|110|
[Cursus 1893-’94]
Artt. 29-52 handelen over de kerkelijke samenkomsten. In dit Caput wordt gesproken over het kerkverband.
Art. XXIX. Vierderlei kerkelijke samenkomsten zullen onderhouden worden: de Kerkeraad, de Classicale vergaderingen, de particuliere Synode, en de Generale of Nationale.
Art. 29. De meerdere vergaderingen zijn van den beginne af aan in
de Geref. kerken gehouden, hier te lande en ook in Frankrijk,
Zwitserland, Duitschland en bij alle Gereformeerden. In de
Luthersche kerken was dit anders. De daad van Reformatie ging uit
van de Landsoverheid. Die organiseerde de kerken en hield de
regeering der kerken in handen met name in Duitschland werd het
territoriaalsysteem gevonden. De landsoverheid ook overheid in de
kerk. Van hem gaat het bestuur uit. Hij kan dit wel door middel
van anderen uitoefenen, maar zelf is hij summus episcopus kat'
exochen. Doorgaans was het zoo, dat de landsoverheid bepaalde
personen aanwees (superintendenten of wel bepaalde colleges
instelde waarvan de leden door den vorst benoemd werden,
consistoria, opperbestuur in de kerk. Kerkeraden zijn hierbij
niet noodig. Zij zijn eer met het stelsel in strijd. Zelfstandige
inrichting en eigen regeering hooren in dit stelsel niet
thuis.
In de Luthersche kerken is van meerdere vergaderingen geen
sprake.
In de Geref. kerken geldt de stelling:
Het Lichaam van Christus openbaart zich plaatselijk in de
geïnstitueerde plaatselijke kerk, die op zichzelf volledig is en
onder Koning Jezus een eigen bestuur heeft. Niet de burgerlijke
Overheid maar Christus zelf is Koning. Hij gebruikt zijne
dienaars in de door Hem ingestelde ambten. Hier is geen sprake
van opperbestuur over de kerken vanwege de Overheid of eene
buiten-kerkelijke macht. Geen onderwerping van de eene kerk aan
de andere. ’t Doet te kort aan het koningschap van Jezus, en
zelfstandigheid, recht en vrijheid van iedere plaatselijke
kerk.
Wel moest er verband gezocht. Hiernaar hebben de Geref. kerken
steeds gestreefd.
We zien dit reeds bij de kruiskerken.
Van 1563 af zijn er in de Zuidelijke Nederlanden vergaderingen
gehouden in classen en particuliere synoden. De Acta zijn nog
over.
Ook in de Noordelijke provinciën.
In 1568 samenkomst van leiders en woordvoerders der
Gereformeerden te Wezel.
Men was aanstonds bedacht op een kerkverband voor alle
Gereformeerden.
Wezel kon geen bepalingen maken. De mannen daar vereenigd, waren
geen afgevaardigden van kerken maar (particuliere) personen. Ze
spraken persoonlijke gevoelens uit.
|111|
3 Nov. 1568 werden de Wezelsche artikelen onderteekend.
Ze zijn een handleiding voor kerkelijke inrichting en
regeering.
Art. 1-3. In art. 2: Ideo putamus, ut Belgiae certae provinciae
in classes distribuantur etc. om gemeenschappelijk te overleggen
over gewichtige zaken, die een kerk niet alleen afkon. Art. 3
provinciale synoden voor Nederland, als de Reformatie in het
Noorden doorbreekt, om de kerk te constitueeren.
1570. Circulaire ook over dat onderwerp van Marnix en van der
Heyden aan de Geref. kerken. Zoo bleef de zaak levendig.
In 1571 is het kerkverband te Embden tot stand gekomen. Het
omvatte alle Ned. Geref. kerken. Van dien tijd dagteekenen de
vierderlei meerdere vergaderingen.
Redactie 1571. In art. 6-9. Daarover gehandeld: kerkeraad,
classe, provinciale synode en generale synode.
Ditzelfde wordt herhaald in de redactie van K.O. van 1578 art.
16.
In de redactie van 1581 art. 20 en art. 26 van de redactie van
1586 staat hetzelfde artikel als in die van 1619 art. 29.
Gevraagd of op Geref. standpunt niet van een vijfde soort van
kerkelijke samenkomst moest gesproken, nl. de oecumenische
synode.
Op Geref. standpunt is er geen reden waarom dit kerkverband zich
niet zou uitstrekken tot kerken van alle volken. Dit zou de kroon
op het werk zijn.
