot aanvulling van de taak-omschrijving wil
de comm. Waarschuwen voor en vergaand uitsplitsen en uitspinnen
van onderdelen. Het artikel zou niet alleen van praescriptief
limitatief kunnen worden, maar ook zou het een hamer kunnen
worden op het porcelein van een harmonische samenwerking van de
ambten onderling. Immers, als de predikant de jaarllijkse
huisbezoeken mee kan doen, met hij zich er niet aan onttrekken;
maar in grote gemeenten maakt de veelheid van ander avondwerk dit
veelszins onmogelijk. Het persoonlijke huis- en ziekenbezoek kan
mede vallen onder het “goede acht nemen op de gemeente”
(opzienerschap is niet alleen toezicht op, maar ook omzien naar
de gemeente); en deze dingen behoren in grotere gemeenten mede
door de ouderlingen gedaan te worden. De catechese door de
predikant heeft verbindingslijnen met de dienst des Woords (1
Tim. 5:7), en met het goede acht nemen op de gemeente (inclusief
de lammeren van de kudde); terwijl ook dit werk soms aan
ouderlingen of zelfs bekwamen niet-ambtsdragers opgedragen kan
worden.
De keuze tussen “ambt”, “taak”of “ambtstaak” is naar het oordeel
van de comm. In dit art. een taalkundige aangelegenheid. Wat
CIKampen over het ambt zegt, zit niet ingekleefd in het woord
“ambt” , zeker niet zoals het hier gebruikt wordt (cf.Jansen
p.69).
Aan de wens van CIM kan geredelijk worden voldaan. Overigens
steunt uw comm. Het voorstel van depp.
Artikel 16.
De taak van de dienaren des Woords is, in de gebeden en de
bediening des Woords aan te houden, de sacramenten uit te reiken,
op hun medebroeders, ouderlingen en diakenen, mitsgaders de
gemeente, goede acht te nemen, met de ouderlingen de kerkelijke
discipline te oefenen, en ten laatste met de ouderlingen en
diakenen gezamenlijk te bezorgen dat alles eerlijk en met goede
orde geschiedt.
De synode stelt dit artikel direct na eerste lezing vast. Zij gaat uit van de tekst van de commissie.
16. de taak van de dienaren des Woords is, in de gebeden en de bediening des Woords aan te houden, de sacramenten uit te reiken, op hun medebroeders, ouderlingen en diakenen, mitsgaders de gemeente, goede acht te nemen, met de ouderlingen de kerkelijke discipline te oefenen, en ten laatste met de ouderlingen te bezorgen dat alles eerlijk en met goede orde geschiede.
Dit rapport behandelt het betreffende artikel niet.
17 Artikel 16 (acta)
R. Suggestie om de taakomschrijving van de predikanten te
beginnen met : “hetgeen zij met de ouderlingen gemeen hebben,
zoals in art. 23 gezegd wordt”, en daarop de bijzondere
predikantswerkzaamheden te laten volgen.
Verwezen wordt naar Jansen p. 70-71, waar staat dat het misschien
logisch juister zou zijn in dit artikel allen de taak van de
predikant in zijn kwaliteit van dienaar des Woords te
omschrijven, en in art. 23 alles wat tot de taak van de
ouderlingen behoort, en dus ook tot die van de predikant in zijn
kwaliteit als ouderling.
M. als de gedachte van Jansen gevolgd wordt, moet toch in art. 16
een verwijzing worden opgenomen naar art. 23, zoals inzender ook
voorstelt.
Depp. hebben als bezwaar dat dan in art. 16 voorop gesteld wordt
datgene wat de dienaren des Woords in deze kwaliteit niet in de
eerste plaats te doen hebben. Het is h.i. ook niet fraai voor de
gedachtengang in de kerkorde, als een verwijzing naar wat nog
komen moet wordt toegepast.
Voorstel:
De taak van de predikanten is trouw voor te gaan in de gebeden en in de bediening van het Woord en de sacramenten. Zij behoren goed acht te geven op hun mede-ambtsdragers en op de gemeente, en samen met de ouderlingen de tucht te bedienen en te zorgen, dat alles op gepaste wijze en ordelijk gebeurd.
Art. 16.
Uit de kerken kwamen geen reacties binnen, die hier onze aandacht
vragen; wel wil uw commissie ter illustratie wijzen op het
afwisselend gebruik van ‘predikant’ en ‘dienaar (dienst) des
Woords’ in dit artikel.
Uit de bijlage:
16. ‘tucht bedienen’; een kerkeraad vraagt hiervan te maken: tucht oefenen. Uw commissie is van mening, na ingewonnen informatie, dat de door depp. gekozen formulering te verkiezen is.
Dit artikel wordt conform het concept van deputaten aanvaard.
Artikel 16
Taak van de predikanten
De taak van de predikanten is
trouw voor te gaan in de gebeden en in de bediening van het Woord
en de sacramenten. Zij behoren goed acht te geven op hun
mede-ambtsdragers en op de gemeente, en samen met de ouderlingen
de tucht te bedienen en te zorgen, dat alles op gepaste wijze en
ordelijk gebeurt.