|64|

Onderhoud der Diensten.

Art. XI. Aan de andere zijde zal de Kerkeraad als representeerende de gemeente ook gehouden zijn hare Dienaars van behoorlijk onderhoud te verzorgen, en zonder kennis en oordeel der classe niet verlaten; dewelke ook bij gebrek van onderhoud, zal oordeelen of de voorschreven Dienaars te verzetten zijn of niet.

Art. 11. De band is wederkeerig. Ook de kerkeraad is gebonden aan den dienaar en is gehouden voor behoorlijk onderhoud te zorgen. De kerkerad wordt voor traktement verantwoordelijk gesteld als orgaan der gemeente. Dit sluit niet uit, dat de kerkeraad dit door anderen doet. In de 16e, 17e, 18e eeuw deed hij dit door van den staat uit de geestelijke goederen en staatskas bezoldiging te vragen. Dit is de oorsprong van het handopening vragen. Bij kleinere plaatsen geschiedde de aanvraag dan door de classe.
De kerkeraad moest zorgen dat die aanvraag geschiedde.
Of ook door onderhoud van Kerkvoogden te vragen, die de kerkelijke goederen administreerden.

Voor 1572 ging dit anders.
Synode van 1571. De kerkeraden en classes zouden door contributiën uit de kerken en vluchtelingen-kerken de traktementen geven. Na de vrijheid stelde de Overheid de goederen ter beschikking. Het beginsel blijft, dat de kerkeraad verantwoordelijk is. Het is niet verboden een dienaar zonder traktement te beroepen. Een kerk kan zeer arm zijn en een dienaar, die zelf rijk is, zal dan zonder traktement willen zijn.
Men kan geen vast traktement stellen voor iedere plaats. In de K.O. is sprake van „behoorlijk onderhoud”. Dit is ook volgens de Schrift. De arbeiders moeten kunnen leven, zonder zuchten hun arbeid verrichten. Hierin ligt, dat niet voor iedereen evenveel traktement noodig is. Traktement, verschillend naar de behoefte, is in overeenstemming met de H. Schrift, en met de K.O. Met betrekking tot de grootte van een gezin kan men een bepaalde som stellen en die later vermeerderen. De bepaling van kindergeld dagteekent reeds van vroeger, b.v. ƒ. 25,— per kind.
De kerkeraad mag niet unilateraal zonder oordeel van de classe dienaren afzetten. Dus geen willekeur van den kerkeraad.
Men kan een dienaar verzetten, als de kerk arm is.
De classe, het beroep approbeerend, is niet aansprakelijk voor traktement. De classe in ’t geheel niet, want het traktement is voor verrichten dienst aan de kerk. De classe zal niet voorzien, maar oordeelen of de dienaar vrijheid heeft zonder bewilliging van den kerkeraad heen te gaan, als de kerk haar belofte ten opzichte van het traktement niet nakomt.
Hierin staat niet, dat de kerkeraad den dienaar los mag laten zonder eigen bewilliging. Bij den dienaar komt het op de classe aan. De classe beslist daarin.
Kerkeraad en kerkedienaar mogen niet met onderling goedvinden

|65|

zonder oordeel der classe de band breken. De band aan den kerkedienst is levenslang.
Schijnbaar is er een soort geestelijke stand, alsof er een soort ordening was en inklevende waardigheid in den persoon. Bij Rome het character indelebilis. Dit is hier niet de bedoeling van art. XII.


Rutgers, F.L. (1892-)


COMMENTAAR OP
Kerkorde Dordrecht (1619) Art. 11
Kerkorde GKN (1892) Art. 11