Van de diensten.
Artikel II.
De diensten zijn vierderlei: der dienaren des Woords, der
doctoren, der ouderlingen en der diakenen.
DE DIENSTEN
Aantal diensten
Artikel 2.
De volgende diensten zullen onderhouden worden: der dienaren des
Woords, der ouderlingen, der diakenen, der missionaire dienaren
des Woords en der hoogleraren.
Toelichting:
1. Aan de opsomming van art. 2 is de dienst van de missionaire
dienaar des Woords toegevoegd, omdat in diverse opzichten deze
dienst, voortvloeiende uit de opdracht aan de kerk tot
zendingswerk, onderscheiden is van die welke de dienaren des
Woords overeenkomstig art. 17 (nieuw) uitoefenen (roeping, aard,
doel, gebied).
2. Deze toevoeging houdt ook verband met het weer opnemen van een
regeling van het zendingswerk in de kerkorde. Zie verder
de artt. 26 (nieuw) en 51 (nieuw).
3. Aan de omschrijving 'missionaire dienaar des Woords' is
voorkeur gegeven boven de benamingen 'evangelist' en 'zendeling',
om niet-noodzakelijke discussie te voorkomen. De synode van
Hattem hanteerde deze omschrijving in haar besluit betreffende
het bevestigingsformulier.
4. In de volgorde is voorrang gegeven aan de opsomming in art. 30
N.G.B. Omdat de kerkorde een ander karakter heeft als de
belijdenis, behoeft uitbreiding van deze opsomming niet in strijd
te komen met de belijdenis. De kerkorde regelt de praktijk op
basis van de belijdenis.
5. Art. 18 (oud) gebruikt naast het woord 'doctoren' de benaming
'professoren in de theologie'. Ter vermijding van eerstgenoemd
woord, dat niet als wetenschappelijke titel is bedeeld, is thans
het woord 'hoogleraar' gekozen.
6. De formulering van het begin is naar analogie van art. 29.
Art.2.
Depp. stellen voor het woord "doctoren. te vervangen door
"hoogleraren, en als vijfde dienst toe te voegen die van de
missionaire dienaren des Woords.
'In de volgorde is voorrang gegeven aan de opsomming in art.30
N.G.B. Omdat de kerkorde een ander karakter heeft als de
belijdenis, behoeft uitbreiding van deze opsomming niet in strijd
te komen met de belijdenis. De kerkorde regelt de praktijk op
basis van de belijdenis" (Toelichting 4).
PSU wenst zo mogelijk een oplossing van het "probleem" van
doctorenambt en missionaire dienaren des Woords.
ClA Is niet genegen het doctorenambt onder een andere naam te
handhaven, omdat
a. het gereformeerde kerkrecht geen ambten kant, die niet in
relatie staan tot een plaatselijke kerk, en
b. een hoogleraar wel in dienst van de kerken staat, doch in een
wetenschappelijk ambt, en ook niet wordt bevestigd in een
eredienst, doch in een academische samenkomst.
KrA verklaart zich tegen invoering van een "vijfde dienst" omdat
de zendeling beschouwd ken worden als een dienaar des Woords met
bijzonde- re opdracht. De ClA acht een afzonderlijk ambt van
miss. d.d.W. onvol- doende gefundeerd.
Cn tenslotte meent, dat hier beslist aansluiting moet worden
gezocht bij de H.Schrift, die duidelijk slechts drie blijvende
ambten kent.
Depp. vinden hun meerdere ruimte derhalve in de "praktijk", die
"op basis van de belijdenis" geregeld wordt. De opponenten voeren
argumenten van meer principiële aard aan.
Het is jammer, dat depp. geen bredere motivering geven voor het
handhaven van de "dienst" der doctoren of hoogleraren in art. 2.
De Korte Verklaring van de K.O. van Joh. Jansen (1923) vraagt al
meer dan veertig jaar "dat het doctorenambt uit Art. 2 K.O.
geschrapt moet worden" (p.8). Jansens scherpe conclusie, dat art.
2 in zijn huidige vorm "in lijnrechten strijd met art. 30 der
Geloofsbelijdenis" is, kan afgezwakt worden, zoals depp. doen.
Desondanks acht uw commissie het door Jansen geleverde betoog
sterk.
De Korte Verklaring van H.Meulink en I de Wolff zegt, dat de
doctoren dienaren des Woords zijn, "geroepen tot een bijzondere
werkzaamheid om de Schrift uit te leggen en de zuivere leer tegen
de ketterijen voor te staan, niet op de kansel en in de gemeente,
maar op de katheder en in de school". Wanneer daar motiverend op
volgt: "Hun arbeid is niet als een bijzonder ambtswerk
voorgeschreven in de Schrift, maar is wel naar de Schrift (Hand.
