Artikel XIII.
Zoo het geschiedt dat eenige
dienaars door ouderdom, ziekte of anderszins onbekwaam worden tot
uitoefening huns dienstes, zoo zullen zij nochtans desniettemin
de eere en den naam eens dienaars behouden, en van de kerk, die
zij gediend hebben, eerlijk in hunne nooddruft (gelijk ook de
weduwen en weezen der dienaren in 't gemeen) verzorgd
worden.
Artikel 13.
Emeritering
Onveranderd.
Art. 13.
Hier keert de vraag naar de kerkelijke positie van de hoogleraren
terug. ClA stalt dat emeritering in verband met benoeming tot
hoogleraar een oneigenlijke toepassing is van art. 13. Zij wenst
een afzonderlijke regeling, gelijk Jansen daarvoor pleit (p.59).
Jansen klaagt niet over 'oneigenlijke toepassing", maar hij noemt
professoren in de Theologie en geestelijke verzorgers een aan of
ander christelijk gesticht in één adem en meent, "dat dergelijke
gevallen een eigensoortig karakter dragen en daarom bij een
eventueele herziening der K.O. nader geregeld moeten worden".
Nu regelt art. 7 (nieuw) de positie van hen, die benoemd worden
voor een bijzondere arbeid als geestelijke verzorging. Het geval
van de hoogleraren
blijft daardoor min of maar geïsoleerd over.
Uw comm. wil er op wijzen, dat zgn. oneigenlijke toepassing niet
te gauw als bezwaar moet worden aangemerkt. Een andere
uitdrukking hiervoor kan zijn "handelen naar analogie van”
(Jansen p. 57). Het karakter van de KO, die geen uitputtende
regeling biedt voor alle gevallen, laat dergelijke toepassing
waar nodig toe.
Overigens is uw comm. van mening, dat de positie van de bedoelde
hoogleraren wel een aparte vermelding in de KG behoort te
hebben.
De comm. komt hierop terug bij art. 19.
Artikel 13.
Zo het geschiedt dat enige dienaars door ouderdom, ziekte of
anderszins onbekwaam worden tot uitoefening huns dienstes, zo
zullen zij nochtans desniettemin de ere en de naam eens dienaars
behouden, en van de kerk, die zij gediend hebben, eerlijk in hun
nooddruft (gelijk ook de weduwen en wezen der dienaren in 't
gemeen) verzorgd worden.
De synode stelt dit artikel direct na eerste lezing lezing vast. Zij gaat uit van de tekst van de commissie.
Zo het geschiedt dat enige dienaars door ouderdom, ziekte of anderszins onbekwaam worden tot uitoefening huns dienstes, zo zullen zij nochtans desniettemin de ere en de naam eens dienaars behouden, en van de kerk, die zij gediend hebben, eerlijk in hun nooddruft (gelijk ook de weduwen en wezen der dienaren in 't gemeen) verzorgd worden.
Dit rapport behandelt het betreffende artikel niet.
14. Artikel 13 (acta)
T.1. ‘De eer en de naam ‘ moet volgens depp. vervangen
worden.
Bedoeld is dat emeriti gerechtigd blijven zich dienaar des Woors
te noemen, als zodanig ook verzorgd te worden en het Woord en de
sacramenten te bedienen. Depp. menen dat dit alles gevangen wordt
in de uitdrukking: rechtens dienaar des Woords blijven.
2. ‘Eerlijk’ dateert uit de artikelen van Dordrecht 1578. In het
nederlands van die tijd betekende het:
van personen: braaf, fatsoen, aanzienlijk
van zaken: eervol, vererend, loffelijk, zo, dat aan iemands eer
voldaan is; nuttig gepast, edel. (Verdam, Middelned. Handwb)
Depp. kozen voor de weergave : op gepaste wijze
Voorstel:
Wanneer een predikant door ouderdom, ziekte of andere oorzaken
niet meer in staat is zijn ambtswerk te verrichten, blijft hij
rechtens dienaar des Woords.
De kerk die hij gediend heeft zal hem op gepaste wijze
onderhouden.
Deze verplichting geldt ook met betrekking tot weduwen en wezen
van predikanten.
Art. 13.
Dit bekende,artikel mocht zijn eigen nummer houden. Terecht.
Vanuit de kerken wordt de vinger gelegd bij een verschillend
woordgebruik: in art. 11 "naar behoren"; in art. 13 "op gepaste
wijze"; art. 18 heeft net als art. 11.- "naar behoren". Uw
commissie merkt op dat er terecht onderscheid wordt gemaakt
tussen aan de ene kant de verzorging van dienstdoende predikanten
en hoogleraren, anderzijds emeriti en predikantsweduwen en
-wezen. Zo was dat ook in de oude K.O., waar de woorden
"behoorlijk", art. 11 en "eerlijk', artikel 13 worden
gebruikt.
Een andere vrager komt met het volgende probleem zoals het in het
door depp. voorgestelde artikel staat, zou de gemeente die de
predikant het laatst heeft gediend, "voor alle kosten opdraaien"
in geval van emeritering. Uw commissie verwijst hier naar de
kerkeraadsbeloften, neergelegd in de beroepsbrief.
Dit artikel wordt conform het concept van deputaten aanvaard.
Artikel 13
Emeritering
Wanneer een predikant door ouderdom, ziekte of andere oorzaken
niet meer in staat is zijn ambtswerk te verrichten, blijft hij
rechtens dienaar des Woords.
De kerk die hij gediend heeft zal hem op gepaste wijze
onderhouden.
Deze verplichting geldt ook met betrekking tot weduwen en wezen
van predikanten.