Artikel 53

 

Kerkenordening 1905/1933

Van de leer, Sacramenten en andere ceremoniën.
Artikel LIII.

De dienaren des Woords Gods, en desgelijks de professoren in de theologie ('t welk ook den anderen professoren en insgelijks den rectoren en schoolmeesters wel betaamt) zullen de drie formulieren van eenigheid der Nederlandsche kerken onderteekenen, en de dienaren des Woords, die zulks refuseeren, zullen de facto in hunnen dienst door den kerkeraad of de classis geschorst worden, tot ter tijd toe dat zij zich daarin geheellijk verklaard zullen hebben, en indien zij obstinatelijk in weigering blijven, zullen zij van hunnen dienst geheellijk afgesteld worden.

 

Deputatenrapport 1974

DE LEER

Artikel 52.
Ondertekening door dienaren des Woords, hoogleraren en overige docenten
1. Alle dienaren des Woords, en desgelijks de hoogleraren en overige docenten aan de Theologische Hogeschool zullen de drie Formulieren van enigheid der Nederlandse kerken ondertekenen, met gebruikmaking van het daartoe bestemde formulier.
2. Dienaren des Woords, die dit weigeren, zullen dientengevolge terstond in hun dienst door de kerkeraad of de classis geschorst worden, tot ter tijd toe, dat zij zich daarin geheel verklaard zullen hebben, en indien zij halsstarrig weigeren, zullen zij van hun dienst geheel afgesteld worden.

Toelichting:
1. Dit is art. 53 (oud). Nieuw is het woord 'alle' in het begin (met inbegrip van de missionaire dienaren des Woords) en het noemen van de overige docenten aan de Theologische Hogeschool (met inbegrip van wetenschappelijke medewerkers). De uitbreiding over rectoren en schoolmeesters is vervallen. Zie voor dit laatste verder art. 60 (nieuw).
Wanneer een beroepen dienaar des Woords na afloop van het peremptoir examen dit formulier ondertekent, zal de aanhef daarvan aangepast dienen te
worden (vgl. art. 105d, acta synode Rotterdam-Delfshaven, 1964/65).
2. Schorsing en afzetting naar art. 52 (nieuw) verloopt anders dan naar art. 79 (art. 79 regelt handelingen in het kader van de tucht, art. 52 slaat op weigering van ondertekening).
3. Niet alleen een kerkeraad, ook de classis kan geconfronteerd worden met weigering van ondertekening.
4. In het ondertekeningsformulier is nu meer tot uitdrukking gekomen dat het niet om een keuze tussen kerkeraad, classis of synode gaat doch om het volgen van de kerkelijke weg, te beginnen bij de kerkeraad. De leer is niet zaak van een kerk op zichzelf.
5. Appèl kan ook gericht zijn tegen het oordeel van een classis, terwijl ook dan de verplichting geldt die in het slot van het formulier bedoeld wordt.

 

