|110|

[Cursus 1893-’94]

Hoofdstuk II. Van de kerkelijke samenkomsten

Artt. 29-52 handelen over de kerkelijke samenkomsten. In dit Caput wordt gesproken over het kerkverband.

Samenkomsten.

Art. XXIX. Vierderlei kerkelijke samenkomsten zullen onderhouden worden: de Kerkeraad, de Classicale vergaderingen, de particuliere Synode, en de Generale of Nationale.

Art. 29. De meerdere vergaderingen zijn van den beginne af aan in de Geref. kerken gehouden, hier te lande en ook in Frankrijk, Zwitserland, Duitschland en bij alle Gereformeerden. In de Luthersche kerken was dit anders. De daad van Reformatie ging uit van de Landsoverheid. Die organiseerde de kerken en hield de regeering der kerken in handen met name in Duitschland werd het territoriaalsysteem gevonden. De landsoverheid ook overheid in de kerk. Van hem gaat het bestuur uit. Hij kan dit wel door middel van anderen uitoefenen, maar zelf is hij summus episcopus kat' exochen. Doorgaans was het zoo, dat de landsoverheid bepaalde personen aanwees (superintendenten of wel bepaalde colleges instelde waarvan de leden door den vorst benoemd werden, consistoria, opperbestuur in de kerk. Kerkeraden zijn hierbij niet noodig. Zij zijn eer met het stelsel in strijd. Zelfstandige inrichting en eigen regeering hooren in dit stelsel niet thuis.
In de Luthersche kerken is van meerdere vergaderingen geen sprake.
In de Geref. kerken geldt de stelling:
Het Lichaam van Christus openbaart zich plaatselijk in de geïnstitueerde plaatselijke kerk, die op zichzelf volledig is en onder Koning Jezus een eigen bestuur heeft. Niet de burgerlijke Overheid maar Christus zelf is Koning. Hij gebruikt zijne dienaars in de door Hem ingestelde ambten. Hier is geen sprake van opperbestuur over de kerken vanwege de Overheid of eene buiten-kerkelijke macht. Geen onderwerping van de eene kerk aan de andere. ’t Doet te kort aan het koningschap van Jezus, en zelfstandigheid, recht en vrijheid van iedere plaatselijke kerk.
Wel moest er verband gezocht. Hiernaar hebben de Geref. kerken steeds gestreefd.
We zien dit reeds bij de kruiskerken.
Van 1563 af zijn er in de Zuidelijke Nederlanden vergaderingen gehouden in classen en particuliere synoden. De Acta zijn nog over.
Ook in de Noordelijke provinciën.
In 1568 samenkomst van leiders en woordvoerders der Gereformeerden te Wezel.
Men was aanstonds bedacht op een kerkverband voor alle Gereformeerden.
Wezel kon geen bepalingen maken. De mannen daar vereenigd, waren geen afgevaardigden van kerken maar (particuliere) personen. Ze spraken persoonlijke gevoelens uit.

