Artikel 11

 

Kerkenordening 1905/1933

Artikel XI.
Aan de andere zijde zal de kerkeraad, als representeerende de gemeente, ook gehouden zijn hare dienaars van behoorlijk onderhoud te verzorgen, en hen niet uit hun dienst te ontslaan zonder kennis en approbatie van de classis en van de deputaten der particuliere synode.

 

Deputatenrapport 1974

Artikel 11.
Verzorging en ontslag
Onveranderd.

"Er mag van art. 11 der kerkenorde geen misbruik worden gemaakt. Ontslag uit de dienst naar art. 11 is niet geoorloofd in gevallen, waarin de artikelen der kerkelijke censuur zouden moeten worden toegepast: en na de verkregen verzoening in zulk geval moet de predikant in zijn ambtelijke dienst worden hersteld.
Losmaking naar art. 11 mag ook niet geschieden, als de schuld van de ge- spannen verhouding tussen leraar en gemeente ligt bij de laatstgenoemde, en zij zonder wettige reden de losmaking begeert. Toch neemt dit niet weg, dat er wel degelijk misstanden kunnen voorkomen, zodat predikant en gemeente niet meer kunnen samengaan, en losmaking door de classis met behulp van de deputaten der particuliere synode noodzakelijk is". (Utrecht, 1905)

 

Commissierapport 1975

Art. 11. Bij depp. onveranderd. Reacties uit de kerken: ClA, FH en Cn willen de twee zaken van dit artikel over twee artikelen verdelen.
T.a.v. het onderhoud: ClM en KrH willen de onderlinge steunverlening van de kerken vermeld, resp. geregeld zien. Cn voegt aan 11a art. 13 (oud) toe, om het gehele onderhoud in één art. te krijgen.
T.a.v. het ontslag; KrH vraagt of een dienaar, die door Christus geroepen is, door de kerkeraad ontslagen kan worden. Of is de figuur van losmaking bedoeld? In dat geval liever een afzonderlijk artikel. FH wil uitgedrukt zien, dat een losgemaakte dienaar zijn ambt behoudt, en vraagt tegelijk of dat wel mogelijk is in het licht van art. 6 nieuw). Kr Rotterdam-C meent, dat dit gedeelte een bepaling moet bevatten voor het onderhoud van de ontslagen dienaar, analoog aan art. 16 (nieuw). Dit artikel heeft zijn geschiedenis. Het luidde aanvankelijk, "op d'ander sijde sal de kerkenraet als representerende de Gemeijnte oock gehouden sijn hare dienaers te versorghen van behoorlijck onderhoudt, ende sonder kennisse ende oordeel des Classis niet te verlaten, de welke oock, bij ghebreke van onderhoudt sal oordelen oft de voersz. Dienaars te versetten sijn oft niet" (Den Haag 1586 art. g). De gs-Utrecht 1905 heeft de zgn. verplaatsing om financiële redenen geschrapt. Wat bleef staan is opnieuw geformuleerd in het huidge art.11. Cn beredeneert zijn voorstel om 11e en 11b te scheiden aldus: “De samenvoeging was eigenlijk alleen te verdedigen wanneer het art. als geheel wilde zeggen: de gemeente is verplicht haar predikanten te onderhouden, maar wanneer dat niet meer gaat, mag het ontslag van de predikant, dat dan noodzakelijk wordt, niet gebeuren zonder voorkennis van classis en deputaten". Maar dat is niet juist. De oude bepaling kende het verlaten of ontslaan ook zonder financiële noodzaak. Het verplaatsen bij gebrek aan onderhoud was daar als een bijzondere bepaling aan toegevoegd.
Uw comm. geeft er met depp. de voorkeur aan, dit art. in zijn twee- ledigheid te handhaven. Komt er een afzonderlijk art. over ontslag
of losmaking, dan krijgt een in wezen abnormale maatregel (Jansen p.53) teveel accent, en kan licht als één van de normale mogelijkheden worden opgevat.
Het samenvoegen van art. 11a met art. 13 acht de comm. om practische redenen niet gewenst. Onderhoud naar art. 11 en naar art. 33 zijn in de practijk twee verschillende zaken.
