[A3 interne rechtsorde
A3.1  De kerkorde wordt door de kerken aanvaard als een gemeenschappelijke regeling voor het leven in de gemeente en het samenleven van de kerken.
A3.2  De kerken, ambtsdragers en gemeenteleden leggen zich er op toe de kerkorde en de kerkelijke regelingen en besluiten in kerkelijke stijl na te leven.]

A3 kerkorde en naleving
A3.1 De kerkorde is door de kerken vastgesteld als een gemeenschappelijke regeling voor het leven in de gemeente en het samenleven van de kerken.
A3.2 De ambtsdragers en gemeenteleden leven de kerkorde en de kerkelijke regelingen en besluiten in kerkelijke stijl na.

Toelichting A3

1. In A3.1 wordt de kerkorde meer als resultante gepositioneerd. De kerkorde is door de kerken als gemeenschappelijke regeling vastgesteld. Daaraan ligt uiteraard de aanvaarding door de kerken ten grondslag. Eenmaal aanvaard, is de kerkorde nu de gemeenschappelijke basisregeling voor de kerken.

2. In A3.1 handhaven wij de passieve vorm waarbij de kerkorde het subject van de bepaling is. Ooit hebben de kerken eenmaal de kerkorde aanvaard (actief). Sindsdien is de kerkorde het ‘gemeen akkoord’ van de kerken (passief).

|63|

3. In A3.2 zijn in Werkorde 2 bij de actoren ‘de kerken’ vervallen. A3.1 en A.3.2 hebben een verschillende spits. In A3.1 ligt de klemtoon bij de kerkorde als gemeenschappelijk akkoord van de kerken. In A3.2 gaat het om de naleving van de KO en de kerkelijke regelingen en besluiten door de ambtsdragers en gemeenteleden.

4. In A3.2 is het ‘zich toeleggen op’ de naleving van de KO in Werkorde 1 blijkens een aantal reacties als te vrijblijvend opgevat. Dat is vreemd, omdat de term letterlijk uit art. 84 KO1978 is overgenomen. En daarvoor stond er in art. 86 DKO de vergelijkbare uitdrukking ‘naarstigheid doen om die (= de KO-artikelen) te onderhouden’. Nu de formulering desalniettemin als te vrijblijvend kan worden geïnterpreteerd, kiezen we in Werkorde 2 voor een wat krachtiger verwoording.

5. Wij handhaven de ons inziens mooie formulering ‘in kerkelijke stijl’ in A3.2. De omschrijving is afgeleid van de vergelijkbare uitdrukking ‘op kerkelijke wijze’ in art. 30 KO1978 en in A3.2 verheven tot een meer algemene kerkelijke norm. De ‘kerkelijke stijl’ benadrukt het eigen karakter van het gemeentelijk en kerkelijk samenleven: geen formalisme of legisme, geen ‘regel op regel’, geen hiërarchie, maar ook geen eigengereidheid, individualisme of independentisme. Kerkelijke stijl staat (ook) tegenover wereldlijke en wereldse stijl. In de kerk hebben we boodschap aan elkaar en luisteren we naar elkaar en samen vooral naar Christus, het hoofd. Dat is allemaal kerkelijke stijl.

6. Tot slot bij A3.2: de specifieke regeling van de bindende rechtskracht van kerkelijke besluiten, de mogelijkheid van bezwaar en beroep daartegen, etc. valt onder hoofdstuk F. Dit komt niet in mindering op A3.2, laat staan dat het er mee in strijd is, maar is eerder een verbijzondering daarvan. A3.2 geeft de hoofdregel aan dat je je als ambtsdragers en gemeenteleden houdt aan de kerkelijke afspraken. Dat wordt geconcretiseerd in de verbindendheid van kerkelijke besluiten volgens hoofdstuk F.

7. We hebben in Werkorde 2 het opschrift van A3 aangepast om het beter te laten aansluiten bij de essentie van de tekst.


Rapport dHKO (2011)


RAPPORT BIJ
Kerkorde GKv (2014) A3