18: 24; 1 Tim. 4: 16; 1 Joh. 4: 1)”, dan is daarmee geen
tegeninstantie gegeven tegenover Jansen. De vraag is niet of de
arbeid die de hoogleraren is opgedragen naar de Schrift is, maar
of hun ambt thuishoort in de opsomming van art. 2 KO. De stelling
dat de doctoren dienaren des Woords zijn, gaat net iets te ver.
Het is denkbaar dat een leerling van de Theol. Hogeschool benoemd
wordt tot wetenschappelijk medewerker in een van de theologische
vakken, en later voor het hoogleraarsambt wordt voorgedragen,
zonder eerst dienaar des Woords te zijn geweest.
H.Bouwman heeft zich voorzichtiger uitgedrukt: "Het ambt van
doctor ecclesiae is zeer verwant met dat van dienaar des Woords"
(Gereformeerd Kerkrecht I 356). De plaats van het doctorenambt in
art. 2 is daarmee echter niet gelegitimeerd, omdat ondanks alle
verwantschap het onder- scheid blijft bestaan tussen de door de
Heilige Schrift voorgeschreven ambten in de plaatselijke kerk en
het door de kerken opgedragen ambt van hoogleraar.
Als depp. de 'hoogleraren' in art. 2 willen laten staan met
behulp van het verzamelwoord "diensten" (als weergave van het
neutrale latijnse "functio", verrichting), zoals Cn vermoedt, dan
blijft toch het bezwaar, dat twee in hun aard verschillende
categorieën onder één noemer worden gebracht. Op dit punt werkt
het ook verwarrend, dat sommigen het woord 'dienst" in betekenis
juist identiek achten met "ambt" (bv Bouwman I 328).
Bovendien lijkt de grens van de opsomming moeilijk te trekken,
wanneer men in de praktijk voorkomende "diensten" (soms sterk
verschillend, soms verwant) wil gaan opnoemen in art. 2. De voor
het zendingswerk afgezonderde dienaar des Woords kan hier als
voorbeeld dienen. Als de mogelijkheden van het voorgestelde art.
7 benut werden, zou de praktijk aanleiding kunnen geven om nog
méér diensten in art. 2 op te nemen. Uw commissie is van oordeel
dat helderheid en soberheid, en inderdaad aansluiting aan de
H.Schrift (Cn) hier profijtelijk is; en dat de argumenten van
Jansen, van ClA en van Cn voldoende aanleiding geven om in art. 2
de dienst der doctoren niet langer op te nemen, ook niet onder
een andere naam. Het ambt van hoogleraren is op zijn plaats in
het artikel over de opleiding tot de dienst des Woords.
Wat betreft de toevoeging van miss. d.d.W. is uw comm. van
oordeel, dat dit ambt niet afzonderlijk in art. 2 moet worden
vermeld. Uit de H.Schrift is daarvoor geen grond aangevoerd, en
de profijtelijkheid van deze specificatie naar de praktijk is
niet aangetoond. Opvallend is, dat depp. deze 'dienst'
onderscheiden, niet alleen wat betreft doel en gebied, maar ook
qua roeping en aard. De comm. komt hierop breder terug bij het
voorgestelde art. 26.
DE AMBTEN.
Artikel 2.
De volgende ambten zullen onderhouden worden: der dienaren des
Woords, der ouderlingen en der diakenen ().
In bespreking komt nu eerst artikel 2 naar de beide concepten.
Deputaten noemen de volgende diensten: die der dienaren des
Woords, der ouderlingen, der diakenen, der missionaire dienaren
des Woords en der hoogleraren. De commissie spreekt in haar
artikel 2 kerkorde van de volgende ambten: dat der dienaren des
Woords, der ouderlingen en der diakenen.
Uit de vergadering wordt sterk bezwaar gemaakt tegen het feit,
dat de commissie de diensten van de missionaire dienaren des
Woords en van de hoogleraren geheel weglaat. Dit doet de winst
van de strijd van de kerk om het eigen karakter van de opleiding
tot de dienst des Woords, die allereerst toevertrouwd moet worden
aan hen, die ook zelf dienaren des Woords zijn (verg. 2 Timotheus
2 : 2) niet in rekening komen. De commissie doet hier alsof de
hoogleraren alleen een schoolambt zouden hebben, terwijl toch hun
taak reeds in artikel 18 K.O. door deze synode in kerkelijke
ambtelijke formuleringen is weergegeven. Op het eigene van de
taak van de missionaire dienaren in onderscheid van de dienaren
des Woords in de gevestigde gemeenten is de laatste jaren veel
beter zicht gekregen. Beide diensten zijn een verbijzondering van
het ambt van dienaren des Woords en de kerkorde behoort hier een
uitwerking te geven van wat in de belijdenis is uitgesproken.