De onderlinge steunverlening van de kerken hoeft niet in de KO geregeld te worden. Het spreekt langzamerhand vanzelf, dat een hulpbehoevende kerk zich om steun wendt tot de eigen classis.
Als de redactie zou worden: "Aan de andere zijde zal de kerkeraad... gehouden zijn haar dienaars van behoorlijk onderhoud te verzorgen,
zonodig met hulp van de zusterkerken" (voorstel ClM), dan werd er meer bepaald dan ClM bedoeld. Juridisch zou daarin gelezen kunnen worden, dat de zusterkerken verplicht zijn hulp te bieden aan elke kerk, die geen eigen predikant kan onderhouden. Dat zou ook gelden t.a.v. een kerk van bijv. 70 zielen, die tegen het advies van de classis in tot beroepen overging.
Het motief van ClM is, dat depp. voor steunverlening al lang "depp. ad art. 11" worden genoemd. Uw comm. kan niet inzien, waarom depp. die terzake van art. 11 een opdracht krijgen daarom achteraf in art. 11 gelegitimeerd moeten worden door een invoeging.
Op de vraag of een door Christus geroepen dienaar ontslagen kan worden hebben de kerken geantwoord in art. 11; en in zekere zin ook in de kerkelijke practijk. Algeheel ontslag wordt, althans tot nu toe, niet toegepast. Het ontslag naar art. 11 is ook in de kerkelijke besluiten een maatregel geworden, waarbij niet het ambt wordt ontnomen, maar wel de uitoefening van het ambt in de betreffende kerk wordt beëindigd. Er is een voorkeur gekomen voor een andere term, nl. losmaking ( zie de verschillende aanhangsels in het rapport van depp.). Maar dat is naar de mening van de comm. eerder een taalkundige dan een zakelijke verandering.
Wat de wens van Kr R'dam-C. betreft (die vragenderwijze gesteund wordt door FH), nl. een bepaling inzake het onderhoud van de ontslagen predikant, zit bij FH de gedachte voor, dat het niet zeker is of zo'n predikant wel weer een beroep zal ontvangen. Uw comm. is van oordeel dat in het algemeen de liggende kerkelijke besluiten voldoende zijn (wachtgeld onder goedkeuring van de classis, rekening houden met positie van vrouw en kinderen in geval van overlijden van de predikant).
Wil men een regeling voor het geval er geen beroep meer komt, dan leert de ervaring dat daarvoor een zeer ingewikkeld model van een regeling zou moeten worden opgesteld. Aan een bepaling in enkele korte regels zou een heel kerkverband kunnen worden opgehangen, bij wijze van spreken. De classisvergaderingen horen in dezen diligent te zijn.
De vraag van FH, of een ontslagen dienaar zijn ambt wel kan behouden, is van belang. Uw comm. meent met vroegere synoden, dat dit in de wachttijd op een nieuw beroep zeker kan. Wel zal er bij uitblijven van een beroep een moment komen, waarop de betrokkene zelf moet overwegen, of de Here hem niet de weg wijst naar een andere staat des levens. Maar het komt de comm. beslist niet raadzaam voor, dat de kerken hierover een algemene bepaling vaststellen.
Tenslotte moet hier het voorstel-Cn ter sprake komen. Aan de ontslagbepaling zou iets nieuws toegevoegd moeten worden, nl. bij de classis en de depp. der PS de beslissing komt te staan, of een ontslagen dienaar te eniger tijd beroepbaar zou worden gesteld voor de andere kerken. Deze bepaling zou het door depp. voorgestelde art. 16 moeten vervangen. Uw comm. meent dat het niet strookt met de aard van het ontslag naar art. 11 (als omschreven in nadere kerkelijke besluiten), als de beroepbaarheid ven de predikant afhankelijk wordt gesteld van een aparte beslissing. Bovendien lijkt het onjuist de meerdere kerkelijke vergaderingen hier een beslissingsbevoegdheid toe te kennen.

