Van de leer, Sacramenten en andere ceremoniën.
Artikel LIII.
De dienaren des Woords Gods, en desgelijks de professoren in de theologie ('t welk ook den anderen professoren en insgelijks den rectoren en schoolmeesters wel betaamt) zullen de drie formulieren van eenigheid der Nederlandsche kerken onderteekenen, en de dienaren des Woords, die zulks refuseeren, zullen de facto in hunnen dienst door den kerkeraad of de classis geschorst worden, tot ter tijd toe dat zij zich daarin geheellijk verklaard zullen hebben, en indien zij obstinatelijk in weigering blijven, zullen zij van hunnen dienst geheellijk afgesteld worden.
DE LEER
Artikel 52.
Ondertekening door dienaren des Woords, hoogleraren en
overige docenten
1. Alle dienaren des Woords, en desgelijks de hoogleraren en
overige docenten aan de Theologische Hogeschool zullen de drie
Formulieren van enigheid der Nederlandse kerken ondertekenen, met
gebruikmaking van het daartoe bestemde formulier.
2. Dienaren des Woords, die dit weigeren, zullen dientengevolge
terstond in hun dienst door de kerkeraad of de classis geschorst
worden, tot ter tijd toe, dat zij zich daarin geheel verklaard
zullen hebben, en indien zij halsstarrig weigeren, zullen zij van
hun dienst geheel afgesteld worden.
Toelichting:
1. Dit is art. 53 (oud). Nieuw is het woord 'alle' in het begin
(met inbegrip van de missionaire dienaren des Woords) en het
noemen van de overige docenten aan de Theologische Hogeschool
(met inbegrip van wetenschappelijke medewerkers). De uitbreiding
over rectoren en schoolmeesters is vervallen. Zie voor dit
laatste verder art. 60 (nieuw).
Wanneer een beroepen dienaar des Woords na afloop van het
peremptoir examen dit formulier ondertekent, zal de aanhef
daarvan aangepast dienen te
worden (vgl. art. 105d, acta synode Rotterdam-Delfshaven,
1964/65).
2. Schorsing en afzetting naar art. 52 (nieuw) verloopt anders
dan naar art. 79 (art. 79 regelt handelingen in het kader van de
tucht, art. 52 slaat op weigering van ondertekening).
3. Niet alleen een kerkeraad, ook de classis kan geconfronteerd
worden met weigering van ondertekening.
4. In het ondertekeningsformulier is nu meer tot uitdrukking
gekomen dat het niet om een keuze tussen kerkeraad, classis of
synode gaat doch om het volgen van de kerkelijke weg, te beginnen
bij de kerkeraad. De leer is niet zaak van een kerk op
zichzelf.
5. Appèl kan ook gericht zijn tegen het oordeel van een classis,
terwijl ook dan de verplichting geldt die in het slot van het
formulier bedoeld wordt.
Er is vrij veel reactie op de herziening, die depp. voorstellen,
en op hun ontwerp van een formulier voor ouderlingen en diakenen.
De comm. handelt eerst over art. 52 en 53, en daarna over de
ondertekeningsformulieren.
KRA en Cn menen, dat "formulier" in lid 1 meervoud moet zijn; een
taalkundige kwestie waaraan de comm. voorbij kan gaan.
KRHW heeft vijf wensen:
a. In lid 1 na "zullen" invoegen: "bij de aanvaarding van hun
dienst. Hierdoor zou duidelijk gestipuleerd worden "dat
aanvaarding van de dienst afhankelijk is van de
ondertekening".
Uw comm. merkt hierbij op, dat de bepaling van art. 52 past bij
de praktijk, dat een voor het eerst of opnieuw bevestigde
predikant in de eerstvolgende kerkeraadsvergadering (en in de
eerstvolgende classisvergadering) het formulier ondertekent. Het
voorstel van KRHW zou ondertekening ten overstaan van de
kerkeraad vóór de bevestiging nodig maken. Een ondertekening
vooraf vindt trouwens al plaats naar de regel van gs
Rotterdam-Delfshaven 1964/65 (Acta art. 105 d.d.): "Na gunstige
afloop van het peremptoir examen zal de beroepen dienaar des
Woords de verklaring ondertekenen, die voor dienaren des Woords
in 1619 is vastgesteld". Bovendien zou de invoeging van KRHW het
tweede lid geheel onbegrijpelijk maken. Het is niet duidelijk te
maken, hoe iemand die de aanvaarding van zijn dienst heeft
verhinderd, daarna in zijn dienst geschorst kan worden. Dit
tweede lid legt overigens datgene vast, wat KRHW gestipuleerd wil
hebben.
b. KRHW stelt voor de uitdrukking "de Nederlandse Kerken" te
vervangen door de officiële naam van de kerken. Daartegen kan
geen bezwaar zijn.
c. Verder wil deze KR in lid 2 "of de classis " laten vervallen.
