Art. XXXII. De handelingen aller samenkomsten zullen met aanroeping des Naams Gods aangevangen, en met eene dankzegging besloten worden.
Dit artikel heeft reeds gestaan in de eerste redactie van
kerkorde van 1571. Cap. II De Classibus Conventibus artt. 2 en 8.
Cap. III De provincialibus Synodis artt. 2 en 7.
Evenzoo redactie van ’78. Art. 21 (kerkeraad, art. 29 Classe,
art. 30 Synode.
De redactie van ’81 legde zich op bekorting toe. Daar alle
bepalingen op alle samenkomsten gelijkelijk betrekking hebbend
saamgevat. Art. 24 bevat de algemeene bepaling „de handelingen in
alle samenkomsten”. Zoo bleef het in art. 29, redactie 1586.
Evenzoo in 1619, art. 32.
Noodig was dit niet. Het sprak vanzelf. Toch was er geen
zwarigheid om het artikel in de K.O. te brengen. Meer quaestieus
is het of het gebed een formuliergebed moet zijn of een vrij
gebed van den voorzitter.
In onze liturgie zijn twee formuliergebeden voor en na den
kerkeraad. Eo ipso voor classes en synoden met verandering van
het enkelvoud in meervoud, want classe of synoden zijn
vergaderingen van kerkeraden saam. Bij den kerkeraad bidt men in
het enkelvoud. Foutief is de tegenwoordige Hollandsche uitgave. 3
× komt voor de kerken. Dat is een gen. singularis. In de uitgaven
van onzen tijd is der kerken behouden. Tegenwoordig moet het
zijn: der kerke, of der kerk, der gemeente. Anders heeft het geen
zin.
In den regel verdient het formuliergebed aanbeveling. Bij een
vrij gebed is het gevaar zoo groot, dat het gebed minder goed ter
zake dient. Het gebed voor en na de kerkelijke vergadering is op
een speciaal doel gericht, evenals elk ander gebed.
Nu kan het geschieden en geschiedt het ook, dat de voorzitter dit
in het oog houdt. Maar ’t kan ook, dat de voorzitter dit in het
oog houdt. Maar ’t kan ook, dat de voorzitter afdwaalt. Zulk
bidden gebeurt niet tot stichting. In ’t gebed voor scholen wordt
niet voor allen nood der Christenheid gebeden, al is dit op
zichzelf goed. Zoo bestaat er bij een vrij gebed gevaar, dat er
in het hart des voorzitters gedachten zijn, niet ter zake
dienende.
|128|
Bij een vrij gebed is het aan te bevelen de stroom der gedachten
te laten gaan.
De formuliergebeden zijn zeer juist opgesteld en met zorg
bewerkt. Anders kan de voorzitter in het gebed zijn persoonlijke
meening laten doorschemeren. Geheel neutraal te bidden ten
opzichte van die zaken gaat niet gemakkelijk. De tegenpartij
wordt daardoor niet gesticht. Er bestaat dus gevaar, dat men in
het gebed zijn eigen gevoelen debiteert.
Bij gebruik van formuliergebeden is het gebed beter te volgen.
Men weet wat er volgen zal. Bij eigen woorden wacht men wat
volgen zal. Herhalingen kunnen plaats hebben. Het kan gebeuren,
dat de zinnen niet afloopen. Bij een particulier gebed geeft dit
niets, bij een ander wel. Het is nietwaar als men tegenwerpt, dat
een formuliergebed niet zoo uit het hart komt. Dit geldt nog wel
bij een persoonlijk gebed, maar niet bij een publiek gebed. Dit
moet niet formalistisch opgevat. Is er een ziek b.v., is men
samen om te beroepen, dan ligt zooiets bij alle leden van de
kerkeraad boven op. Maar in ’t algemeen is een formuliergebed
beter.
Hier is geen sprake van het lezen van Gods Woord. Dit gebruik is
eerst in de laatste halve eeuw opgekomen en op plaatselijke
vergaderingen overgebracht uit samenkomsten meest methodistisch
getint. Men begon daar natuurlijk met de Heilige Schrift. Dit
werd op een kerkeraad overgebracht. Hiertegen geen bezwaar. Toch
doen alle kerkeraden dit niet en terecht, want vroeger werd het
nooit gedaan. In den kerkeraad is men niet samen tot onderlinge
stichting saam te komen, maar daarvoor vergadert de kerkeraad
niet. Vooraf een kleine stichtelijke samenkomst is niet noodig,
ja zelfs min passend, want dat is toch zulk lezen van Gods Woord.
Bovendien zijn er maar eenige capita die op het ambt
slaan. Zoo komt men er dan toe iets anders te nemen. Dat dit
met het doel van de samenkomst niet altijd in verband staat, ligt
voor de hand. Wordt het er mee in verband gebracht, dan kan hij
een schriftgedeelte kiezen, waaruit een aansporing tot het een of
ander schijnt te spreken. Het gevaar kan worden vermeden, maar is
niet altijd te vermijden en wordt dan ook altijd niet
vermeden.
Bij handeling b.v. kan men een schriftgedeelte kiezen, dat tot
handelen of een dat tot afwachten aanspoort. Beide is
mogelijk.
Afschaffen is niet wenschelijk. Slechts moet met zorg gekozen.
Maar dit gebruik instellen is nooit geraden.