In de 16e eeuw heeft men beproefd tot zulk een oecumenisch
concilie te komen. Cf. Calvijns geschriften. Zulke plannen waren
er ook in Middelburg. Cf notulen van 1581, pag. 2.
Als de synoden oecumenica vergaderd zal worden dan zal uit elke
particuliere synode één afgevaardigde gezonden worden.
In Duitschland werd er onder leiding van Zanchius werk van een
oecumenische synode gemaakt. ’t Plan is echter mislukt. Er stond
te veel in den weg. Niet de belijdenis en de kerkregeering
verschilden te veel, maar het zat hem in de Overheden. Sommige
kerken moesten verlof van de Overheden hebben om met
buitenlandsche kerken te kunnen handelen. De goedgezinde
Overheden waren voor zulke kerkelijke banden zeer bevreesd. Er
was bij hen tegenwerking en verbod. De taal was ook bezwaar. Het
kwam zeldzaam voor dat een Duitscher Fransch verstond. Calvijn
die 3 jaren in Duitschland predikant was, heeft nooit Duitsch
verstaan. Het Engelsch was veel minder bekend. ’t Latijn was
onder de geleerden de algemeene taal en allen kenden het
niet als moedertaal. De ouderlingen b.v. kenden het niet. Ook was
de uitspraak te verschillend. Ook waren er bezwaren in kosten en
reisgelegenheid en practische zaken. Het reizen leverde gevaar
op. Na dien tijd is het plan niet meer opgevat.
Dezelfde bezwaren gelden ook nu nog. Meer nog, dat de kerken, die
nu Gereformeerd heeten, niet genoeg in kerkregeering en
belijdenis overeenstemmen, wat eerste vereischte is, zal het geen
Poolsche landdag worden.
Alliantie-vergaderingen zijn geen synoden. Ze besluiten niet. Om
alliantie te krijgen moet men vaak de belijdenis laten schieten.
De kerken hebben er niet veel aan. Het is wel persoonlijke
kennismaking.
|112|
Een oecumenische synode is onbereikbaar. De synode van Dordt 1618
was niet oecumenisch. De afgevaardigden waren meestal door
buitenlandsche Overheden, niet door de kerken gezonden. De
Fransche Geref. Kerken ontbraken er, want de koning van Frankrijk
gaf geen verlof. Evenzoo ontbraken de Engelsche Presb. Geref.
kerken en de Schotsche. Jacobus wilde niemand naast den bisschop
van zijn staatskerk hebben. Daarom verbod.
Kerkverband is niet op te vatten enkel als eene communicatio
ecclesiarum, die uitgeoefend wordt door brieven en deputaten. Dit
is een soort kerkverband, maar niet eigenlijk. De aanwezigheid
van deputaten uit het buitenland met heilbede getuigt van de
werking van een soort kerkverband, maar dat niet zeer vast is en
op één enkel punt werkt, en niet op het doel van kerkverband.
Certa ac stata combinatio moet het volgens Voetius zijn.
De noodzakelijkheid en aard van het kerkverband hebben de Geref.
kerken steeds gehandhaafd, eenerzijds tegenover het
Independentisme en Anabaptisme, anderzijds tegenover Rome.
Het independentisme loochende de noodzakelijkheid en
wettigheid van zulke combinatie.
Rome misvormde de combinatie tot onderwerping van alle kerken aan
den eenen bisschop van Rome.
Independentisme en Anabaptisme zeggen: iedere kerk op zichzelf,
wel communicatie.
De gronden der Gereformeerden voor de noodzakelijkheid van vaste
combinatie zijn vijf in getal.
1e. Beroep op de innerlijke eenheid aller geloovigen in Christus,
die uitwendig zooveel mogelijk blijken moet. Grondstelling: De
kerk als geestelijk organisme is één. De geïnstitueerde is de
openbaring van het lichaam van Christus. Het is één Lichaam. De
H. Schrift betuigt die eenheid. Alle leden van de plaatselijke
kerken zijn één in Christus. De eenheid moet naar buiten blijken,
plaatselijk, doordat de geloovigen zich aaneensluiten. Ook
volgens de Confessie moet een geloovige zich bij de kerk voegen
en niet alleen blijven staan. Plaatselijke scheuring is zonde.
