Twee jaren dienen.

Art. XXVII. De ouderlingen en diakenen zullen twee jaren dienen, en alle jaar zal het halve deel veranderd, en anderen in de plaats gesteld worden, ten ware dat de gelegenheid en het profijt van eenige kerken anders vereischte.

De laatste woorden van art. 27 zien op het geheele artikel. Niet alleen daarop, dat men mag herkiezen, maar op de twee jaren evenzoo.
Dit stond ook in de andere redacties der K.O. Concept Wezel, cap. 5, art. 17.
„dat jaarlijks een nieuwe verkiezing worde gedaan, zoodat na voleinding des jaars of na zes maanden (na gelegenheid der zaken) de helft van hare dienst ontslagen en anderen in de plaatse zullen gesteld worden, die met de overigen de regeering der gemeente bezorgen en waarnemen, zoo nochtans, dat het den kerkeraad vrijstaat de bekwaamste ouderlingen en diaconen, die van toegenegen wille zijn, te verzoeken het volgende jaar of half jaar, na des kerkeraads goeddunken, de gemeente in hun beroep nog te willen dienen.”
Redactie 1571, art. 15.
Alle jaren zal het halve deel, zoowel der ouderlingen als der diacenen, veranderd worden, anders in haar plaats gesteld zijnde, die ook twee jaren lang dienst zullen doen, doch dat de kerken (voornamelijk die onder het kruis zitten) hare vrijheid van langer of korter tijd te nemen, na haar gelegenheid en nooddruftigheid behouden.”

|97|

Redactie 1574, art. 31. Aftreding en tijd van ouderlingen en diakenen te bepalen naar art. 15 van de Synode van Emden.
Redactie 1578, art. 13. Twee jaar dienen. Alle jaar zal de helft aftreden, maar wegens nood mag men den tijd verkorten of verlengen.
In ’81 kwam het artikel (19), dat ook bleef in 86 (art. 25) en 1619 (art. 27).
In de practijk is 3 jaren gesteld. Ook wel vier jaar in gebruik. Daartegen is nooit bezwaar gemaakt.
Wel volgt uit het artikel, dat als regel gesteld wordt:
1e. geen lange diensttijd en
2e. aftreden zonder herkiezing.
De hoofdreden van 1e is nu niet aanwezig. Met ’t oog op de inquisitie was in de vervolging de last en ’t gevaar groot. Het werk was zeer zwaar, want er waren weinig predikanten. Dit was in 1574 de reden van korten tijd. Thans is dit vervallen.
Met de herkiezing staat het eenigszins anders. Er mag herkozen worden. Dit wil niet zeggen dat herkiezing regel moet worden, zooals het thans is. Herkiest men niet, dan wordt dit als een persoonlijk feit beschouwd. Het is een schande. Men noemde zoo het niet herkozen worden ook wel „afgezet worden”.
Er is veel voor herkiezing bij geschikte personen, maar dit geldt niet voor allen.
Bij herkiezing is het moeilijk om van ongeschikte personen af te komen.
Veel is er te zeggen voor de beginselen der K.O.
Niet herkiezen regel; bij uitzondering herkiezen.

Gevraagd of bij herkiezing bevestiging noodig is.
Vaak is dit ontkend, omdat de eerste bevestiging voor verder geldt. Maar dit is geen wijding.
De stipulatiën voor een aantal jaren aangegaan, moeten herhaald worden bij continuatie. Dit is eene zaak van de kerk, dus moet het weer openlijk gedaan, hetgeen de bevestiging is.
Mutatis mutandis is dit hetzelfde geval als bij een predikant, die zich aan eene bepaalde gemeente verbindt. In elke andere gemeente moet hij opnieuw bevestigd worden. Intusschen is dit geen punt van twist als de tweede bevestiging afgekeurd wordt, maar het is niet principiëel volgens de Kerkorde.


Rutgers, F.L. (1892-)


COMMENTAAR OP
Kerkorde Dordrecht (1619) Art. 27
Kerkorde GKN (1892) Art. 27