"Willen we onze kerken vrijhouden van het "nieuwe" kerkrecht, dat
hiërarchisch is, dan zal duidelijk moeten uitkomen dat een
classis in bepaalde gevallen wel een oordeel van
schorsingswaardigheid uit zal kunnen spreken, maar dat de
uitvoering ervan altijd bij de kerkeraad berust, daar de classis
nooit zal mogen doen wat des kerkeraads is". KRH en KR
Zwijndrecht hebben eveneens bezwaar ingebracht tegen mogelijke
schorsing dor de classis.
Depp. hebben over dit punt gedacht, blijkens hun toelichting punt
2 en 3, waar zij onderscheid maken tussen schorsing bij het
weigeren van de ondertekening, en verder stellen: dat ook de
classis met zo'n weigering geconfronteerd kan worden.
Hieruit kan t.a.v. de bezwaren van KRHW worden opgemaakt, dat
tuchtoefening naar art. 79 'des kerkeraads' is en blijft, terwijl
het reageren op een weigering-om-te-ondertekenen óók 'der
classis' kan zijn.
Uw comm. kan met depp. meegaan in het onderscheiden van
handelingen naar art. 79 en naar art. 52. Het is een onderscheid,
dat in de KO zelf ligt. Men heeft wel eens getracht aan te tonen
dat naar art. 53 (oud) alleen schorsingswaardigheid kan worden
uitgesproken, en dat voor de effectuering van de maatregel altijd
art. 79 moest worden toegepast; dit is echter in strijd met de
duidelijke tekst van art. 53 (oud): 'de facto' (door depp.
weergegeven met "dientengevolge terstond") … "in hun dienst
geschorst worden".
Toch kan uw comm. niet meegaan met depp. als zij voor de
classicale maatregel de term "in hun dienst geschorst worden"
laten staan. De classis heeft niet in de dienst gesteld, zij kan
ook niet schorsen in de dienst. Zij doet in zo'n geval het háre,
door te besluiten dat zij de weigerachtige predikant niet
ontvangt als afgevaardigde; en voorts dat ze de afvaardiging van
zijn kerk niet kan ontvangen, indien de kerkeraad niet meer naar
art. 52 tot schorsing overgaat. Ook kan de classis uitspreken,
dat geen van de zusterkerken de betrokken predikant mag laten
voorgaan in de dienst des Woords, en die uitspraak aan de andere
classes bekend maken. Maar verder kan zij t.a.v. de dienst van de
betrokkene toch niet gaan.
Het lijkt de comm. niet doenlijk, dit alles in art. 52 in
bijzonderheden te omschrijven. Zij wil u voorstellen, lid 2 op
dit punt te nuanceren, zodat er komt te staan: "Dienaren des
Woords, die dit weigeren, zullen dientengevolge terstond door de
kerkeraad in hun dienst geschorst worden, en ter classis niet als
afgevaardigde ontvangen worden tot ter tijd toe …" enz.
d. KRHW stelt vervolgens voor, een derde lid toe te voegen,
waarin staan moet "dat, wanneer het hoogleraren of andere
docenten aan de Theol. Hogeschool betreft, de deputaten-curatoren
zullen overgaan tot uitstel of afstel van de installatie of tot
schorsing, in afwachting van een definitief G.S. besluit". Ook
KRH acht het een lacune, dat in het voorstel van depp. geen
sanctie genoemd wordt voor de hoogleraren en overige docenten.
KRHW verwijst naar ZAK art. 53: " …in hulle dienst geskors word
deur die kerkraad of die klassis, en in geval van professore,
deur die nasionale sinode …".