Ook iedere kerk moet zich bij de andere voegen en niet alleen
blijven staan. Alle kerken behooren tot het ééne lichaam van
Christus. Kerkverband moet er zooveel en zoo nauw mogelijk
zijn.
2e. Beroep op de H. Schrift. Er is geen rechtstreeksche
ordinantie tot kerkverband in het N. Testament. In het N.T. komen
heel weinig voorschriften van kerkelijken aard voor, wel
beginselen, waaruit kerkelijke toepassingen zijn af te leiden. In
de Oude bedeeling was alles door God Zelf geregeld. In de kerk
van de nieuwe bedeeling is geen godsdienstig of kerkelijk
wetboek.
Beroep op Handelingen 15. Daar sprake van de eerste synode.
Kerkverband tusschen de kerken van Jeruzalem en Antiochië ter
beslechting van een geschil in Antiochië. Deputaten van
Antiochië. Jeruzalem sprak zich uit door de Apostelen en
Ouderlingen.
Hier een meerdere kerkelijke vergadering onder leiding der
Apostelen en een besef van saamhoorigheid, ook met betrekking tot
de besluiten. Dit geschiedde door de Apostelen, daarom is het nog
meer normatief voor lateren tijd.
In Rom. 15: 26, 2 Cor. 8: 1-4, 19, is sprake van wederkeerige
hulp
|113|
en communicatie tusschen de kerken van Macedonië en Achaia en
Palestina. Er is sprake van collecten. Hieruit spreekt dus het
besef, dat niet iedere kerk op zichzelf staat, maar dat ze tot
wederkeerige hulp geroepen zijn.
1 Cor. 11: 16. Doch indien iemand schijnt twistgierig te zijn,
wij hebben zulke gewoonte niet, noch de gemeenten Gods.
Paulus stelt hier aan de kerk van Corinthe andere kerken als
voorbeeld voor. De eene kerk mag niet zeggen, wat de ander doet,
gaat mij niet aan.
Matth. 18: 15 met betrekking tot persoonlijke beleediging.
Christus stelt als regel om telkens meerderen in zulk eene zaak
te betrekken. Allereerst voor kerkelijke tucht, als de zaak in
kleinen kring niet kan behandeld, maar ook ligt hierin een
beginsel van kerkverband. Wat van de geloovigen in het bijzonder
gezegd word, geldt ook van de kerken.
In de H. Schrift zijn dus aanwijzingen dat kerkverband door de
Apostelen bedoeld is.
3e. Het derde argument voor de noodzakelijkheid van kerkverband
is, dat de kerken ook gemeenschappelijke belangen en nooden en
behoeften hebben en daarvoor samen hebben te zorgen. Nooden enz.
die een kerk alleen niet afkan, b.v. regeling van haar verhouding
tot de Hooge Overheid. Anders ontstaat er verwarring door
verschil van regeling. Dit geldt ook van de zending onder de
heidenen en Mohammedanen. De kleinste kerk is geroepen tot
zendingsarbeid maar alleen kan ze dit niet. Om samen te zorgen is
noodig verband en het samen vergaderen.
4e. Dat iedere plaatselijke kerk moet zorgen voor eigen
instandhouding en uitbreiding, zuiverheid in leer en wandel en
orde en regel in haar eigen midden, is waarheid. Maar ook waar
is, dat iedere bijzondere kerk beter aan die roeping kan
beantwoorden, naarmate ze met andere kerken in verband staat en
dat zonder verband een bijzondere kerk vaak in ‘t geheel niet aan
die roeping voldoen kan. Vooral dat laatste geldt van kleine
kerken. Een kleine kerk gaat dikwijls door gemis van verband te
gronde, bijv. door langdurige vacature, ketterij, dreiging van
scheuring, afwijking in levenswandel. Zelf kan een kleine kerk
hieraan niet voldoen.
De roeping om voor zichzelf te zorgen brengt dus juist het
verband mee.
5e. Oefening van kerkelijke gemeenschap, ambtelijke bediening en
kerkelijk hulpbetoon moet telkens tot andere kerken uitgestrekt.
De sterkste independent geeft dit toe. Is dit waar, dan is er
verband noodig, waarbinnen die gemeenschap behoorlijk moet
geoefend. Dit moet naar regelen gaan, b.v. bij verhuizingen van
de eene kerk naar de andere, zijn de leden die verhuizen, niet
als heidenen te beschouwen, maar als leden der kerk. Daarvoor is
attestatie noodig, die erkend moet worden. Daaruit volgt
erkenning van elkanders handelingen.
