Overheden.

Art. XXVIII. Gelijk het ambt der Christelijke overheden is, den heiligen kerkedienst in alle manieren te bevorderen, denzelven met haar exempel den onderdanen te recommandeeren en aan de predikanten, ouderlingen en diakenen in allen voorvallenden nood de hand te bieden, en bij haar goede ordening te beschermen, alzoo zijn alle predikanten, ouderlingen, en diakenen schuldig, de gansche gemeente vlijtiglijk en

|98|

oprechtelijk in te scherpen de gehoorzaamheid, liefde en eerbiedinge, die zij den Magistraten schuldig zijn; en zullen alle kerkelijke personen met hun goed exempel in dezen de gemeente voorgaan, en door behoorlijk respect (en correspondentie) de gunst der Overheden tot de kerken zoeken te verwekken en te behouden; teneinde een ieder het zijne, in des Heeren vreeze, aan wederzijds doende, alle achterdenken en wantrouwen moge worden voorkomen en goede eendracht tot der kerken welstand onderhouden.

Dit artikel behoort niet in de Kerkorde. Eerst in 1619 is het in de Kerkorde ingekomen. Men hoopte, dat de Overheid de kerkorde zou approbeeren als de kerken iets toegaven. Daarom dit artikel als waarborg, dat de Overheid niet over de kerk zou gaan heerschen.
De inhoud van dit artikel blijft ten allen tijde gelden.


Rutgers, F.L. (1892-)


COMMENTAAR OP
Kerkorde Dordrecht (1619) Art. 28
Kerkorde GKN (1892) Art. 28