|175|
Art. XLVII. Alle jaar (ten ware dat de nood eenen korteren tijd
vereischte) zullen vier of vijf, of meer nagebuurde Classen
samenkomen, tot welke particuliere Synode uit iedere classe twee
dienaars en twee ouderlingen afgevaardigd zullen worden.
In ’t scheiden, zoowel der particuliere als der generale synode,
zal eene kerk verordend worden, die last hebben zal, om met
advies der Classe den tijd en de plaats der naaste Synode te
stellen.
Artikel 47 handelt over de Provinciale Synode.
Zeer weinig bevat de kerkorde op dit punt. Slechts één artikel.
Vroeger was dit anders. Volgens de Emdensche synode van 1571
(art. 8) zullen de kerken zich tot classes en de classes zich tot
provinciale synoden saamvoegen. Er waren drie groote provinciën.
Daarvoor zijn bepalingen gemaakt. Cf. aanhangsel der acta van
Emden, cap. 3. 16 artikelen De Synodis Provincialibus. Dat de
afgevaardigden instructies en credentiebrieven moeten hebben.
Op de provinciale synoden mogen alleen punten behandeld die de
kerken en classes niet hebben kunnen afdoen, of die alle kerken
saam betreffen.
Zij wordt geopend door den Praeses der laatste synode of van de
plaatselijke kerk. Alle zaken moeten onderzocht. Stemmen opnemen.
Orde. Leer. Kerkbestuur, Particularia. Plicht van den praeses is
de orde te bewaren. Zijn ambt duurt zoolang als de
vergadering.
Een volgende synode kan een anderen of denzelfden praeses kiezen.
Alle predikanten en ouderlingen kunnen tegenwoordig zijn zonder
stem. De vergadering wordt geopend met gebed. Notulen worden
gehouden. Een kerk moet aangewezen om saam te roepen, waaraan al
de punten moeten worden toegezonden.
De kosten zijn door de classe te dragen.
Aan ’t eind der vergadering zal een avondmaalsviering gehouden
worden, voor zoover de regeling der plaats het toelaat.
Op de Dordtsche synode van 1578 is deze regeling in de kerkorde
zelf opgenomen, bijna in dezelfde woorden. Artt. 34-43.
De enkele wijzigingen zijn, dat de particuliere synode bestaan
zal uit vier of vijf of meer genabuurde classen.
Dat tot elke prov. synode uit iedere classe vier deputaten zullen
worden afgevaardigd, t.w. 2 predikanten en 2 ouderlingen;
Dat de prov. synode in gewone omstandigheden alle jaar zal
samenkomen.
Op de Middelburgsche synode van 1581 waren de kerken er zooveel
mogelijk op uit de K.O. te bekorten, teneinde gemakkelijker
politieke approbatie te verkrijgen.
Alles is toen in één artikel, het tegenwoordige saamgeperst. Art.
34.
Al wat de provinciale synode regelde is er uitgelaten.
De bedoeling was echter niet dat men dat niet meer zou nakomen.
Er moest toch regeling zijn. Maar het werd overgebracht naar de
particuliere vragen van de acta van 1581. Hiervoor vroeg men
|176|
natuurlijk geen politieke approbatie. De bedoeling was deze
bepalingen wel voor de kerken te laten gelden, maar zonder
approbatie aan te vragen. Part. vragen, artt. 16-18 (nogal lange
artikelen). In 1586 en 1619 is dit niet aangeroerd maar bleef het
zoo.
Art. 43 red. van 1586.
De naam is met betrekking tot die synode eenigszins gewijzigd.
Later kwam de oude naam door het gebruik er weer boven op. In
1571 sprak men van provinciale synode. In 1578 van particuliere
synode. Sedert is het zoo gebleven in de acta, ofschoon in het
gebruik de eerste naam bleef.
Zoo b.v. in de acta van 1619, sessie 158.
Voorgesteld zijn eenige gravamina.
1e. aangaande de Visitatores der kerken en haar ambt.
2e. de gedeputeerden der provinciale synoden.
3e. de correspondentie tusschen de particuliere synode van iedere
provincie, etc.
In ’t spraakgebruik behield de naam „provinciale synode” de
overhand.
In 1578 was de naam provinciale synode niet juist.