|111|

3 Nov. 1568 werden de Wezelsche artikelen onderteekend.
Ze zijn een handleiding voor kerkelijke inrichting en regeering.
Art. 1-3. In art. 2: Ideo putamus, ut Belgiae certae provinciae in classes distribuantur etc. om gemeenschappelijk te overleggen over gewichtige zaken, die een kerk niet alleen afkon. Art. 3 provinciale synoden voor Nederland, als de Reformatie in het Noorden doorbreekt, om de kerk te constitueeren.
1570. Circulaire ook over dat onderwerp van Marnix en van der Heyden aan de Geref. kerken. Zoo bleef de zaak levendig.
In 1571 is het kerkverband te Embden tot stand gekomen. Het omvatte alle Ned. Geref. kerken. Van dien tijd dagteekenen de vierderlei meerdere vergaderingen.
Redactie 1571. In art. 6-9. Daarover gehandeld: kerkeraad, classe, provinciale synode en generale synode.
Ditzelfde wordt herhaald in de redactie van K.O. van 1578 art. 16.
In de redactie van 1581 art. 20 en art. 26 van de redactie van 1586 staat hetzelfde artikel als in die van 1619 art. 29.
Gevraagd of op Geref. standpunt niet van een vijfde soort van kerkelijke samenkomst moest gesproken, nl. de oecumenische synode.
Op Geref. standpunt is er geen reden waarom dit kerkverband zich niet zou uitstrekken tot kerken van alle volken. Dit zou de kroon op het werk zijn.
In de 16e eeuw heeft men beproefd tot zulk een oecumenisch concilie te komen. Cf. Calvijns geschriften. Zulke plannen waren er ook in Middelburg. Cf notulen van 1581, pag. 2.
Als de synoden oecumenica vergaderd zal worden dan zal uit elke particuliere synode één afgevaardigde gezonden worden.
In Duitschland werd er onder leiding van Zanchius werk van een oecumenische synode gemaakt. ’t Plan is echter mislukt. Er stond te veel in den weg. Niet de belijdenis en de kerkregeering verschilden te veel, maar het zat hem in de Overheden. Sommige kerken moesten verlof van de Overheden hebben om met buitenlandsche kerken te kunnen handelen. De goedgezinde Overheden waren voor zulke kerkelijke banden zeer bevreesd. Er was bij hen tegenwerking en verbod. De taal was ook bezwaar. Het kwam zeldzaam voor dat een Duitscher Fransch verstond. Calvijn die 3 jaren in Duitschland predikant was, heeft nooit Duitsch verstaan. Het Engelsch was veel minder bekend. ’t Latijn was onder de geleerden de algemeene taal en allen kenden het niet als moedertaal. De ouderlingen b.v. kenden het niet. Ook was de uitspraak te verschillend. Ook waren er bezwaren in kosten en reisgelegenheid en practische zaken. Het reizen leverde gevaar op. Na dien tijd is het plan niet meer opgevat.
Dezelfde bezwaren gelden ook nu nog. Meer nog, dat de kerken, die nu Gereformeerd heeten, niet genoeg in kerkregeering en belijdenis overeenstemmen, wat eerste vereischte is, zal het geen Poolsche landdag worden.
Alliantie-vergaderingen zijn geen synoden. Ze besluiten niet. Om alliantie te krijgen moet men vaak de belijdenis laten schieten. De kerken hebben er niet veel aan. Het is wel persoonlijke kennismaking.

|112|

Een oecumenische synode is onbereikbaar. De synode van Dordt 1618 was niet oecumenisch. De afgevaardigden waren meestal door
buitenlandsche Overheden, niet door de kerken gezonden. De Fransche Geref. Kerken ontbraken er, want de koning van Frankrijk gaf geen verlof. Evenzoo ontbraken de Engelsche Presb. Geref. kerken en de Schotsche. Jacobus wilde niemand naast den bisschop van zijn staatskerk hebben. Daarom verbod.

Kerkverband is niet op te vatten enkel als eene communicatio ecclesiarum, die uitgeoefend wordt door brieven en deputaten. Dit is een soort kerkverband, maar niet eigenlijk. De aanwezigheid van deputaten uit het buitenland met heilbede getuigt van de werking van een soort kerkverband, maar dat niet zeer vast is en op één enkel punt werkt, en niet op het doel van kerkverband.
Certa ac stata combinatio moet het volgens Voetius zijn.
De noodzakelijkheid en aard van het kerkverband hebben de Geref. kerken steeds gehandhaafd, eenerzijds tegenover het Independentisme en Anabaptisme, anderzijds tegenover Rome.
Het independentisme loochende de noodzakelijkheid en wettigheid van zulke combinatie.
Rome misvormde de combinatie tot onderwerping van alle kerken aan den eenen bisschop van Rome.
Independentisme en Anabaptisme zeggen: iedere kerk op zichzelf, wel communicatie.
De gronden der Gereformeerden voor de noodzakelijkheid van vaste combinatie zijn vijf in getal.
1e. Beroep op de innerlijke eenheid aller geloovigen in Christus, die uitwendig zooveel mogelijk blijken moet. Grondstelling: De kerk als geestelijk organisme is één. De geïnstitueerde is de openbaring van het lichaam van Christus. Het is één Lichaam. De H. Schrift betuigt die eenheid. Alle leden van de plaatselijke kerken zijn één in Christus. De eenheid moet naar buiten blijken, plaatselijk, doordat de geloovigen zich aaneensluiten. Ook volgens de Confessie moet een geloovige zich bij de kerk voegen en niet alleen blijven staan. Plaatselijke scheuring is zonde. Ook iedere kerk moet zich bij de andere voegen en niet alleen blijven staan. Alle kerken behooren tot het ééne lichaam van Christus. Kerkverband moet er zooveel en zoo nauw mogelijk zijn.
2e. Beroep op de H. Schrift. Er is geen rechtstreeksche ordinantie tot kerkverband in het N. Testament. In het N.T. komen heel weinig voorschriften van kerkelijken aard voor, wel beginselen, waaruit kerkelijke toepassingen zijn af te leiden. In de Oude bedeeling was alles door God Zelf geregeld. In de kerk van de nieuwe bedeeling is geen godsdienstig of kerkelijk wetboek.
Beroep op Handelingen 15. Daar sprake van de eerste synode. Kerkverband tusschen de kerken van Jeruzalem en Antiochië ter beslechting van een geschil in Antiochië. Deputaten van Antiochië. Jeruzalem sprak zich uit door de Apostelen en Ouderlingen.
Hier een meerdere kerkelijke vergadering onder leiding der Apostelen en een besef van saamhoorigheid, ook met betrekking tot de besluiten. Dit geschiedde door de Apostelen, daarom is het nog meer normatief voor lateren tijd.
In Rom. 15: 26, 2 Cor. 8: 1-4, 19, is sprake van wederkeerige hulp