De rapporteur, ds. T. Dekker, zegt namens de commissie, dat deze
heeft willen voorkomen, dat in de opsomming van artikel 2 K.O.
naast de in de Schrift genoemde ambten voor de plaatselijke kerk
ook nog het ambt van hoogleraar als gelijksoortig en dan algemeen
zou worden genoemd. De naam is uit de cultuurwetenschappelijke
titulatuur genomen en op de smalle basis van deze ambtstitel moet
de kerkelijke opleiding van de dienst des Woords niet gefundeerd
worden. Als hoogleraar heeft hij een wetenschappelijk ambt en
kerkelijk is hij nog altijd dienaar des Woords. De zendeling is
ook dienaar des Woords, een herder, die zijn ambt begint met het
vergaderen van de schapen. Door de voorzitter van de commissie,
dr. R.H. Bremmer, wordt er nog op gewezen, dat het ambt van
doctoren in de kerk gekomen is door een verkeerde uitleg van
Efeze 4: 11. De hoogleraren zijn nu dienaren van het Woord, die
afgezonderd worden tot een wetenschappelijk ambt. De commissie
verklaart zich bereid een nadere formulering van artikel 2 te
overwegen. De praeses schort hiervoor de bespreking over dit
artikel op. Omdat hiermee samenhangt de formulering van artikel
26, waar de deputaten in hun concept spreken over de missionaire
dienaren, wordt na enige bespreking ook dit artikel aangehouden
om over de formulering ervan tegelijk met die van artikel 2 te
beslissen.
Inzake artikel 2 over de diensten of ambten (zie artikel 392 van deze Acta) wordt met grote meerderheid de nieuwe redactie van de commissie aanvaard. Daarbij wordt de vraag of gesproken zal worden van diensten of ambten in artikel 1 en 2 van de kerkorde toevertrouwd aan het nieuwe deputaatschap voor nader advies. Voorts wordt de nieuwe redactie van de artikelen 18, 20, 26 en 28, zoals door de Commissie voorgesteld, aanvaard.
2. De ambten zijn drieërlei: van de dienaren des Woords, onder wie sommigen zullen worden afgezonderd voor de opleiding tot de dienst des Woords en sommigen voor de zendingsarbeid; voorts van de ouderlingen en van de diakenen.
Hierin wordt dit artikel niet apart behandeld.
3. Artikel 2 (acta)
T. In het verouderde drieërlei ligt niet alleen een getal, maar
ook een onderscheiding(driesoortig).
De bijzin over de afzondering van sommige dienaren des Woords
duwt de ambten van ouderling en diaken wat ver naar
achteren. Splitsing in twee zinnen kan hier verbetering brengen.
Dienaar des Woords kan worden afgewisseld met predikant, vgl. het
bevestigingsformulier voor deze ambtsdragers: in de titel
'dienaren des Woords', in de aanhef 'onze beroepen predikant’
Voorstel:
Er zijn drie ambten te onderscheiden: het ambt van dienaar des
Woords, van ouderling en van diaken.
Sommige predikanten zullen afgezonderd worden voor de opleiding
tot de dienst des Woords, andere voor liet zendingswerk.
Art. 2. Naar het oordeel van uw commissie een sterke verbetering, vergeleken met de tekst van ".Kampen"; we denken weer aan de structuur. In de toelichting bij dit artikel spreken depp. over het afwisselend gebruik van "dienaar des Woords" en "predikant"; het is uw commissie opgevallen dat vaker in de voorgestelde tekst der KO. artikelen wordt gesproken van "predikant" dan van "dienaar des Woords", het ambt wordt - en zo functioneert de afwisseling heel duidelijk – keer op keer genoemd "dienst des Woords". Zie reeds artikel 2, 2e deel.
Dit artikel wordt conform het concept van deputaten aanvaard.
I DE AMBTEN
Artikel 2
Drie ambten
Er zijn drie ambten te onderscheiden: het ambt van dienaar des
Woords, van ouderling en van diaken. Sommige predikanten zullen
afgezonderd worden voor de opleiding tot de dienst des Woords,
andere voor het zendingswerk.