Er was toch een synodale vergadering voor Noord-Holland en
Zuid-Holland. Zelf is er één synodale vergadering geweest van
Middel-Holland (maar één, men scheen het niet practisch te
vinden).
Voor ééne synode was Holland te groot (ook westelijk Brabant was
er bij). Provinciale synode kon niet heeten de synode van een
deel der provincie. Een provinciale synode in eigenlijken zin
werd in 1582 gehouden.
Deze onderscheiding gold alleen voor Holland. In andere
provinciën was particuliere synode hetzelfde als provinciale
synode. Tegenwoordig is het ook zoo in Noord-Holland en
Zuid-Holland.
De classen komen ter provinciale synode, nl. kerken, door classes
vertegenwoordigd. Voor een provinciale synode 4 of 5 classen was
het normale getal gelijk voor een classe 10 kerken.
Toch was er een classe van 60 kerken. In de provincie
Zuid-Holland waren 10 classen op de provinciale synode.
Toch kon men zich ook voor synoden niet stipt aan het normale
getal houden. Hetzelfde bezwaar als bij de classen gold niet bij
Brabant. Brabant was geen provincie. West-Brabant behoorde bij
Holland en in Oost-Brabant waren geen kerken. Maar wel bij
Utrecht, dat maar klein was en Drenthe, dat schraal bevolkt
slechts drie classen telde.
Kan men niet zoo indeelen, dat er toch 4 classen zijn?
Ja, maar daardoor ontstaat veel moeite voor de kerken om aan de
letter te voldoen, waaraan de usantie nooit zooveel waarde blijkt
gehecht te hebben.
Het is niet onmogelijk de kerken tot 4 classen saam te voegen,
maar dan moet men of de classen te zwak maken of over de grenzen
van een provincie gaan. Doch er is onderscheid tusschen de
provinciën. Een provincialisme à tors et à travers tegen te
willen gaan, is verkeerd, is streven naar eenvormigheid, wat door
de Gereformeerden nooit gedaan is.
Een synode bestaande uit 6 leden is te weinig competent. Daarom
|177|
moeten uit iedere classe 4 afgevaardigd.
Toch is dit getal zelden vastgehouden. Op alle synoden kwamen
klachten binnen over het wegblijven van ouderlingen. Die hadden
hun werk en geen geld genoeg om te reizen. Inbilletteeren was wel
een middel, maar was het dan hun werk?
Men zocht daarom ouderlingen, die daartoe vaceeren konden.
In de 16e eeuw waren het wel eens 3 predikanten en 1 ouderling
maar toch hielp dit niet veel. Tenslotte accepteerde men de
excuses. Tegenwoordig gaat het gemakkelijker.
„In ’t scheiden, zoowel van de particuliere als der generale
synode, zal eene kerk verordend worden, die last hebben zal, om
met advies der classe den tijd en de plaats der naaste synode te
stellen.”
Plaats en tijd te bepalen kan niet aan ééne kerk overgelaten
worden. Er hangt te veel van tijd en plaats af voor de beslissing
die zal genomen worden. En voor een jaar later precies den dag
vaststellen kan de synode natuurlijk niet doen.
Omtrent de te behandelen zaken wordt niets bepaald. Daarvoor
geldt de algemeene bepaling van art. 30.
De wijze van behandeling wordt aan de synode overgelaten.
Omtrent de afgevaardigden is wel eens de vraag gerezen of het
niet goed zou zijn, dat de afvaardiging bij toerbeurt ging.
Het is zeer leerzaam, zoo’n synode bij te wonen volgens gravamen
part. vragen 1581, art. 65.
„Of het niet goed en ware, dat dezelve Dienaar niet tweemaal na
den anderen tot den synode gezonden wierden, opdat andere
Dienaars ook leeren mochten?”
Antwoord: het zal alle kerkeraden, classen en particuliere
synoden vrijstaan, tot den classen, synoden particulier en
generaal, te zenden uit hare Collegiën, die zij daartoe bekwaam
vinden naar haar beliefte.
De synode van 1581 achtte het dus wenschelijk telkens dezelfde
deputaten te zenden. Men komt er ook niet om te leeren.
Op de generale synode komen bijna ook telkens dezelfde deputaten;
volgens sommigen nog te weinig.