|113|

en communicatie tusschen de kerken van Macedonië en Achaia en Palestina. Er is sprake van collecten. Hieruit spreekt dus het besef, dat niet iedere kerk op zichzelf staat, maar dat ze tot wederkeerige hulp geroepen zijn.
1 Cor. 11: 16. Doch indien iemand schijnt twistgierig te zijn, wij hebben zulke gewoonte niet, noch de gemeenten Gods.
Paulus stelt hier aan de kerk van Corinthe andere kerken als voorbeeld voor. De eene kerk mag niet zeggen, wat de ander doet, gaat mij niet aan.
Matth. 18: 15 met betrekking tot persoonlijke beleediging. Christus stelt als regel om telkens meerderen in zulk eene zaak te betrekken. Allereerst voor kerkelijke tucht, als de zaak in kleinen kring niet kan behandeld, maar ook ligt hierin een beginsel van kerkverband. Wat van de geloovigen in het bijzonder gezegd word, geldt ook van de kerken.
In de H. Schrift zijn dus aanwijzingen dat kerkverband door de Apostelen bedoeld is.
3e. Het derde argument voor de noodzakelijkheid van kerkverband is, dat de kerken ook gemeenschappelijke belangen en nooden en behoeften hebben en daarvoor samen hebben te zorgen. Nooden enz. die een kerk alleen niet afkan, b.v. regeling van haar verhouding tot de Hooge Overheid. Anders ontstaat er verwarring door verschil van regeling. Dit geldt ook van de zending onder de heidenen en Mohammedanen. De kleinste kerk is geroepen tot zendingsarbeid maar alleen kan ze dit niet. Om samen te zorgen is noodig verband en het samen vergaderen.
4e. Dat iedere plaatselijke kerk moet zorgen voor eigen instandhouding en uitbreiding, zuiverheid in leer en wandel en orde en regel in haar eigen midden, is waarheid. Maar ook waar is, dat iedere bijzondere kerk beter aan die roeping kan beantwoorden, naarmate ze met andere kerken in verband staat en dat zonder verband een bijzondere kerk vaak in ‘t geheel niet aan die roeping voldoen kan. Vooral dat laatste geldt van kleine kerken. Een kleine kerk gaat dikwijls door gemis van verband te gronde, bijv. door langdurige vacature, ketterij, dreiging van scheuring, afwijking in levenswandel. Zelf kan een kleine kerk hieraan niet voldoen.
De roeping om voor zichzelf te zorgen brengt dus juist het verband mee.
5e. Oefening van kerkelijke gemeenschap, ambtelijke bediening en kerkelijk hulpbetoon moet telkens tot andere kerken uitgestrekt. De sterkste independent geeft dit toe. Is dit waar, dan is er verband noodig, waarbinnen die gemeenschap behoorlijk moet geoefend. Dit moet naar regelen gaan, b.v. bij verhuizingen van de eene kerk naar de andere, zijn de leden die verhuizen, niet als heidenen te beschouwen, maar als leden der kerk. Daarvoor is attestatie noodig, die erkend moet worden. Daaruit volgt erkenning van elkanders handelingen.
Ditzelfde ook bij vacante kerken. Een kerk moet haar predikant afstaan aan een vacante kerk. Voor oefening van wederkeerig hulpbetoon is ook een regel noodig. Iedere predikant moet door de

