Subordinatie.

Art. XXXVI. ’t Zelfde zeggen heeft de Classe over den kerkeraad, ’t welk de particuliere Synode heeft over de Classe, en de generale Synode over de particuliere.

Dit artikel is eerst in 1581 in de kerkorde ingekomen. Redactie ’81 art. 27 met dezelfde woorden.
Het beginsel daarin uitgesproken heeft van den beginne af in het Geref. Kerkverband gegolden. In 1571 werd het bij het eerste opstellen van de kerkorde als van zelf sprekend aangemerkt, eveneens bij de vroeger gehouden particuliere synoden onder het kruis en in de verstrooiing.
Toch werd het in 1581 dienstig geacht het ook in de kerkorde op te nemen, om voor de Overheid duidelijk te maken, wat men met die meerdere vergaderingen bedoelde.
De Classe heeft gezag = een zeggen over iemand hebben. 1581 Eadem est auctoritas in de officieele vertaling.
Dit gezag vloeit voort uit den aard der zaak, omdat classen en synoden meerdere vergaderingen zijn en een aantal kerken daar bijeen komen. Tien hebben uit den aard der zaak meer macht dan één

|136|

en vijftig meer dan tien, terwijl bij een grooter getal meer waarborg is voor goede beslissingen en leiding des Heiligen Geestes.
Het gezag der meerdere vergaderingen ligt dus in haar karakter als meerdere vergadering. Daarop moet goed gelet. Ook nu het gezag van classen en synoden behoorlijk te onderscheiden van het gezag, dat in andere stelsels van kerkrecht aan personen of bestuurscolleges wordt toegekend. Het is niet gelijksoortig met het gezag van bisschop en paus en bestuurscolleges. Classen en synoden zijn geen bestuurscolleges, maar vergaderingen van kerken. Ze danken daaraan hun gezag en niet aan eene zekere bestuurshoogheid, die in classen en synoden zou inliggen. Juist daarom is het gezag van classen en synoden dan ook volstrekt niet absoluut of algemeen of blijvend.

Welk gezag het eigenlijk is, stelde Voetius duidelijk in ’t licht in zijn Politica Ecclesiastica (Bibliotheca Reformata, 1e serie pag. 252, waar hij handelt over de autoritas en potestas van classen en synoden.
1. De autoritas is niet een inhaerent bezit maar alleen een tijdelijke uitoefening. Bij een kerkeraad is permanent en inhaerent gezag aan den kerkeraad als zoodanig eigen, want ’t is eigen aan de ambtsdragers als synode.
2. Bij classe en synode is het gezag niet absoluut en beperkt, niet alleen door de clausule, dat de besluiten niet met Gods Woord mogen strijden, want dit geldt ook voor allen, ook voor den kerkeraad, maar ook door den kring van onderwerpen, waarmee de meerdere vergaderingen zich mogen bezig houden, cf. art. 30 en ook door de instructiën, die de afgevaardigden van hun kerkeraden meekrijgen; beperkt bovendien nog doordat classe en synode haar tijdelijk verleende macht niet gebruiken mogen tegen de kerken of in haar nadeel.
3. Het is een dienend, niet een heerschend gezag, non magistralis sed ministralis.
4. Het is niet het hoogste gezag, maar een lager gezag met betrekking tot de kerken zelve en haar kerkeraden. Een classe of synode staat zeker in bepaalde gevallen wel boven één enkelen kerkeraad, omdat er meerdere saam zijn, maar ze staat niet boven de kerkeraad in het algemeen, maar er onder. Als de kerkeraden gezamenlijk konden bijeenkomen, zouden ze natuurlijk boven de generale synode staan.
5. Het gezag der meerdere vergaderingen is niet oorspronkelijk, maar afgeleid, bij manier van overdracht. ’t Berust oorspronkelijk en onmiddellijk bij de kerkeraden en bij de kerkeraden als organen. Door middel van de kerkeraden komt het dus middellijk tot classe en synode.
6. Het is niet een gezag, dat een eigen recht heeft om te bevelen, niet een gebiedend gezag, zooals van ouders over hun kinderen zooals van heeren over hun dienstknechten, van de Overheid over hare onderdanen, maar het is een gezag als er bestaat tusschen een aantal vrienden over één gemeenschappelijken vriend, als er bestaat tusschen een aantal geconfedereerden over één lid der confederatie. Zoodat er dus geen subordinatie kan bestaan van kerkeraden aan classen en synoden en er geen

|137|

sprake is van bestuursrecht of heerschappij van classe en synode over een kerkeraad. Voor iedere kerk is het een onderlinge en wederkeerige afhankelijkheid van gelijken om elkaar te helpen.
Voetius leidt hieruit af, dat als classe en synode een besluit nemen, dat de kerken oordeelen te strijden met Gods Woord of den kerken te na komen, zulke kerken het besluit niet mogen uitvoeren, maar trachten moeten het langs wettigen weg veranderd te krijgen. Bij mislukking daarvan blijft de keus om het kerkverband te verbreken en zich te voegen, mits men hen dulde met hun protest. Indien de andere kerken dit toelaten mag men het kerkverband niet verbreken, maar men moet zien het besluit veranderd te krijgen.
Voetius noemt dit een moeilijke quaestie, die niet met een algemeene regel op te lossen is. Als de andere kerken zulk eene dissentieerende kerk niet toelaten, maar dwingen, moet men zich afzonderen en het kerkverband verbreken. Zoo stond de quaestie met Rome, dat niet toeliet, dat de kerken zich reformeerden naar den Woorde Gods.
Het gezag van een meerdere vergadering is dus van een anderen aard dan het gezag van een kerkeraad zelf over de gemeente. Het is alleen te vergelijken met het gezag van een enkelen kerkeraad over een enkelen der kerkeraadsleden.
Daarom staat er in het artikel niet bij wat men anders verwachten zou en dat de kerkeraad gezag heeft over de gemeente.
Was gelijkstelling bedoeld, dan zou het er bij staan.
Gezag van kerkeraad over gemeente is blijvend bezit, bestuursmacht, oorspronkelijk en niet afgedragen.
Door de opname van dit artikel is voorkomen, dat classen of synoden in de Geref. kerken als bestuurscolleges zouden optreden;
is gehandhaafd, dat kerkeraden het eenige bestuursmacht hebben.
Bij handhaving van dit artikel kan geen hiërarchie insluipen. Om die reden wordt in de K.O. altijd eerst gehandeld over den kerkeraad en daarna over classe en synode.
Het Hervormde genootschap van 1816 keerde de orde om. Toen is men begonnen het eerst de synode te noemen. De synode werd de hoogste macht, de kerkeraad een lagere macht.
Ook zal het goed zijn dit ook in zijn wijze van uitdrukking steeds vol te houden en het ook bij kleinigheden niet uit ’t oog te verliezen. B.v. waar men handelt over den kerkeraad en ook voor berichten, die kerkelijke bladen geven voor classen en synoden zal het van belang zijn de volgorde te gebruiken van kerkeraad, classe en synode.


Rutgers, F.L. (1892-)


COMMENTAAR OP
Kerkorde Dordrecht (1619) Art. 36
Kerkorde GKN (1892) Art. 36