Uw comm. haalt hier met instemming aan, wat KRHW in ander verband
gezegd heeft over wat niet en wat wel in de KO thuishoort:
"daarom is de goede scheidslijn, dat nadere regelingen per
synodebesluit getroffen worden, maar dat de algemene bepalingen
een plaats in de KO krijgen". De comm. wijst erop, dat de
ondertekening door de hoogleraren en overige docenten nader
geregeld is in het Reglement voor de Theologische Hogeschol, art.
7. De algemene bepaling in art. 52 acht de comm. in dit geval
voldoende, omdat het overige (ook wat betreft de maatregelen die
genomen moeten worden) aangemerkt kan worden als 'nadere
regeling', te vinden in genoemd Reglement art. 6b en 7, alsmede
in de Instructie voor de deputaten-curatoren, art. 4 (Acta gs
Amersfoort-West 1967, bijlage 18 en 18a).
e. Min of meer afzonderlijk staat de volgende opmerking van deze
KR: "Vanwege de bepaling dat schorsing dientengevolge terstond
zal moeten plaatsvinden, wat toch wel moet betekenen, ongeacht
een appèl op de meerdere vergadering, acht de kerkeraad het
noodzakelijk, dat de synode de bepaling van de G. S. van Assen
1926, geciteerd in De Orde der Kerk van F. L. Bos, p. 201,
wegneemt".
Dit betreft de uitspraak van genoemde synode (Acta art. 163 sub
23): "De straf, waarvan in het ondertekeningsformulier gewag
wordt gemaakt, wanneer een predikant weigert de gevorderde
verklaring af te leggen, namelijk het de facto gesuspendeerd
worden, treedt in geval van appèl eerst in, wanneer de
particuliere synode over zijn bezwaar uitspraak heeft gedaan en
hij dan nog weigeren zou naar de uitspraak van de particuliere
synode zich te reguleren".
Uw comm. meent, dat hier twee zaken (of aspecten) door elkaar
gehaald worden. Het "dientengevolge terstond" in dit artikel ziet
op de weigering van een dienaar des Woords om te
ondertekenen.
Daar spreekt het aangehaalde besluit van de gs Assen 1926 niet
over. Dat besluit wil iets regelen in verband met het geval, dat
een predikant (die zijn handtekening geplaatst heeft) reden tot
nadenken geeft (althans in de ogen van kerkeraad en/of classis).
Van hem wordt dan nadere verklaring van zijn gevoelen geëist, en
hij kan weigeren die verklaring te geven, terwijl hij de zaak in
appèl voorlegt aan de meerdere vergadering. Deze kwestie laat
art. 52 onaangetast, en moet bij de bespreking van het
ondertekeningsformulier aan de orde komen.
OPZICHT INZAKE DE LEER, DE DIENST DES WOORDS EN DER SACRAMENTEN, EN DE KERKELIJKE GEBRUIKEN.
INZAKE DE LEER.
Art. 56.
1. Alle dienaren des Woords, en desgelijks de hoogleraren en
overige docenten aan de Theologische Hogeschool zullen de drie
Formulieren van enigheid der Gereformeerde kerken in Nederland
ondertekenen, met gebruikmaking van het daartoe bestemde
formulier.
2. Dienaren des Woords, die dit weigeren, zullen dientengevolge
terstond door de kerkeraad ( ) in hun dienst geschorst worden, en
ter classis niet als afgevaardigde ontvangen worden, tot ter tijd
toe dat zij zich daarin geheel verklaard zullen hebben, en indien
zij halsstarrig weigeren, zullen zij van hun dienst geheel
afgesteld worden.
De synode stelt dit artikel direct na eerste lezing vast. Zij gaat uit van de tekst van de commissie.
53
1. Alle dienaren des Woords, en desgelijks de hoogleraren en
overige docenten aan de
Theologische Hogeschool zullen de drie Formulieren van enigheid
der Gereformeerde Kerken in Nederland ondertekenen, met
gebruikmaking van het daartoe bestemde formulier.
2. Dienaren des Woords, die dit weigeren, zullen dientengevolge
terstond door de kerkeraad in
hun dienst geschorst worden, en ter classis niet ontvangen
worden, tot ter tijd toe dat zij zich daarin geheel verklaard
zullen hebben, en indien zij halsstarrig weigeren, zullen zij van
hun dienst afgesteld worden.
Dit rapport behandelt het betreffende artikel niet.