Commissierapport 1975

Er is vrij veel reactie op de herziening, die depp. voorstellen, en op hun ontwerp van een formulier voor ouderlingen en diakenen. De comm. handelt eerst over art. 52 en 53, en daarna over de ondertekeningsformulieren.
KRA en Cn menen, dat "formulier" in lid 1 meervoud moet zijn; een taalkundige kwestie waaraan de comm. voorbij kan gaan.
KRHW heeft vijf wensen:
a. In lid 1 na "zullen" invoegen: "bij de aanvaarding van hun dienst. Hierdoor zou duidelijk gestipuleerd worden "dat aanvaarding van de dienst afhankelijk is van de ondertekening".
Uw comm. merkt hierbij op, dat de bepaling van art. 52 past bij de praktijk, dat een voor het eerst of opnieuw bevestigde predikant in de eerstvolgende kerkeraadsvergadering (en in de eerstvolgende classisvergadering) het formulier ondertekent. Het voorstel van KRHW zou ondertekening ten overstaan van de kerkeraad vóór de bevestiging nodig maken. Een ondertekening vooraf vindt trouwens al plaats naar de regel van gs Rotterdam-Delfshaven 1964/65 (Acta art. 105 d.d.): "Na gunstige afloop van het peremptoir examen zal de beroepen dienaar des Woords de verklaring ondertekenen, die voor dienaren des Woords in 1619 is vastgesteld". Bovendien zou de invoeging van KRHW het tweede lid geheel onbegrijpelijk maken. Het is niet duidelijk te maken, hoe iemand die de aanvaarding van zijn dienst heeft verhinderd, daarna in zijn dienst geschorst kan worden. Dit tweede lid legt overigens datgene vast, wat KRHW gestipuleerd wil hebben.
b. KRHW stelt voor de uitdrukking "de Nederlandse Kerken" te vervangen door de officiële naam van de kerken. Daartegen kan geen bezwaar zijn.
c. Verder wil deze KR in lid 2 "of de classis " laten vervallen. "Willen we onze kerken vrijhouden van het "nieuwe" kerkrecht, dat hiërarchisch is, dan zal duidelijk moeten uitkomen dat een classis in bepaalde gevallen wel een oordeel van schorsingswaardigheid uit zal kunnen spreken, maar dat de uitvoering ervan altijd bij de kerkeraad berust, daar de classis nooit zal mogen doen wat des kerkeraads is". KRH en KR Zwijndrecht hebben eveneens bezwaar ingebracht tegen mogelijke schorsing dor de classis.
Depp. hebben over dit punt gedacht, blijkens hun toelichting punt 2 en 3, waar zij onderscheid maken tussen schorsing bij het weigeren van de ondertekening, en verder stellen: dat ook de classis met zo'n weigering geconfronteerd kan worden.
Hieruit kan t.a.v. de bezwaren van KRHW worden opgemaakt, dat tuchtoefening naar art. 79 'des kerkeraads' is en blijft, terwijl het reageren op een weigering-om-te-ondertekenen óók 'der classis' kan zijn.
Uw comm. kan met depp. meegaan in het onderscheiden van handelingen naar art. 79 en naar art. 52. Het is een onderscheid, dat in de KO zelf ligt. Men heeft wel eens getracht aan te tonen dat naar art. 53 (oud) alleen schorsingswaardigheid kan worden uitgesproken, en dat voor de effectuering van de maatregel altijd art. 79 moest worden toegepast; dit is echter in strijd met de duidelijke tekst van art. 53 (oud): 'de facto' (door depp. weergegeven met "dientengevolge terstond") … "in hun dienst geschorst worden".
Toch kan uw comm. niet meegaan met depp. als zij voor de classicale maatregel de term "in hun dienst geschorst worden" laten staan. De classis heeft niet in de dienst gesteld, zij kan ook niet schorsen in de dienst. Zij doet in zo'n geval het háre, door te besluiten dat zij de weigerachtige predikant niet ontvangt als afgevaardigde; en voorts dat ze de afvaardiging van zijn kerk niet kan ontvangen, indien de kerkeraad niet meer naar art. 52 tot schorsing overgaat. Ook kan de classis uitspreken, dat geen van de zusterkerken de betrokken predikant mag laten voorgaan in de dienst des Woords, en die uitspraak aan de andere classes bekend maken. Maar verder kan zij t.a.v. de dienst van de betrokkene toch niet gaan.
Het lijkt de comm. niet doenlijk, dit alles in art. 52 in bijzonderheden te omschrijven. Zij wil u voorstellen, lid 2 op dit punt te nuanceren, zodat er komt te staan: "Dienaren des Woords, die dit weigeren, zullen dientengevolge terstond door de kerkeraad in hun dienst geschorst worden, en ter classis niet als afgevaardigde ontvangen worden tot ter tijd toe …" enz.
d. KRHW stelt vervolgens voor, een derde lid toe te voegen, waarin staan moet "dat, wanneer het hoogleraren of andere docenten aan de Theol. Hogeschool betreft, de deputaten-curatoren zullen overgaan tot uitstel of afstel van de installatie of tot schorsing, in afwachting van een definitief G.S. besluit". Ook KRH acht het een lacune, dat in het voorstel van depp. geen sanctie genoemd wordt voor de hoogleraren en overige docenten. KRHW verwijst naar ZAK art. 53: " …in hulle dienst geskors word deur die kerkraad of die klassis, en in geval van professore, deur die nasionale sinode …".
Uw comm. haalt hier met instemming aan, wat KRHW in ander verband gezegd heeft over wat niet en wat wel in de KO thuishoort: "daarom is de goede scheidslijn, dat nadere regelingen per synodebesluit getroffen worden, maar dat de algemene bepalingen een plaats in de KO krijgen". De comm. wijst erop, dat de ondertekening door de hoogleraren en overige docenten nader geregeld is in het Reglement voor de Theologische Hogeschol, art. 7. De algemene bepaling in art. 52 acht de comm. in dit geval voldoende, omdat het overige (ook wat betreft de maatregelen die genomen moeten worden) aangemerkt kan worden als 'nadere regeling', te vinden in genoemd Reglement art. 6b en 7, alsmede in de Instructie voor de deputaten-curatoren, art. 4 (Acta gs Amersfoort-West 1967, bijlage 18 en 18a).
e. Min of meer afzonderlijk staat de volgende opmerking van deze KR: "Vanwege de bepaling dat schorsing dientengevolge terstond zal moeten plaatsvinden, wat toch wel moet betekenen, ongeacht een appèl op de meerdere vergadering, acht de kerkeraad het noodzakelijk, dat de synode de bepaling van de G. S. van Assen 1926, geciteerd in De Orde der Kerk van F. L. Bos, p. 201, wegneemt".
Dit betreft de uitspraak van genoemde synode (Acta art. 163 sub 23): "De straf, waarvan in het ondertekeningsformulier gewag wordt gemaakt, wanneer een predikant weigert de gevorderde verklaring af te leggen, namelijk het de facto gesuspendeerd worden, treedt in geval van appèl eerst in, wanneer de particuliere synode over zijn bezwaar uitspraak heeft gedaan en hij dan nog weigeren zou naar de uitspraak van de particuliere synode zich te reguleren".
Uw comm. meent, dat hier twee zaken (of aspecten) door elkaar gehaald worden. Het "dientengevolge terstond" in dit artikel ziet op de weigering van een dienaar des Woords om te ondertekenen.
Daar spreekt het aangehaalde besluit van de gs Assen 1926 niet over. Dat besluit wil iets regelen in verband met het geval, dat een predikant (die zijn handtekening geplaatst heeft) reden tot nadenken geeft (althans in de ogen van kerkeraad en/of classis). Van hem wordt dan nadere verklaring van zijn gevoelen geëist, en hij kan weigeren die verklaring te geven, terwijl hij de zaak in appèl voorlegt aan de meerdere vergadering. Deze kwestie laat art. 52 onaangetast, en moet bij de bespreking van het ondertekeningsformulier aan de orde komen.

