Artikel LXXXVI
In middelmatige dingen zal men de buitenlandsche kerken niet verwerpen, die een ander gebruik hebben dan wij.
Artikel 50. Verhouding tot buitenlandse kerken
1. De verhouding tot kerken in het buitenland wordt geregeld door
de generale synode.
2. Met de kerken van gereformeerde belijdenis in het buitenland
zal, door middel van correspondentie, zoveel mogelijk
christelijke gemeenschap geoefend worden.
3. Op ondergeschikte punten mogen de buitenlandse kerken niet
veroordeeld worden.
Toelichting:
1. Dit artikel komt in de plaats van art. 51 (oud)
2. Het eerste lid stelt in het algemeen dat de relatie tot de
buitenlandse kerken een zaak van de Nederlandse Gereformeerde
Kerken gemeenschappelijk is. Het tweede lid heeft bijzonder
betrekking op 'zusterkerken' in het buitenland.
Nadruk is gelegd op haar belijdenis. Daarin zijn ook de
uitgangspunten voor haar kerkorde te vinden.
3. Het derde lid is een omwerking van art. 86 (oud). Het woord
'middelmatig' heeft plaats gemaakt voor 'ondergeschikt', daar het
associaties kan oproepen aan de adiaphora in de ethiek.
Cn heeft bezwaar tegen wat depp. voorstellen. Lid 1 en 2 kunnen
de indruk wekken, dat het hier gaat over twee zaken, nl. a. de
verhouding tot kerken in het buitenland en b. de correspondentie
met kerken van gereformeerde belijdenis in het buitenland. Het
eerste zou een vorm van contactoefening kunnen inhouden met
kerken, waarvan nog niet vaststaat dat ze van gereformeerde
belijdenis zijn. Of depp. dit bedoelen of niet, het zou in
de toekomst tot een vreemde uitleg aanleiding kunnen geven.
Namelijk dat er twee soorten correspondentie zijn: een ruimere en
een beperkte. Cn stelt daarom voor: "De verhouding tot kerken van
Gereformeerde belijdenis in het buitenland wordt geregeld door de
generale synode. Bij de oefening van christelijke gemeenschap met
deze kerken zullen zijn op ondergeschikte punten niet mogen
worden veroordeeld".
FH vraagt of onder "van gereformeerde belijdenis" ook de
Presbyteriaanse Kerk van Zuid-Korea en evt. soortgelijke kerken
vallen. Zij voelen verschil tussen gereformeerd en presbyteriaans
en vragen om "reformatorisch" hier niet de betere term is.
KRHW acht de formulering "van gereformeerde belijdenis" te vaag
en te ruim. Hij wil dit aangevuld zien met wat gs Amsterdam 1936
bepaalde t.a.v. het aangaan van kerkelijke correspondentie, in
deze vorm: "… de kerken van gereformeerde belijdenis, die ook
deze belijdenis niet slechts officiëel aanvaard hebben, maar ook
metterdaad handhaven".
KRA heeft bezwaar tegen lid 3 en de toelichting daarop. Bij de
"middelmatige dingen" van art. 86 (oud) werd duidelijk gedacht
aan de kerkelijke praktijk, want dit art. sprak in het slot over
"een ander gebruik", met name bij de eredienst (ritus).
Associaties met de adiaphora in de ethiek waren daardoor
uitgesloten.
In het voorstel van depp. blijft het een open vraag, wat met
"ondergeschikte punten" bedoeld kan worden. Kent bijv. de
belijdenis "ondergeschikte punten"? Voorgesteld wordt: "Op
ondergeschikte punten in de kerkelijke praktijk …".
Naar de toelichting van depp. moet in lid 1 uitkomen, dat het
hier een gemeenschappelijke zaak van de kerken betreft.
Toegestemd moet worden, dat een ander accent in lid 1 mogelijk
is. De opeenvolging van "kerken"(lid 1) en "kerken van
gereformeerde belijdenis" (lid 2) kan doen vragen naar een lid 3,
waar logischerwijze over "kerken van andere belijdenis" zou
worden gehandeld. Ook de gedachte aan twee zaken (Cn) zou
verdedigd kunnen worden. Het lijkt uw comm. goed mogelijk, om
deze misverstanden te ondervangen. In het voorstel-Cn verdwijnt
de correspondentie, wat de comm. een verlies vindt met de
suggestie van FH gaat de comm. niet mee. De term "reformatorisch"
wordt teveel gestempeld door het gebruik van hen, die juist het
stuk van de kerk in de mist laten. De wens van KRHW mag niet
gebagatelliseerd worden, gezien het gewicht dat de gs Amsterdam
1936 gehecht heeft aan een andere stipulatie t.a.v. het werkelijk
gereformeerd zijn van corresponderende kerken (zie F. L. Bos, p.