|114|

gezamenlijke kerken worden onderzocht. Daarvoor is kerkverband noodig.
Tegenover Rome en de Independenten zeggen de Gereformeerden: Er moet kerkverband zijn tusschen de kerken van Christus, overeenkomend in belijdenis en ordening.
Tegenover Rome is de aard en het karakter van het verband omschreven. Het mag geen hiërarchisch verband zijn. Rome staat ook tegenover Independentisme. In den bisschop wordt het kerkbegrip en de kerkelijke macht geconcentreerd, hun macht is den metropolitaan en die der metropolitanen is den Paus.
Onder hiërarchie verstaat men zoodanig verband, dat de kerken ophouden plaatselijke kerken van Christus te zijn en dat ze worden deelen van een ander geheel.
In de H.Schrift is sprake van plaatselijke kerken. Bij Rome zijn alle kerken onderworpen aan een oppermacht. Dan wordt in den Paus de eenheid bewaard, ten koste van het lichaam van Christus.
Deze antithese geldt op zekere hoogte ook tegenover het collegiale stelsel. Hierbij een groot geheel met centraal bestuur en onderbesturen in verschillende graden en trappen.
Bij het episcopale en papale stelsel zijn de kerken goddelijke instellingen, bij het collegiale stelsel is de Kerk een menschelijk instituut, een genootschap, naar den wil der menschen. De Paus ontleent zijn gezag aan God.

Om den aard van het kerkverband te kennen zijn Voetius’ antithesen dienstig. Politica Ecclesiastica, 3, 1, 3, Cap. 2 par. 6, Dl IV, pag. 120. 12 vereischten voor Geref. kerkverband.
1. Correspondentie onderling van kerken met kerken, niet van kerken met een bisschop, superintendent of college van predikanten. Dit geldt nu ook van ’t collegiale stelsel.
2. Alle deelnemende kerken moeten er in toestemmen. Geen uitwendige dwang.
3. Het moet aan zijn doel kunnen beantwoorden. Daarop trappen; eerst in kleinen dan in grooten kring.
4. Alle deelnemende kerken moeten overeenkomen in belijdenis en ’t substantiëele van de kerkorde.
5. Door kerkverband moet er combinatie en confoederatie van kerken tot stand komen, niet een afzonderlijke kerk of een soort nieuwe kerkvorm in ideeelen, representatieven of virtueelen zin. Geref. kerk in Friesland is dus onjuist uitgedrukt. Beter te spreken van Nederlandsche kerken in ’t meervoud dan van Ned. kerk in ’t enkelvoud.
6. De combinatie moet dienen, om vrijheid en de macht van de bijzondere kerken te bewaren, te bevorderen en in goeden zin te sturen, niet om die op te heffen en er aan te kort te doen. De macht van de plaatselijke kerken moet ongeschonden blijven.
7. Geen nieuw soort van bestuursmacht, geheel of ten deele, mag aan dat kerkverband worden toegekend. Erkend blijve dat het bestuur van een plaatselijke kerk bij den kerkeraad berust.
8. Het kerkverband werke niet door magistrale voorschriften, lasten of bevelen, maar door onderling overleg. De Paus decreteert. In het collegiale stelsel is er een bestuur, dat beveelt.

|115|

9. Bij het kerkverband, waarin zeer zeker een zekere afhankelijkheid is van de eene kerk van de andere, moet deze altijd wederkeerig zijn. Nooit mag eene kerk praedomineeren.
10. Hij wijst er op, dat nooit een plaatselijke kerk mag verhinderd te doen, wat strekken kan tot stichting van kerkreformatie, in leer en zeden en betere verbinding aan den Heer en Zijn dienst. Zij mag niet belemmerd in het pogen om aan haar doel te beantwoorden. Zij moet dit doen, al doen de andere kerken dit niet. Rome zei: een concilie moet reformeeren. In het collegiale stelsel heeft een kerk geen recht zelf tot Reformatie te komen, maar moet zij wachten op besturen.
11. Dat in het kerkverband de gezamenlijke kerken alleen behandelen mogen onderwerpen die de gemeenschappelijke stichting en opbouwing der kerken betreffen of gemeenschappelijke nooden en behoeften, b.v. geschillen die in kleinen kring niet geschikt kunnen worden.
12. De meerdere vergaderingen moeten nooit een onderwerp behandelen, dat in den kerkeraad kan behandeld, ook al brengt de kerkeraad het in classe of synode. Bij meerdere vergaderingen komen zaken per accidens. De synode komt voor een doel samen, als er iets bepaald noodig is.
Deze twaalf vereischten worden door Voetius voor Geref. kerkverband aangegeven. In de 17e eeuw was hij het meest theoretisch en practisch in het kerkrecht geoefend.

