XV. Het zal niemand geoorloofd zijn, den dienst zijner kerk onderlatende, of in geenen zekeren dienst zijnde, hier en daar te gaan prediken buiten consent en autoriteit der Synode of Classe. Gelijk ook niemand in eene andere
|70|
Kerk eenige predicatie zal mogen doen, of Sacramenten bedienen, zonder bewilliging des Kerkeraads.
In art. 15 twee dingen:
1e Men kan niet zijn reizend predikant. Men moet aan een
bepaalde kerk verbonden zijn.
2e Men is voor dienst in eigen kerk gerechtigd maar in een
andere kerk door bewilliging van den kerkeraad daarvan.
Die bepaling staat enigszins in de 1e redactie van de K.O. van
1571, althans wat het 2e deel van het artikel betreft,
art. 17.
Het duidelijkst in art. 7 van de redactie van
’78. „Het en betaamt ook niemand van d’eene plaats tot
d’ander te reizen om te prediken, dewijle het Ambt der Apostelen
en Evangelisten voor langen tijd in de gemeente Gods opgehouden
heeft.”
Het motief dus erbij, dat zoodanig prediken wel vroeger in de
kerk een ambt was, maar dan van apostelen en evangelisten en deze
ambten zijn buitengewoon en dus tijdelijk. De
Apostelen zijn voor alle kerken geroepen. Evenzoo zijn
de evangelisten niet voor een bepaalde kerk.
Onder invloed van Frankrijk en Zwitserland is een
evangelist iemand, die over het evangelie preekt, maar
kerkelijk was het een bepaald ambt in de kerk, het naast
komend aan het apostelambt, een dienst om kerken te stichten,
te organiseeren en toezicht op de kerken te houden. De
Evangelisten waren helpers der Apostelen. De
Apostelen waren onmiddellijk, door den H. Geest, de Evangelisten
middellijk door de Apostelen geroepen. Deze beschouwing komt
uit in de vragen, die gesteld zijn. Cf. Voetius.
Of de Evangelisten onfeilbaar zijn, of een Evangelist
boven of gelijk met een dienaar des Woords staat.
Natuurlijk staat hij er boven.
Bij manier van spreken, zegt Voetius, kan men zeggen, deze of die
vervult het ambt van Evangelist, b.v. Calvijn,
Voetius, toen hij in Den Bosch eene kerk moest
organiseeren.
Men stelde, dat die ambten opgehouden waren. Daarom kunnen er
geen personen zijn, die reizen zonder aan een bepaalde kerk
verbonden te zijn.
„Buiten consent en autoriteit der Synode of Classe.”
Er is ook een dienst des Woords, die niet aan een bepaalde kerk
verbonden kan zijn b.v. in de Zuidelijke Nederlanden lieten de
vervolgingen der kruiskerken dit niet toe. Ze waren dus
niet aan een bepaalde kerk, maar wel aan een bepaalden dienst
verbonden. De roeping ontvingen ze van een aantal kerken
samen, een classe of synode om voor de
kerken in die streken te
|71|
gaan arbeiden. De classen van Zeeland waren aangewezen
voor den dienst in België. De roeping daartoe kwam van
die classen.
Naar hetzelfde beginsel kan geen roeping uitgaan van Heidenen
en Mahomedanen. Die roeping moet komen van kerken, die iemand
roepen om onder de heidenen te arbeiden.
In de 17e en 18e eeuw werd dit door classen gedaan, door
Amsterdam en Walcheren, die met de Oost het
meest correspondentie hadden. Door die classen geschiedde examen,
onderzoek en roeping.
’t Beginsel was, er moet kerkelijke roeping zijn, niet in ’t
algemeen, maar met aanwijzing waartoe.
Dit artikel is gericht tegen de loopers, die verwarring
in de kerk brachten. Sommige kunnen wel tot zegen zijn, maar de
zaak is verkeerd. Succes beslist niet over zuiverheid van
beginsel. En het beginsel is, dat er orde moet zijn.
Een dienaar des Woords is niet geroepen tot de gezamenlijke
kerken, maar bij andere kerken preekt hij met toestemming van
den kerkeraad. Radicaal heeft hij. Door misvatting heeft men
wel gedacht, dat de bewilliging moest gegeven worden door den
kerkeraad waarbij de dienaar dient. Dit kan niet. Wel zou een
predikant verlof kunnen vragen om uit zijn gemeente te gaan. Maar
dit staat niet in de K.O. Het zou denkbaar zijn, doch dit is de
bedoeling niet.
Dit artikel reeds in de redactie van 1571, art. 17.
Illius ecclesiae. Latere redactie: van den kerkeraad.
De vraag is: wie heeft over den dienst des Woords in eene kerk
iets te zeggen? Gevraagd is er, of een dienaar des Woords
niet een ander mag laten preeken zonder dit aan de kerkeraad
te vragen en of hij mag ruilen. Antw.
Neen, dat mag niet.
Een andere vraag is, of dit altoos formeel moet worden verzocht.
Dit zou onpractisch zijn, als er altijd kerkeraadsvergaderingen
voor gehouden moest worden.
Feitelijk is aangenomen, dat de kerkeraad die bewilliging
stilzwijgend geeft. Dit kan de kerkeraad later intrekken,
b.v. zooals geschied is in den Arminiaanschen strijd.
Cf. Amsterdam in de 17e eeuw, waar een Arminiaan voor een
orthodoxen predikant preekte. De kerkeraad kwam er later tegen
op. In den eersten tijd mocht zonder zijn goedkeuring door zes
deputaten niemand van buiten preeken.
In beginsel blijft het een recht van den kerkeraad. Weigert
de kerkeraad toestemming, dan moet tegen zulk een dienaar
kerkelijk gehandeld en hij gezuiverd van verdenking of kerkelijke
tucht toegepast ter wille van het kerkverband.
***
Artt. 16, 17. Over der dienaren ambt en gelijkheid.