338 v.). Aan de kritiek van KRA is moeilijk te ontkomen. Uitleg
van wat "ondergeschikte punten" kunnen zijn, zal telkens gevraagd
worden, en ook ongevraagd gegeven kunnen worden. De aanvulling
"inde kerkelijke praktijk" komt dicht bij de omschrijving, die F.
L. Bos (p. 338) geeft van middelmatige dingen: ordebepalingen,
die geen doel hebben in zichzelf, in onderscheiding met
conscientiebindende, op zichzelf noodzakelijke stukken, welke
direct op Gods Woord moeten zijn gegrond. De comm. wil met een
aanvulling in deze zin meegaan. Bedacht moet worden, dat deze
bepaling niet inhoudt, dat buitenlandse kerken op
niet-ondergeschikte punten aanstonds moeten worden veroordeeld.
De regeling van Amsterdam 1936 (Acta art. 122) heeft vier punten
( F. L. Bos, t.a.p., vgl. H. Bouma, p. 147).
Zo komt uw comm. tot het volgende voorstel van wijziging:
Artikel 54.
1. Over het aangaan van kerkelijke correspondentie met kerken in
het buitenland zal de generale synode beslissen.
2. Met kerken in het buitenland, die metterdaad de gereformeerde
handhaven, zal door middel van deze correspondentie zoveel
mogelijk christelijke gemeenschap onderhouden worden.
3. Op ondergeschikte punten van kerkorde en kerkelijke praktijk
zullen buitenlandse kerken niet veroordeeld worden.
Inzake artikel 50 van de deputaten en 54 van de commissie over de correspondentie met kerken in het buitenland, wordt door de synode met twee stemmen tegen het door de commissie voorgestelde aanvaard, nadat het tweede lid gewijzigd is.
51. 1. Over het aangaan van kerkelijke correspondentie met kerken
in het buitenland zal de generale synode beslissen.
2. Met de kerken van gereformeerde belijdenis in het buitenland
zal, door middel van deze correspondentie, zoveel mogelijk
christelijke gemeenschap geoefend worden.
(86) 3. Op ondergeschikte punten van kerkorde en kerkelijke
praktijk zullen buitenlandse kerken niet veroordeeld worden.
Dit rapport behandelt het betreffende artikel niet.
53. Artikel 51 (acta)
TM. Bij de taalkundige behandeling bleek het wenselijk, de term 'kerkelijke correspondentie' in dit artikel niet te gebruiken. Deze term is voor onszelf en voor enkele buitenlandse kerken wel verstaanbaar. Het is echter de ervaring van enkele deputaten dat ze bij contact met anderstaligen misverstand wekt. Wijzelf verbinden er zware associaties aan: dit is het meest verstrekkende, waartoe de kerken in relatie met buitenlandse kerken kunnen komen. Bij de buitenlanders wekt het de indruk van iets waartoe heel gemakkelijk kan worden besloten, zoiets als briefwisseling. Depp. stellen daarom voor in de Kerkorde te spreken van de relatie met kerken in het buitenland. De generale regelingen die zijn vastgesteld voor het oefenen van kerkelijke gemeenschap met buitenlandse kerken, bepalen dan nader de inhoud van gelegde of nog te leggen relaties.
Voorstel:
Over de relaties met kerken in het buitenland beslist de generale
synode. Met kerken van gereformeerde belijdenis in het buitenland
zal, zoveel mogelijk, kerkelijke gemeenschap geoefend worden.
Op ondergeschikte punten van kerkorde en kerkelijke praktijk
zullen buitenlandse kerken niet veroordeeld worden.
Art. 47.
Het oude art. 86 werd door depp. in logisch verband naar deze
plaats overgebracht, zo meent uw commissie. Het gaat hier immers
over het generaal-synodale werk.
Een kerkeraad stelt voor de volgorde der artikelen in dit
gedeelte van de K. O. aldus te wijzigen: 46-47-49-48. Uw
commissie meent daarentegen dat de volgorde van depp. is te
verkiezen.
Het is een goede zaak de door meerdere vergaderingen benoemde
depp. eerst aan het eind te noemen.
Uit de bijlage:
47.
Een kerkeraad stelt voor het woord 'relatie' te vervangen door
'verhouding'. Taalkundig heeft het woord 'relatie' meer inhoud
van 'verhouding'.
Dit artikel wordt conform het concept van deputaten aanvaard.
Artikel 47
Relatie met buitenlandse
kerken
Over de relatie met kerken in
het buitenland beslist de generale synode.
Met kerken van gereformeerde
belijdenis in het buitenland zal, zoveel mogelijk, kerkelijke
gemeenschap geoefend worden.
Op ondergeschikte punten van
kerkorde en kerkelijke praktijk zullen buitenlandse kerken niet
veroordeeld worden.