OPZICHT INZAKE DE LEER, DE DIENST DES WOORDS EN DER SACRAMENTEN, EN DE KERKELIJKE GEBRUIKEN.

INZAKE DE LEER.

Art. 56.
1. Alle dienaren des Woords, en desgelijks de hoogleraren en overige docenten aan de Theologische Hogeschool zullen de drie Formulieren van enigheid der Gereformeerde kerken in Nederland ondertekenen, met gebruikmaking van het daartoe bestemde formulier.
2. Dienaren des Woords, die dit weigeren, zullen dientengevolge terstond door de kerkeraad ( ) in hun dienst geschorst worden, en ter classis niet als afgevaardigde ontvangen worden, tot ter tijd toe dat zij zich daarin geheel verklaard zullen hebben, en indien zij halsstarrig weigeren, zullen zij van hun dienst geheel afgesteld worden.

 

Synodebehandeling 1975

De synode stelt dit artikel direct na eerste lezing vast. Zij gaat uit van de tekst van de commissie.

53
1. Alle dienaren des Woords, en desgelijks de hoogleraren en overige docenten aan de
Theologische Hogeschool zullen de drie Formulieren van enigheid der Gereformeerde Kerken in  Nederland ondertekenen, met gebruikmaking van het daartoe bestemde formulier.
2. Dienaren des Woords, die dit weigeren, zullen dientengevolge terstond door de kerkeraad in
hun dienst geschorst worden, en ter classis niet ontvangen worden, tot ter tijd toe dat zij zich daarin geheel verklaard zullen hebben, en indien zij halsstarrig weigeren, zullen zij van hun dienst afgesteld worden.

 

Deputatenrapport 1976

Dit rapport behandelt het betreffende artikel niet.

