Bij de gemeente blijven.

Art. XII. Dewijl een dienaar des Woords, eens wettelijk als boven beroepen zijnde, zijn leven aan den kerkedienst verbonden is, zoo zal hem niet geoorloofd zijn, zich tot eene anderen staat des levens te begeven: tenzij om groote en gewichtige oorzaken, waarvan de Classe kennisnemen en oordeelen zal.

Reeds is opgemerkt, dat de band levenslang is en hoe er schijnbaar een geestelijke stand is, alsof er een soort ordening bestond en een inklevende waardigheid in den persoon. Doch het character indelebilis van Rome is niet de bedoeling van dit artikel.
Met toestemming van de classe mag de dienaar wel een anderen staat des levens kiezen.
Vroeger was het artikel anders en nog duidelijker geformuleerd. Art. 7 van de acta van 1578. Hier deze bepaling het eerst.
Niet wordt hier gesteld een levenslange verbintenis aan den staat van dienaar des Woords, maar aan een bepaalde kerk. De roeping van een dienaar des Woords is onbepaald. Zoolang die kerk duurt, mag de dienaar er niet af. Een ouderling of diaken wordt niet levenslang benoemd.
Redactie 1581 art. 6. Levenslang, d.w.z. zoolang de gemeente, die hij dient, bestaat.
Hier wordt dus bepaald gesproken van den band met de plaatselijke kerk.
Dienst des Woords vereischt den geheelen mens. Een ouderling of diaken heeft nog maatschappelijke betrekking. Levenslang ligt daarom niet in het character indelebilis, maar in den aard van den dienst des Woords.
Verder is er sprake van verandering des levens, positie, waardoor iemand ophoudt dienaar des Woords te zijn, niet waarbij hij dienaar des Woords kan blijven. Het onderstelt, dat hij dan buiten den kerkedienst staat en dus zijn bevoegdheid verloren heeft. Bijv. wordt hij koopman en staatsdienaar, dan oordeelt de classe en kan de classe hem losmaken van de kerk.


Rutgers, F.L. (1892-)


COMMENTAAR OP
Kerkorde Dordrecht (1619) Art. 12
Kerkorde GKN (1892) Art. 12