Artikel 27

 

Kerkenordening 1905/1933

Artikel XXVIII.
Gelijk het ambt der christelijke overheden is, den heiligen kerkedienst in alle manieren te bevorderen, denzelven met haar exempel den onderdanen te recommandeeren, en aan de predikanten, ouderlingen en diakenen in allen voorvallenden nood de hand te bieden, en bij hare goede ordening te beschermen, alzoo zijn alle predikanten, ouderlingen en diakenen schuldig, de gansche gemeente vlijtiglijk en oprechtelijk in te scherpen de gehoorzaamheid, liefde en eerbiedinge, die zij den Magistraten schuldig zijn; en zullen alle kerkelijke personen met hun goed exempel in dezen de gemeente voorgaan, en door behoorlijk respect en correspondentie de gunst der overheden tot de kerken zoeken te verwekken en te behouden; ten einde, een ieder het zijne, in des Heeren vreeze, ter wederzijde doende, alle achterdenken en wantrouwen moge worden voorkomen, en goede eendracht tot der kerken welstand onderhouden.

 

Deputatenrapport 1974

Artikel 28.
De ambtsdragers en de overheden
Gelijk het ambt der overheden is, de heilige kerkedienst in alle manieren te bevorderen, zo zijn de ambtsdragers der kerk schuldig, de ganse gemeente vlijtig oprecht in te scherpen de gehoorzaamheid, liefde en eerbied, die zij de magistraten schuldig zijn, en zullen zij met hun goed voorbeeld in dezen de gemeente voorgaan, en door behoorlijk respect en correspondentie de gunst der overheden tot de kerken zoeken te verwekken en te behouden.

Toelichting:
Dit is art.28 (oud) in verkorte vorm. De elementen die herinneren aan de vroegere situatie van de ‘publieke kerk’ zijn thans weggelaten. Het begin is aangepast aan de tekst van art.36 N.G.B.

 

Commissierapport 1975

Art.28.
Depp. zeggen dat zij het begin hebben aangepast aan de tekst van art.36 NGB. Uw comm. ziet in hun voorstel wel de oude omschrijving van het ambt der overheden terug (art.28 oud), “de heilige kerkedienst in alle manieren te bevorderen”, maar geen aanpassing aan art.36 NGB: “de hand te houden aan heilige kerkedienst”.
FH oordelen, dat D.Deddens in de Almanak van F.Q.I. 1949 heeft bewezen dat “handhaven” omvat: beschermen en bevorderen. Zij vragen, waarom niet die beide woorden gebruikt zijn.
Verder hebben zij kritiek op “in alle manieren”, dat klinkt te totalitair. Jansen heeft reeds een beperking aangebracht, door aldus te verklaren: “in alle manieren, die bij het overheidsambt passen”(p.130).
CIM wil het gebed voor de overheden vermeld zien, krachtens de nadruk die de H.Schrift daarop legt.
CIA meent, dat een uitspraak over het ambt der overheid wel past in de confessie, maar niet in de KO. Haar voorstel is art.28 te beperken tot: “De ambtsdragers zullen door behoorlijk respect en correspondentie de gunst der overheden tot de kerken zoeken te verwekken en te behouden”.
CN komt met CIA ver overeen, een kerkelijke regeling regelt, wat in of door de kerken behoort te geschieden, en niet wat de overheid moet doen. Zijn voorstel luidt: “Alle predikanten, ouderlingen en diakenen zijn schuldig de ganse gemeente vlijtig en oprecht in te scherpen de gehoorzaamheid, liefde en eerbied, die zij de magistraten schuldig zijn. Zij zullen met hun goed exempel in dezen de gemeente voorgaan en door behoorlijk respect en correspondentie de gunst der overheden tot de kerken zoeken te verwekken en te behouden”.
Uw comm. is van mening dat niet alleen een aantal elementen van art.28 (oud) herinneren aan de vroegere situatie van de “publieke kerk” (depp.), maar dat het hele artikel op die vroegere situatie geënt is. Zie bij Jansen (p.129) de vermoedelijke motieven, die Dordrecht 1618/19 tot de bepaling brachten. Het vergelijkenderwijs spreken over het ambt van de overheden, en het zoeken van hun gunst zijn niet minder situatief bepaald, dan de onderdelen die depp. hebben weggelaten.
Over het ambt van de overheden spreekt de kerk publiek in haar belijdenis. De KO is ook naar het oordeel van de comm. niet de juiste plaats om op de overheden een beroep te doen tot juiste uitvoering van hun ambt.
De verschuldigde gehoorzaamheid, liefde en eerbied worden de gemeente opgedragen in de prediking en het onderwijs over de geboden van de Here. En deze dingen moeten bij de gemeente gevonden worden, ongeacht de wijze van ambtsbediening door de overheden, behoudens Hand.5:29.
Als de H.Schrift nadruk legt op de voorbede voor de overheden, dan is dat in zichzelf nog geen reden om er een regel voor te maken in de KO.
De comm. houdt uit het oude art.28 in feite geen stof over om in een nieuw artikel te formuleren. Zij acht het echter niet verantwoord, om het artikel eenvoudig te laten vervallen, en daarmee de relatie van de kerken tot de overheid uit de KO te verwijderen
Als het waar is, dat Dordracht 1618/19 zich afgrensde tegen arminiaanse en roomse dwalingen met betr. tot de verhouding kerk-overheid (Jansen t.a.p.), dan is er vandaag zeker evenveel reden om in de KO te doen uitkomen dat gereformeerde kerken de overheid eren naar de eis van Gods Woord. Dan moet het nu niet gaan over het onderwijs aan de gemeente en zelfs niet over het voorbeeld van de ambtsdragers (die in art.28 parallel stonden aan de personen met het overheidsambt), maar over het kerkelijk respect voor de overheid (dat bijv. blijkt als de kerken geen huwelijken bevestigen, tenzij ze het bewijs ontvangen dat die door de overheid zijn voltrokken). Tevens zal moeten uitkomen, dat de kerken ook via hun correspondentie met de overheden de bescherming zoeken van hun vrijheid tot de dienst van de Here naar zijn Woord.
Uw comm. stelt voor, in art.28 de volgende inhoud te leggen:

