Artikel 13

 

Kerkenordening 1905/1933

Artikel XIII.
Zoo het geschiedt dat eenige dienaars door ouderdom, ziekte of anderszins onbekwaam worden tot uitoefening huns dienstes, zoo zullen zij nochtans desniettemin de eere en den naam eens dienaars behouden, en van de kerk, die zij gediend hebben, eerlijk in hunne nooddruft (gelijk ook de weduwen en weezen der dienaren in 't gemeen) verzorgd worden.

 

Deputatenrapport 1974

Artikel 13.
Emeritering
Onveranderd.

 

Commissierapport 1975

Art. 13.
Hier keert de vraag naar de kerkelijke positie van de hoogleraren terug. ClA stalt dat emeritering in verband met benoeming tot hoogleraar een oneigenlijke toepassing is van art. 13. Zij wenst een afzonderlijke regeling, gelijk Jansen daarvoor pleit (p.59). Jansen klaagt niet over 'oneigenlijke toepassing", maar hij noemt professoren in de Theologie en geestelijke verzorgers een aan of ander christelijk gesticht in één adem en meent, "dat dergelijke gevallen een eigensoortig karakter dragen en daarom bij een eventueele herziening der K.O. nader geregeld moeten worden".
Nu regelt art. 7 (nieuw) de positie van hen, die benoemd worden voor een bijzondere arbeid als geestelijke verzorging. Het geval van de hoogleraren
blijft daardoor min of maar geïsoleerd over.
Uw comm. wil er op wijzen, dat zgn. oneigenlijke toepassing niet te gauw als bezwaar moet worden aangemerkt. Een andere uitdrukking hiervoor kan zijn "handelen naar analogie van” (Jansen p. 57). Het karakter van de KO, die geen uitputtende regeling biedt voor alle gevallen, laat dergelijke toepassing waar nodig toe.
Overigens is uw comm. van mening, dat de positie van de bedoelde hoogleraren wel een aparte vermelding in de KG behoort te hebben.
De comm. komt hierop terug bij art. 19.

Artikel 13.
Zo het geschiedt dat enige dienaars door ouderdom, ziekte of anderszins onbekwaam worden tot uitoefening huns dienstes, zo zullen zij nochtans desniettemin de ere en de naam eens dienaars behouden, en van de kerk, die zij gediend hebben, eerlijk in hun nooddruft (gelijk ook de weduwen en wezen der dienaren in 't gemeen) verzorgd worden.

 

Synodebehandeling 1975

De synode stelt dit artikel direct na eerste lezing lezing vast. Zij gaat uit van de tekst van de commissie.

Zo het geschiedt dat enige dienaars door ouderdom, ziekte of anderszins onbekwaam worden tot uitoefening huns dienstes, zo zullen zij nochtans desniettemin de ere en de naam eens dienaars behouden, en van de kerk, die zij gediend hebben, eerlijk in hun nooddruft (gelijk ook de weduwen en wezen der dienaren in 't gemeen) verzorgd worden.

 

Deputatenrapport 1976

Dit rapport behandelt het betreffende artikel niet.

 

Deputatenrapport 1977

14.     Artikel 13 (acta)
T.1. ‘De eer en de naam ‘ moet volgens depp. vervangen worden.
Bedoeld is dat emeriti gerechtigd blijven zich dienaar des Woors te noemen, als zodanig ook verzorgd te worden en het Woord en de sacramenten te bedienen. Depp. menen dat dit alles gevangen wordt in de uitdrukking: rechtens dienaar des Woords blijven.
2. ‘Eerlijk’ dateert uit de artikelen van Dordrecht 1578. In het nederlands van die tijd betekende het:
van personen: braaf, fatsoen, aanzienlijk
van zaken: eervol, vererend, loffelijk, zo, dat aan iemands eer voldaan is; nuttig gepast, edel. (Verdam, Middelned. Handwb)
Depp. kozen voor de weergave : op gepaste wijze

Voorstel:
Wanneer een predikant door ouderdom, ziekte of andere oorzaken niet meer in staat is zijn ambtswerk te verrichten, blijft hij rechtens dienaar des Woords.
De kerk die hij gediend heeft zal hem op gepaste wijze onderhouden.
Deze verplichting geldt ook met betrekking tot weduwen en wezen van predikanten.

 

Commissierapport 1978

Art. 13.
Dit bekende,artikel mocht zijn eigen nummer houden. Terecht. Vanuit de kerken wordt de vinger gelegd bij een verschillend woordgebruik: in art. 11 "naar behoren"; in art. 13 "op gepaste wijze"; art. 18 heeft net als art. 11.- "naar behoren". Uw commissie merkt op dat er terecht onderscheid wordt gemaakt tussen aan de ene kant de verzorging van dienstdoende predikanten en hoogleraren, anderzijds emeriti en predikantsweduwen en -wezen. Zo was dat ook in de oude K.O., waar de woorden "behoorlijk", art. 11 en "eerlijk', artikel 13 worden gebruikt.
Een andere vrager komt met het volgende probleem zoals het in het door depp. voorgestelde artikel staat, zou de gemeente die de predikant het laatst heeft gediend, "voor alle kosten opdraaien" in geval van emeritering. Uw commissie verwijst hier naar de kerkeraadsbeloften, neergelegd in de beroepsbrief.

 

Synodebehandeling 1978

Dit artikel wordt conform het concept van deputaten aanvaard.

 

Kerkorde 1978

Artikel 13
Emeritering
Wanneer een predikant door ouderdom, ziekte of andere oorzaken niet meer in staat is zijn ambtswerk te verrichten, blijft hij rechtens dienaar des Woords.
De kerk die hij gediend heeft zal hem op gepaste wijze onderhouden.
Deze verplichting geldt ook met betrekking tot weduwen en wezen van predikanten.