Artikel 11.
Aan de andere zijde zal de kerkeraad, als representerende de gemeente, ook gehouden zijn haar dienaars van behoorlijk onderhoud te verzorgen, en hen niet uit hun dienst te ontslaan zonder kennis en approbatie van de classis en van de deputaten der particuliere synode.

 

Synodebehandeling 1975

De synode stelt dit artikel direct na eerste lezing vast. Zij gaat uit van de tekst van de commissie.

11.
Aan de andere zijde zal de kerkeraad, als representerende de gemeente, ook gehouden zijn haar dienaars van behoorlijk onderhoud te verzorgen, en hen niet uit hun dienst te ontslaan zonder kennis en approbatie van de classis en van de deputaten der particuliere synode.

 

Deputatenrapport 1976

Dit rapport behandelt het betreffende artikel niet.

 

Deputatenrapport 1977

12. Artikel 11 (acta)
R. De vraag is gesteld of dit artikel in het eerste onderdeel geen uitbreiding moet ondergaan. Classes en particuliere synoden hebben hun deputaten ‘ad art. 11' voor de steunverlening aan hulpbehoevende kerken, terwijl art. 11 met geen woord rept van de mogelijkheid of de roeping tot steunverlening, waarop een kerk zich binnen haar ressort zou mogen beroepen.
Men moet betreffende deputaten bij de huidige tekst apart uitleggen, wat hun werk met art. 11 te maken heeft.
M. Depp. zien in eventueel gebrek aan begrip bij classis of PS deputaten geen reden om dit artikel uit te breiden.
De relatie van art. 11a met de steunverlening aan hulpbehoevende kerken kan in een paar woorden duidelijk worden gemaakt. Hulpbehoevendheid van een kerk houdt steeds verband met onvermogen, om ten volle in het onderhoud van haar predikant te voorzien.
De vraag moet zijn, of in de materie zelf reden ligt om in de kerkorde iets op te nemen over steun aan hulpbehoevende kerken. De mogelijkheid om steun te vragen hoeft niet kerkordelijk te worden vastgelegd. Dit is een recht van elke kerk. Zou de roeping van het kerkverband om steun te bieden worden opgenomen, dan kon dat bedenkelijke consequenties hebben. Elke kleine kerk, die beroepen wilde, zag zich dan een kerkordelijk recht op steun toegewezen. Maar de classis moet toch de vrijheid hebben te beoordelen, of het voornemen om te beroepen al of niet verantwoord is. Emden 1571 maakte de bepaling: 'indien enige kerk met zoveel gebrek, te kampen heeft, dat zij de dienaar welke zij beroept, niet onderhouden kan, zal de classis daarin voorzien', maar voegde daar in één adem aan toe: 'en ten eerste zullen meerdere naburige kerken tezamen gevoegd kunnen worden'. M.a.w., er zijn verschillende mogelijkheden om te voorzien in de Dienst des Woords. Samenvoeging of combinatie van kerken kan eerder aanmerking komen dan het  beroepen als hulpbehoevende kerk.
Een andere regel uit de kerkelijke besluiten is dat een hulphehoevende kerk niet op eigen gelegenheid steun behoort te zoeken (bij afzonderlijke zusterkerken) maar in de kerkelijke weg hulp moet vragen aan de classis, die zich op haar beurt indien nodig, kan wenden tot de P.S. Hier ligt duidelijk een stukje ordening. Het zou in art. 11 kunnen worden opgenomen: 'indien een kerk haar predikant niet volledig kan onderhouden, mag zij zich alleen tot de classis wenden om hulp'.
Toch zien depp. van hun kant geen noodzaak, de synode dit voor te stellen. Het zou misschien in tijd van nood (onmogelijkheid van classisvergaderingen) moeite kunnen geven.
T. 1. De woorden 'van zijn kant' zijn bij de voorgestelde redactie van art.  10 hier niet meer op hun plaats.
2. 'Als representerende de gemeente' kan niet simpelweg worden vervangen door 'die de gemeente vertegenwoordigt'. Uitgedrukt moet worden dat de kerkeraad de gemeente in dit opzicht vertegenwoordigt: hierin.
3. 'Ontslaan van hun dienst' kan misverstand wekken in verband met de term: toelaten tot de dienst des Woords. Hier is niet bedoeld dat de predikant zijn ambt verliest, maar dat de plaatselijke uitoefening van zijn ambt wordt beëindigd. De term ‘ontslaan’ wil hier zeggen, dat de verbintenis met de plaatselijke gemeente wordt opgeheven.
Artikel 11 leent zich qua inhoud voor splitsing in twee artikelen. In het voorstel tot rangschikking en nummering aan het einde van dit rapport is de splitsing doorgevoerd om te bereiken, dat bekende en veel genoemde artikelen hun oude nummer behouden. Daarom hebben depp. de beide leden van art. 11 nu zelfstandig geformuleerd.

Voorstel
De kerkeraad is verplicht namens de gemeente, die hij hierin vertegenwoordigt, haar predikanten naar behoren te onderhouden.
De kerkeraad mag een predikant niet ontslaan van zijn verbintenis aan de gemeente zonder voorkennis en goedkeuring van de classis en de deputaten van de particuliere synode.

 

Commissierapport 1978

Art. 11. Het oude art. 11 is door depp. "gesplitst". Uw cie. acht deze splitsing en de hiervoor aangevoerde reden door depp. aannemelijk. Zie "bruin", pag. 23, Punt T- 4.
Het oude "behoorlijk" - zo ook Kampen 1975 - is terecht geworden “naar behoren".

Uit de bijlage:
11. Een kerkeraad schrijft: 'namens' en 'vertegenwoordigt' is dubbelop. Uw commissie meent dat hier terecht zo wordt geformuleerd. De kerkeraad vertegenwoordigt in dezen de gemeente, en treedt dus namens haar op.

 

Synodebehandeling 1978

Dit artikel wordt deputaten aanvaard. conform het concept van deputaten aanvaard.

 

Kerkorde 1978

Artikel 11
Onderhoud van predikanten
De kerkeraad is verplicht namens de gemeente, die hij hierin vertegenwoordigt, haar predikanten naar behoren te onderhouden.