Artikel 28.
De kerken zullen de overheden, als door God ingesteld, eren en in de weg van behoorlijke correspondentie de wettige bescherming van de overheden voor de kerkedienst zoeken.

 

Synodebehandeling 1975

Over dit artikel komt de Synode niet tot een uitspraak: de commissie wordt verzocht het artikel nog eens te bezien.

28. De ambtsdragers zullen de gemeente de gehoorzaamheid en eerbied, die zij de overheden – als door God gesteld – schuldig is, inscherpen, haar met goed voorbeeld in deze voorgaan, en in de weg van behoorlijk respect en correspondentie de wettige bescherming van de overheden door de kerkedienst zoeken te verkrijgen en te behouden.

 

Deputatenrapport 1976

Dit rapport behandelt het betreffende artikel niet.

 

Deputatenrapport 1977

30.Artikel 28 (acta)
T. De term ‘voorhouden’ werd gekozen i.p.v. ‘inscherpen’. In dit laatste werd iets schoolmeesterachtigs gevoeld. Het gaat om een roeping, die de mondige gemeente steeds onder het oog moet worden gebracht, d.i. voorgehouden.

Voorstel:
De ambtsdragers zullen de gemeente voorhouden dat zij gehoorzaamheid en eerbied verschuldigd is aan de overheid, omdat God deze heeft ingesteld.
Zelf moeten zij in dezen een goed voorbeeld geven, en in de weg van gepast respect en correspondentie nastreven dat de overheid de dienst van de kerk steeds wettig beschermd.

 

Commissierapport 1978

Art.27.
Het oude artikel 28 heeft hier, aan het einde van hst.I van de K.O. terecht zijn plaats gekregen.
Een kerkeraad vraagt het woord “overheid” in het meervoud te plaatsen; het betreft hier toch al onze overheden. Uw commissie stelt hier tegenover: het hier gebruikte enkelwoud wijst in het algemeen “de soort” aan.
Een andere kerkeraad vraagt om in plaats van “de gemeente” hier te lezen: “de ambtsdragers zullen de gemeente voorhouden dat ieder mens ….”. Uw commissie meent dat hier speciaal aan de orde is de roeping der ambtsdragers in de gemeente. Dat dus de tekst van depp. de voorkeur verdient.

 

Synodebehandeling 1978

Dit artikel wordt conform het concept van deputaten aanvaard.

 

Kerkorde 1978

Artikel 27
Ambtsdragers en overheid
De ambtsdragers zullen de gemeente voorhouden dat zij gehoorzaamheid en eerbied verschuldigd is aan de overheid, omdat God deze heeft ingesteld. Zelf moeten zij in dezen een goed voorbeeld geven, en in de weg van gepast respect en correspondentie nastreven dat de overheid de dienst van de kerk steeds wettig beschermt.