Ditzelfde ook bij vacante kerken. Een kerk moet haar predikant
afstaan aan een vacante kerk. Voor oefening van wederkeerig
hulpbetoon is ook een regel noodig. Iedere predikant moet door de
|114|
gezamenlijke kerken worden onderzocht. Daarvoor is kerkverband
noodig.
Tegenover Rome en de Independenten zeggen de Gereformeerden: Er
moet kerkverband zijn tusschen de kerken van Christus,
overeenkomend in belijdenis en ordening.
Tegenover Rome is de aard en het karakter van het verband
omschreven. Het mag geen hiërarchisch verband zijn. Rome staat
ook tegenover Independentisme. In den bisschop wordt het
kerkbegrip en de kerkelijke macht geconcentreerd, hun macht is
den metropolitaan en die der metropolitanen is den Paus.
Onder hiërarchie verstaat men zoodanig verband, dat de kerken
ophouden plaatselijke kerken van Christus te zijn en dat ze
worden deelen van een ander geheel.
In de H.Schrift is sprake van plaatselijke kerken. Bij Rome zijn
alle kerken onderworpen aan een oppermacht. Dan wordt in den Paus
de eenheid bewaard, ten koste van het lichaam van Christus.
Deze antithese geldt op zekere hoogte ook tegenover het
collegiale stelsel. Hierbij een groot geheel met centraal bestuur
en onderbesturen in verschillende graden en trappen.
Bij het episcopale en papale stelsel zijn de kerken goddelijke
instellingen, bij het collegiale stelsel is de Kerk een
menschelijk instituut, een genootschap, naar den wil der
menschen. De Paus ontleent zijn gezag aan God.
Om den aard van het kerkverband te kennen zijn Voetius’
antithesen dienstig. Politica Ecclesiastica, 3, 1, 3, Cap. 2 par.
6, Dl IV, pag. 120. 12 vereischten voor Geref. kerkverband.
1. Correspondentie onderling van kerken met kerken, niet van
kerken met een bisschop, superintendent of college van
predikanten. Dit geldt nu ook van ’t collegiale stelsel.
2. Alle deelnemende kerken moeten er in toestemmen. Geen
uitwendige dwang.
3. Het moet aan zijn doel kunnen beantwoorden. Daarop trappen;
eerst in kleinen dan in grooten kring.
4. Alle deelnemende kerken moeten overeenkomen in belijdenis en
’t substantiëele van de kerkorde.
5. Door kerkverband moet er combinatie en confoederatie van
kerken tot stand komen, niet een afzonderlijke kerk of een soort
nieuwe kerkvorm in ideeelen, representatieven of virtueelen zin.
Geref. kerk in Friesland is dus onjuist uitgedrukt. Beter te
spreken van Nederlandsche kerken in ’t meervoud dan van Ned. kerk
in ’t enkelvoud.
6. De combinatie moet dienen, om vrijheid en de macht van de
bijzondere kerken te bewaren, te bevorderen en in goeden zin te
sturen, niet om die op te heffen en er aan te kort te doen. De
macht van de plaatselijke kerken moet ongeschonden blijven.
7. Geen nieuw soort van bestuursmacht, geheel of ten deele, mag
aan dat kerkverband worden toegekend. Erkend blijve dat het
bestuur van een plaatselijke kerk bij den kerkeraad berust.
8. Het kerkverband werke niet door magistrale voorschriften,
lasten of bevelen, maar door onderling overleg. De Paus
decreteert. In het collegiale stelsel is er een bestuur, dat
beveelt.
|115|
9. Bij het kerkverband, waarin zeer zeker een zekere
afhankelijkheid is van de eene kerk van de andere, moet deze
altijd wederkeerig zijn. Nooit mag eene kerk praedomineeren.
10. Hij wijst er op, dat nooit een plaatselijke kerk mag
verhinderd te doen, wat strekken kan tot stichting van
kerkreformatie, in leer en zeden en betere verbinding aan den
Heer en Zijn dienst. Zij mag niet belemmerd in het pogen om aan
haar doel te beantwoorden. Zij moet dit doen, al doen de andere
kerken dit niet. Rome zei: een concilie moet reformeeren. In het
collegiale stelsel heeft een kerk geen recht zelf tot Reformatie
te komen, maar moet zij wachten op besturen.