54. Artikel 53 (acta)
T. Depp. zijn het erover eens dat het woord enigheid in 'de drie
formulieren van enigheid' verouderd is. Men zou kunnen stellen
dat deze aanduiding in het gebruik een soort eigennaam geworden
is en dus onveranderd kan blijven. Maar depp. zijn van oordeel
dat de betekenis van deze aanduiding belangrijk genoeg is om haar
onomwonden in hedendaags nederlands naar voren te helen. Het
betreft de geloofseenheid van de kerken.
Als mogelijkheden voor de weergave komen in aanmerking eendracht
en eenheid. Depp. kozen met overtuiging voor het laatste. Dit
sluit aan bij de tekst van de catechismus in antw. 54, waar
beleden wordt dat Christus zijn kerk vergadert 'door zijn Geest
en Woord in de eenheid van het ware geloof'.
TM. In het tweede lid stuitten depp. op de zin: 'tot ter tijd toe
dat zij zich daarin geheel verklaard zullen hebben'. Eenvoudig
overgezet betekent dit: totdat zij een volledige verklaring van
hun gevoelen hebben gegeven. De vraag is: moet een schorsing naar
art. 53 opgeheven worden, zodra een predikant die de
ondertekening weigert, zijn gevoelen duidelijk heeft gemaakt.
Dat is kennelijk niet de bedoeling, want de volgende zin zegt:
indien zij halsstarrig weigeren zullen zij van hun dienst geheel
afgezet worden.
Naar het oordeel van depp. ontbreekt hier toch een schakel in de
gedachtengang.
Het verloop van de zaak die hier aan de orde is, gaat h.i. als
volgt: een predikant die de ondertekening weigert wordt als
gevolg daarvan direct door de kerkeraad geschorst. De classis,
waar eveneens het ondertekeningsformulier de toegang bepaalt,
ontvangt hem niet als predikant in haar midden.
Dan volgt er een tijd waarin
a. de predikant gelegenheid wordt gegeven zijn gevoelen uiteen te
zetten, en
b. bij hem aangedrongen wordt op het aanvaarden van de gehele
gereformeerde leer en aldus op de ondertekening.
Blijft hij bij zijn weigering, dan volgt afzetting.
In de herziene kerkorde van de Chr. Gereformeerde Kerken is het
tussenstadium volgens depp. duidelijker aangegeven. Daar staat:
'totdat zij na samenspreking bereid zijn tot ondertekening'.
Slechts hebben depp. deze aanmerking dat strikt genomen niet de
bereidheid tot ondertekening, maar de ondertekening zelf
voorwaarde is voor opheffing van de schorsing.
Depp. menen dat het element van samenspreking zichtbaar kan worden gemaakt in de laatste zin.
Voorstel:
De predikanten, de hoogleraren en overige docenten aan de
Theologische Hogeschool zullen de drie formulieren van eenheid
van de Gereformeerde Kerken in Nederland ondertekenen, waarbij de
formulieren gebruikt worden, die voor de verschillende diensten
zijn vastgesteld.
Predikanten die dit weigeren zullen als gevolg daarvan
onmiddellijk geschorst worden en de classis zal hen niet
ontvangen. Indien zij na samenspreking over hun gevoelen bij hun
weigering blijven, zullen zij afgezet worden.
Art. 53.
Depp. lieten in de door hen voorgestelde tekst weg de woorden uit
het slot van dit artikel, zoals Kampen 1975 dat nog formuleerde:
"tot ter tijd toe dat zij zich daarin geheel verklaard zullen
hebben". Deze woorden kunnen immers ten onrechte aldus
worden opgevat: een schorsing moet worden opgeheven zodra de
betreffende predikant zijn gevoelen heeft duidelijk gemaakt. Zie
"bruin", pag. 66.
Zie artikel 50.
III. HET OPZICHT OVER DE LEER EN DE EREDIENST
Artikel 53
Ondertekening van de belijdenis door predikanten en
docenten
De predikanten, de hoogleraren en overige docenten aan de
Theologische Hogeschool zullen de drie formulieren van
eenheid van de Gereformeerde Kerken in Nederland ondertekenen,
waarbij de formulieren gebruikt worden die voor de verschillende
diensten zijn vastgesteld. Predikanten die dit weigeren, zullen
als gevolg daarvan onmiddellijk geschorst worden en de classis
zal hen niet ontvangen. Indien zij na samenspreking over hun
gevoelen bij hun weigering blijven, zullen zij afgezet worden.