De vier kerkelijke vergaderingen in dit artikel zijn niet gelijksoortig. Hierover meer bij art. 36, waar van de autoriteit sprake is.
De kerkeraad bestaat uit personen, die bepaalde dienaren in een bepaalde kerk zijn: dienaren des Woords, Ouderlingen en Diakenen. De gezamenlijke kerkedienaars brengen hier hun macht saam. Ieder heeft een bepaald ambt.
Groote of breede, kleine of gewone kerkeraad met of zonder diakenen. Hierover later meer.
Classen en synoden zijn geen vergaderingen van personen, maar van kerken, saamkomend door middel van representanten, afgevaardigden. Cf. art. 37 en art. 41 (kerken).
Onderscheiden geaardheid.
De kerkeraden zijn eigenlijk de oorspronkelijke en altijd blijvende en algemeene bestuursmacht, terwijl de meerdere vergadering een afgeleide en slechts tijdelijk aanwezige en beperkte macht hebben.
Dit is het hoofdpunt in het Geref. Kerkverband tegenover hiërarchie en collegialisme. Uitvoerig behandeld in Pol. Eccl. van Voetius, Tom. III, Lib. I, Tract. III, Cap. 5 par. 5 (of Dl IV, pag. 174). Hij noemt de Pol. Eccl. van Parker. De hoogste macht bij de plaatselijke kerk. Hij citeert de woorden van Parker zelf en neemt vijf redenen van Parker over, waarom de autoriteit van de plaatselijke kerken grooter is dan die van classen en synoden, in nogal scholastieke uitdrukking (dus niet Ciceroniaansch).
1. Met betrekking tot de essentialitas (wezen).
Autoriteit heeft een kerkeraad uit kracht van zijn wezen. De

|116|

dienaars brengen daar hun autoriteit saam.
Een classe of synode heeft de macht alleen accidentaliter. De vergadering, die de macht wezenlijk heeft staat hooger.
2. De finalitas.
De Classen en Synoden bestaan ter wille van de plaatselijke kerken, niet omgekeerd. Op synoden spraken de afgevaardigden nog wel van meesters-kerkeraden.
3. De fontalitas.
Classen en Synoden ontlenen al hun macht aan de kerkeraden en die hebben in zichzelven die macht.
4. De stabilitas.
Neem de plaatselijke kerken weg en de classes en synoden vallen weg. Zonder classen kunnen er echter wel kerkeraden zijn. Kerkeraden bestaan er altijd. Zoodra de classevergadering gesloten is, is het mandaat uit. Geen permanente synode, wel classicaal ressort, maar geen permanente classicale vergadering.
5. De necessitas.
Een kerkeraad is bepaald noodig voor de plaatselijke kerk om als geïnstitueerde kerk op te treden. Die noodzakelijkheid bestaat niet bij de classe. Met het bestaan van classen, staat of valt de geïnstitueerde kerk niet.
Classen en synoden zijn in zekeren zin hoogere vergadering alleen doordat ze meer gezag hebben, niet in en uit zich zelven, maar omdat er meer kerken saam zijn. Tien mannen zijn sterker dan één, zegt Voetius.
Kerkeraden behandelen alle kerkelijke zaken. Classen en synoden alleen die zaken, die niet door den kerkeraad kunnen worden afgedaan.
Men zou kunnen vragen: hoort art. 40, de diaconale vergadering er niet bij, zoodat er dus vijfderlei kerkelijke samenkomst is?
Antwoord: Diaconale vergaderingen hebben geen kerkelijke bestuursmacht, zijn geen bestuur, betreffen den dienst der barmhartigheid en art. 40 staat onder leiding der dienaren = onder leiding van den kerkeraad. Ze komen saam op dezelfde manier als dienaren des Woords in groote plaatsen saamkomen om over hun ambtszaken te spreken, b.v. beurtenregeling etc. Zij hebben dus geen bestuursmacht. Dit kan men ook zeggen van de ouderlingen met betrekking tot het maken van schikkingen omtrent hun herderlijk werk.
Samenkomst van diakenen is overal noodig, b.v. voor uitdeeling.
Er is wel eens neiging vooral in grote gemeenten om diakenen onafhankelijk hun regeling te laten maken in diaconale samenkomsten, diaconale conferenties, provinciale of generale, waarbij afgevaardigden gezonden worden door kerkeraad of diakenvergaderingen, met instructies en credenties.
Dit is in strijd met het Geref. kerkrecht. Zij mogen niet gelijkgesteld met kerkeraadsvergaderingen. Zij zijn geen kerkelijk bestuur en kunnen niet beslissen. Dan zou men in de kerken

