[B5 taak van de
ouderlingen
B5.1 De ouderlingen geven samen met de predikant leiding aan de
gemeente.
B5.2 Als opzieners waken zij over het geestelijk leven van de
gemeenteleden. Zij leggen daartoe regelmatig huisbezoek
af.
B5.3 De ouderlingen zijn samen met de predikant verantwoordelijk
voor de toelating tot de sacramenten van doop en avondmaal,
onder instemming van de gemeente.
B5.4 De ouderlingen oefenen samen met de predikant zo nodig
kerkelijke tucht uit over de gemeenteleden.
B5.5 Zij zien erop toe dat de predikant, de mede-ouderlingen en
de diakenen hun ambt trouw vervullen.]
|70|
B5 taak van de
ouderlingen
B5.1 De ouderlingen geven samen met de predikant leiding
en herderlijke
zorg aan de gemeente.
B5.2 Als opzieners waken zij over het geestelijk leven van de
gemeenteleden. Zij
brengen daartoe zo mogelijk een keer per jaar
huisbezoek.
B5.3 vervallen
B5.4 vervallen
B5.5 De
ouderlingen zien er samen met de predikant op toe dat elke
ambtsdrager zijn dienst trouw vervult.
B5.6 De kerkenraad
kan onderscheid aanbrengen bij de verdeling van taken onder de
ouderlingen.
1. Uiteenlopende reacties zijn er gekomen op de frequentie van het huisbezoek in B5.2. Art. 21 KO1978 zegt ‘zo dikwijls als goed is voor de opbouw van de gemeente, ten minste eenmaal per jaar’. Werkorde 1 zegt ‘regelmatig’. Sommige reacties vinden dit niet concreet genoeg en willen graag een tijdscriterium opnemen. Anderen sluiten juist meer aan bij het ‘zo dikwijls als goed is’. Het verschil in benadering lijkt sterk samen te hangen met wat men in eigen gemeente gewend is. En dat varieert van een jaarlijks huisbezoek tot geen vast ouderlingenbezoek (meer).
2. Wij menen dat het huisbezoek een belangrijke taak van de
ouderling is en moet blijven. Het directe geloofsgesprek met de
individuele gemeenteleden in het kader van de zielzorg is van
groot belang. Hier ligt één van de kernmomenten in het pastoraat,
dat we niet moeten willen opgeven. “Der ouderlingen ambt is het
(...) de huisbezoeking te doen, naardat de gelegenheid des tijds
en der plaatse, tot stichting der Gemeente, zo voor en na het
Avondmaal, kan lijden ..”, aldus het oude art. 23 DKO.
Het huisbezoek dient uiteraard geen formaliteit of systeemdwang
c.q. bezoeking te worden. Integendeel. Maar tenminste
eenmaal per jaar huisbezoek zou in ‘gewone’ gevallen toch
doorgaans haalbaar moeten zijn of weer worden. Het ‘regelmatig’
in Werkorde 1 geeft in dit opzicht wellicht inderdaad te weinig
houvast. We komen daarom in Werkorde 2 uit op ‘zo mogelijk een
keer per jaar’.
3. B5.3 vervalt in Werkorde 2. De toegang tot het avondmaal is al geregeld in C7. De bediening van de doop in C5. In zoverre is B5.3 te veel van het goede. Bovendien is bij nader inzien de instemming van de gemeente in Werkorde 1 te pregnant geformuleerd.
4. Ook B5.4 over de kerkelijke tucht vervalt hier. Dit wordt uitgebreid geregeld in hoofdstuk D.
5. B5.6 is nieuw in Werkorde 2 en geeft een basis voor een legitieme taakverdeling binnen de kerkenraad, waarbij niet alle ouderlingen dezelfde taak en functie behoeven te hebben. Dit komt veelvuldig voor in de praktijk, maar vindt tot dusver geen verankering in de kerkorde.