11. Dat in het kerkverband de gezamenlijke kerken alleen
behandelen mogen onderwerpen die de gemeenschappelijke stichting
en opbouwing der kerken betreffen of gemeenschappelijke nooden en
behoeften, b.v. geschillen die in kleinen kring niet geschikt
kunnen worden.
12. De meerdere vergaderingen moeten nooit een onderwerp
behandelen, dat in den kerkeraad kan behandeld, ook al brengt de
kerkeraad het in classe of synode. Bij meerdere vergaderingen
komen zaken per accidens. De synode komt voor een doel samen, als
er iets bepaald noodig is.
Deze twaalf vereischten worden door Voetius voor Geref.
kerkverband aangegeven. In de 17e eeuw was hij het meest
theoretisch en practisch in het kerkrecht geoefend.
De vier kerkelijke vergaderingen in dit artikel zijn niet
gelijksoortig. Hierover meer bij art. 36, waar van de autoriteit
sprake is.
De kerkeraad bestaat uit personen, die bepaalde dienaren in een
bepaalde kerk zijn: dienaren des Woords, Ouderlingen en Diakenen.
De gezamenlijke kerkedienaars brengen hier hun macht saam. Ieder
heeft een bepaald ambt.
Groote of breede, kleine of gewone kerkeraad met of zonder
diakenen. Hierover later meer.
Classen en synoden zijn geen vergaderingen van personen, maar van
kerken, saamkomend door middel van representanten,
afgevaardigden. Cf. art. 37 en art. 41 (kerken).
Onderscheiden geaardheid.
De kerkeraden zijn eigenlijk de oorspronkelijke en altijd
blijvende en algemeene bestuursmacht, terwijl de meerdere
vergadering een afgeleide en slechts tijdelijk aanwezige en
beperkte macht hebben.
Dit is het hoofdpunt in het Geref. Kerkverband tegenover
hiërarchie en collegialisme. Uitvoerig behandeld in Pol. Eccl.
van Voetius, Tom. III, Lib. I, Tract. III, Cap. 5 par. 5 (of Dl
IV, pag. 174). Hij noemt de Pol. Eccl. van Parker. De hoogste
macht bij de plaatselijke kerk. Hij citeert de woorden van Parker
zelf en neemt vijf redenen van Parker over, waarom de autoriteit
van de plaatselijke kerken grooter is dan die van classen en
synoden, in nogal scholastieke uitdrukking (dus niet
Ciceroniaansch).
1. Met betrekking tot de essentialitas (wezen).
Autoriteit heeft een kerkeraad uit kracht van zijn wezen. De
|116|
dienaars brengen daar hun autoriteit saam.
Een classe of synode heeft de macht alleen accidentaliter. De
vergadering, die de macht wezenlijk heeft staat hooger.
2. De finalitas.
De Classen en Synoden bestaan ter wille van de plaatselijke
kerken, niet omgekeerd. Op synoden spraken de afgevaardigden nog
wel van meesters-kerkeraden.
3. De fontalitas.
Classen en Synoden ontlenen al hun macht aan de kerkeraden en die
hebben in zichzelven die macht.
4. De stabilitas.
Neem de plaatselijke kerken weg en de classes en synoden vallen
weg. Zonder classen kunnen er echter wel kerkeraden zijn.
Kerkeraden bestaan er altijd. Zoodra de classevergadering
gesloten is, is het mandaat uit. Geen permanente synode, wel
classicaal ressort, maar geen permanente classicale
vergadering.
5. De necessitas.
Een kerkeraad is bepaald noodig voor de plaatselijke kerk om als
geïnstitueerde kerk op te treden. Die noodzakelijkheid bestaat
niet bij de classe. Met het bestaan van classen, staat of valt de
geïnstitueerde kerk niet.
Classen en synoden zijn in zekeren zin hoogere vergadering alleen
doordat ze meer gezag hebben, niet in en uit zich zelven, maar
omdat er meer kerken saam zijn. Tien mannen zijn sterker dan één,
zegt Voetius.
Kerkeraden behandelen alle kerkelijke zaken. Classen en synoden
alleen die zaken, die niet door den kerkeraad kunnen worden
afgedaan.
Men zou kunnen vragen: hoort art. 40, de diaconale vergadering er
niet bij, zoodat er dus vijfderlei kerkelijke samenkomst is?
