B23.1 De ouderlingen geven met de predikant leiding en herderlijke zorg aan de gemeente. Samen oefenen zij over de gemeente de kerkelijke tucht.
B23.2 Als opzieners waken zij over het geestelijk leven van de gemeenteleden en bezoeken hen zo vaak als nodig is, tenminste eenmaal per jaar.
B23.3 De ouderlingen en de predikant zien er samen op toe dat elke ambtsdrager zijn dienst trouw vervult.
B23.4 Op verzoek van de kerkenraad kunnen gemeenteleden de ouderlingen assisteren in de pastorale zorg.
B23.5 De kerkenraad kan onderscheid aanbrengen bij de verdeling van taken onder de ouderlingen.