 

Deputatenrapport 1977

54. Artikel 53 (acta)

T. Depp. zijn het erover eens dat het woord enigheid in 'de drie formulieren van enigheid' verouderd is. Men zou kunnen stellen dat deze aanduiding in het gebruik een soort eigennaam geworden is en dus onveranderd kan blijven. Maar depp. zijn van oordeel dat de betekenis van deze aanduiding belangrijk genoeg is om haar onomwonden in hedendaags nederlands naar voren te helen. Het betreft de geloofseenheid van de kerken.
Als mogelijkheden voor de weergave komen in aanmerking eendracht en eenheid. Depp. kozen met overtuiging voor het laatste. Dit sluit aan bij de tekst van de catechismus in antw. 54, waar beleden wordt dat Christus zijn kerk vergadert 'door zijn Geest en Woord in de eenheid van het ware geloof'.
TM. In het tweede lid stuitten depp. op de zin: 'tot ter tijd toe dat zij zich daarin geheel verklaard zullen hebben'. Eenvoudig overgezet betekent dit: totdat zij een volledige verklaring van hun gevoelen hebben gegeven. De vraag is: moet een schorsing naar art. 53 opgeheven worden, zodra een predikant die de ondertekening weigert, zijn gevoelen duidelijk heeft gemaakt.
Dat is kennelijk niet de bedoeling, want de volgende zin zegt: indien zij halsstarrig weigeren zullen zij van hun dienst geheel afgezet worden.
Naar het oordeel van depp. ontbreekt hier toch een schakel in de gedachtengang.
Het verloop van de zaak die hier aan de orde is, gaat h.i. als volgt: een predikant die de ondertekening weigert wordt als gevolg daarvan direct door de kerkeraad geschorst. De classis, waar eveneens het ondertekeningsformulier de toegang bepaalt, ontvangt hem niet als predikant in haar midden.
Dan volgt er een tijd waarin
a. de predikant gelegenheid wordt gegeven zijn gevoelen uiteen te zetten, en
b. bij hem aangedrongen wordt op het aanvaarden van de gehele gereformeerde leer en aldus op de ondertekening.
Blijft hij bij zijn weigering, dan volgt afzetting.
In de herziene kerkorde van de Chr. Gereformeerde Kerken is het tussenstadium volgens depp. duidelijker aangegeven. Daar staat: 'totdat zij na samenspreking bereid zijn tot ondertekening'. Slechts hebben depp. deze aanmerking dat strikt genomen niet de bereidheid tot ondertekening, maar de ondertekening zelf voorwaarde is voor opheffing van de schorsing.

Depp. menen dat het element van samenspreking zichtbaar kan worden gemaakt in de laatste zin.

Voorstel:

De predikanten, de hoogleraren en overige docenten aan de Theologische Hogeschool zullen de drie formulieren van eenheid van de Gereformeerde Kerken in Nederland ondertekenen, waarbij de formulieren gebruikt worden, die voor de verschillende diensten zijn vastgesteld.
Predikanten die dit weigeren zullen als gevolg daarvan onmiddellijk geschorst worden en de classis zal hen niet ontvangen. Indien zij na samenspreking over hun gevoelen bij hun weigering blijven, zullen zij afgezet worden.

 

Commissierapport 1978

Art. 53.
Depp. lieten in de door hen voorgestelde tekst weg de woorden uit het slot van dit artikel, zoals Kampen 1975 dat nog formuleerde: "tot ter tijd toe dat zij zich daarin geheel verklaard zullen hebben".  Deze woorden kunnen immers ten onrechte aldus worden opgevat: een schorsing moet worden opgeheven zodra de betreffende predikant zijn gevoelen heeft duidelijk gemaakt. Zie "bruin", pag. 66.

 

Synodebehandeling 1978

Zie artikel 50.

 

Kerkorde 1978

III. HET OPZICHT OVER DE LEER EN DE EREDIENST

Artikel 53
Ondertekening van de belijdenis door predikanten  en docenten
De predikanten, de hoogleraren en overige docenten aan de Theologische Hogeschool  zullen de drie formulieren van eenheid van de Gereformeerde Kerken in Nederland ondertekenen, waarbij de formulieren gebruikt worden die voor de verschillende diensten zijn vastgesteld. Predikanten die dit weigeren, zullen als gevolg daarvan onmiddellijk geschorst worden en de classis zal hen niet ontvangen. Indien zij na samenspreking over hun gevoelen bij hun weigering blijven, zullen zij afgezet worden.