Antwoord: Diaconale vergaderingen hebben geen kerkelijke
bestuursmacht, zijn geen bestuur, betreffen den dienst der
barmhartigheid en art. 40 staat onder leiding der dienaren =
onder leiding van den kerkeraad. Ze komen saam op dezelfde manier
als dienaren des Woords in groote plaatsen saamkomen om over hun
ambtszaken te spreken, b.v. beurtenregeling etc. Zij hebben dus
geen bestuursmacht. Dit kan men ook zeggen van de ouderlingen met
betrekking tot het maken van schikkingen omtrent hun herderlijk
werk.
Samenkomst van diakenen is overal noodig, b.v. voor
uitdeeling.
Er is wel eens neiging vooral in grote gemeenten om diakenen
onafhankelijk hun regeling te laten maken in diaconale
samenkomsten, diaconale conferenties, provinciale of generale,
waarbij afgevaardigden gezonden worden door kerkeraad of
diakenvergaderingen, met instructies en credenties.
Dit is in strijd met het Geref. kerkrecht. Zij mogen niet
gelijkgesteld met kerkeraadsvergaderingen. Zij zijn geen
kerkelijk bestuur en kunnen niet beslissen. Dan zou men in de
kerken
|117|
tweeërlei van elkander onafhankelijk bestuur krijgen. Dit gaat
niet. Dan komt er botsing of wel het diaconaat zou buiten de kerk
komen te staan en daardoor onkerkelijk en antikerkelijk worden,
een particuliere vereeniging.
Alle regelingen, die diakenen maken, zijn afhankelijk van
kerkeraden. Het mag wel formaliteit worden, maar het principe
moet blijven. In de kerken is de kerkeraad het eenige
bestuur van Godswege.
Een kerk kan niet naar diaconale conferenties en classen
afvaardigen, want die zouden tegenstrijdige dingen kunnen
besluiten. Een andere vraag is het toekennen van invloed aan
diakenen in de meerdere vergaderingen.
Hoe te oordeelen over een General Assembly, waar alle kerken van
het gansche kerkverband afgevaardigden zenden?
In ons kerkverband van 700 kerken komen geen 700 afgevaardigden
maar ± 40 ter synode. Nu is ook mogelijk, dat iedere kerk twee
afgevaardigden zendt. Zoo bestaat het in Amerika en
Schotland.
Deze vergaderingen zijn niet in strijd met het Geref. kerkrecht
maar komen er mee overeen. De generale synoden zijn saamgesteld
uit afgevaardigden van groepen van kerken omdat het ondoenlijk is
voor een synode, die kort duurt, uit elke kerk afgevaardigden te
doen komen. Dit zou te kostbaar zijn. Ook zijn de predikanten
niet te missen.
Zulk een vergadering is ongeschikt tot detailzaken. In Amerika
zijn de kerken of kleiner van omvang of er is een andere wijze
van behandeling, zoodat de algemeene vergadering zich over
enkele punten uitspreekt. Zoodanige vergadering is dan
de Synode in den volle zin van het woord.
Hiertegen is geen principiëel maar een practisch bezwaar.
Anders is het als een general assembly voor zeer gewichtige zaken
samenkomst. In autoriteit staat zij dan boven eene generale
synode, omdat de kerken meer eigenlijk vertegenwoordigd zijn.
In onze kerken is een general assembly nooit noodig
geoordeeld.
Hoe te oordeelen over vergaderingen in plaatselijke kerken,
bestaande uit alle gemeenteleden, of ook alle mannelijke of alle
meerderjarige?
Zulke vergadering zijn zeer zeker nuttig. In sommige gevallen
noodig en aan te raden. Alleen maar men beschouwe ze niet als een
kerkelijk bestuur, zooals de Independenten, die zeggen, dat de
kerkelijke macht in beginsel door den Heere aan de gemeente
gegeven is. Dit is juist, maar daaruit volgt niet, dat de
gemeente de macht moet uitoefenen. De H. Schrift spreekt van
ambten als organen voor de kerkregeering.
Zulke vergaderingen mogen geen besluiten nemen, want dan heerscht
de volkssouvereiniteit in de kerk, beginsel van revolutie. De
democratische strooming neigt er wel toe.
De samenkomsten zijn wel noodig om de gemeente mee te doen werken
met den kerkeraad, die niet overheerschen mag, maar
|118|
goedkeuring van de gemeente moet hebben. Om de wenschen van de gemeente te leeren kennen, zijn die vergaderingen nuttig. Men kan zoo op haar werken en ze blijft op de hoogte. De kerkeraad heeft alleen de leiding.