|117|

tweeërlei van elkander onafhankelijk bestuur krijgen. Dit gaat niet. Dan komt er botsing of wel het diaconaat zou buiten de kerk komen te staan en daardoor onkerkelijk en antikerkelijk worden, een particuliere vereeniging.
Alle regelingen, die diakenen maken, zijn afhankelijk van kerkeraden. Het mag wel formaliteit worden, maar het principe moet blijven. In de kerken is de kerkeraad het eenige bestuur van Godswege.
Een kerk kan niet naar diaconale conferenties en classen afvaardigen, want die zouden tegenstrijdige dingen kunnen besluiten. Een andere vraag is het toekennen van invloed aan diakenen in de meerdere vergaderingen.

Hoe te oordeelen over een General Assembly, waar alle kerken van het gansche kerkverband afgevaardigden zenden?
In ons kerkverband van 700 kerken komen geen 700 afgevaardigden maar ± 40 ter synode. Nu is ook mogelijk, dat iedere kerk twee afgevaardigden zendt. Zoo bestaat het in Amerika en Schotland.
Deze vergaderingen zijn niet in strijd met het Geref. kerkrecht maar komen er mee overeen. De generale synoden zijn saamgesteld uit afgevaardigden van groepen van kerken omdat het ondoenlijk is voor een synode, die kort duurt, uit elke kerk afgevaardigden te doen komen. Dit zou te kostbaar zijn. Ook zijn de predikanten niet te missen.
Zulk een vergadering is ongeschikt tot detailzaken. In Amerika zijn de kerken of kleiner van omvang of er is een andere wijze van behandeling, zoodat de algemeene vergadering zich over enkele punten uitspreekt. Zoodanige vergadering is dan de Synode in den volle zin van het woord.
Hiertegen is geen principiëel maar een practisch bezwaar.
Anders is het als een general assembly voor zeer gewichtige zaken samenkomst. In autoriteit staat zij dan boven eene generale synode, omdat de kerken meer eigenlijk vertegenwoordigd zijn.
In onze kerken is een general assembly nooit noodig geoordeeld.
Hoe te oordeelen over vergaderingen in plaatselijke kerken, bestaande uit alle gemeenteleden, of ook alle mannelijke of alle meerderjarige?
Zulke vergadering zijn zeer zeker nuttig. In sommige gevallen noodig en aan te raden. Alleen maar men beschouwe ze niet als een kerkelijk bestuur, zooals de Independenten, die zeggen, dat de kerkelijke macht in beginsel door den Heere aan de gemeente gegeven is. Dit is juist, maar daaruit volgt niet, dat de gemeente de macht moet uitoefenen. De H. Schrift spreekt van ambten als organen voor de kerkregeering.
Zulke vergaderingen mogen geen besluiten nemen, want dan heerscht de volkssouvereiniteit in de kerk, beginsel van revolutie. De democratische strooming neigt er wel toe.
De samenkomsten zijn wel noodig om de gemeente mee te doen werken met den kerkeraad, die niet overheerschen mag, maar

|118|

goedkeuring van de gemeente moet hebben. Om de wenschen van de gemeente te leeren kennen, zijn die vergaderingen nuttig. Men kan zoo op haar werken en ze blijft op de hoogte. De kerkeraad heeft alleen de leiding.


Rutgers, F.L. (1892-)


COMMENTAAR OP
Kerkorde Dordrecht (1619) Art. 29
Kerkorde GKN (1892) Art. 29