|1|
Cursus 1892 - 1893
[6 Oct. 1892.]
Het opschrift der D.K. leidt tot onderscheiden Kerkrechtelijke beschouwingen.
Betreffende het authentieke opschrift der k.o. is het volgende op
te merken.
In het kerkelijk handboekje, waarin deze kerkenorde in de 17de en
18de eeuw uitgegeven is, staat er geen titel boven, maar een kort
historisch bericht dat niet van de Synode van Dordt is. Dit heeft
geen authentiek karakter, maar is van den uitgever afkomstig. Het
bezit daarom geen autoriteit. De Dordtsche Synode zelf
stelde er geen opschrift boven, en heeft ook
geen officieel exemplaar van de Kerkenorde bezorgd.
Deze Kerkenorde is verzonden aan de Staten Generaal en de Staten
der provincien ter verkrijging van politieke approbatie. De
aan de regeering gezonden afschriften waren officieel en
hadden een opschrift. Die tekst en die opschriften zijn te
erkennen als de meest authentieke redactie. Welke die
waren is niet twijfelachtig, want in de provinciën, waar de
kerkenorde toen onveranderd politiek geapprobeerd is zorgde de
Staten zelf voor een officieele uitgave, n.l. Utrecht,
Gelderland en Overijssel. De Geldersche uitgave
geschiedde zoo, dat er nog andere bepalingen tusschen in gelascht
werden en de titel veranderd, maar die van Utrecht en Overijssel
zijn geheel conform het afschrift (Utrechtsche uitgave van
1620 te Utrecht, Overijsselsche uitgave van
1636 te Zwolle).
In die beide uitgaven is het opschrift geheel gelijkluidend met
dit onderscheid echter, dat in de Utrechtsche er ook aan
toegevoegd is, dat die K.O. ook geapprobeerd is door de Staten
van Utrecht. Dus met een speciale locale bijvoeging.
Het opschrift luidde:
Kerkenordening, gesteld in de Nationale Synode der Geref. Kerken,
te samen beroepen en gehouden door orde (Utrecht: bij last) van
de Hoogmogende Heeren Staten Generaal der Vereenigde Nederlanden
binnen Dordrecht in den jaren 1618 en 1619.
’t Was natuurlijk dat dit het opschrift was, want eveneens was
ook het officieele opschrift van de K.O. van 1586 van de
redactie der Haagsche of Leycestersche Synode.
Zoodanig opschrift stond er niet van ’t begin af aan boven de
K.O.
De eerste redactie was van de Synode van Emden 1571,
alwaar ’t kerkverband der Geref. kerken gelegd is.
Boven die redactie staat: Acta Synodi ecclesarium
Belgicarium etc.
|2|
Dit kwam overeen met den inhoud, want nooit is er in
onze kerk een Kerkenordening gemaakt data opera, d.w.z.
met het doel om een Kerkenordening te maken. Maar de Synode van
Emden moest allerlei voorkomende zaken regelen. Die regelingen en
besluiten zijn genotuleerd tusschen andere in. Daarna werd uit de
acta uitgetrokken, al wat van algemeene aard en
strekking was. Dit werd artikelsgewijs
bijeengevoegd en zoo ontstond de Kerkenorde.
Bij die redactie van Emden komen er onder de artikelen ook voor,
die bij een Kerkenorde niet behoren, bv. besluiten voor de
uitgaaf van een Kerkelijke geschiedenis door Marnix. Dit is een
synodaal besluit en geen artikel voor K.O. Op welke plaats en
tijd de Synode gehouden zal worden, hoort als bepaling ook niet
in een K.O. thuis. Toch staan dergelijke synodale besluiten
in de oudste redactie der K.O. omdat men toen niet nauw
onderscheidde.
De oudste redactie der K.O. is dus een uitgave van de notulen
der synode van ’71.
Ook in de acta van de Provinciale Synode van Dordt van
1574 komt dit veel voor. Ook daarin de notulen van speciale
besluiten.
De besluiten van algemeene strekking zijn er uitgelicht en tot
hoofdstukken bijeengevoegd. Zoo ontstond weer een K.O.
onder 't opschrift: Acta van de Provinciale Synode etc.
Bij de Nationale Synode van Dordt van 1578
geschiedde hetzelfde.
Ook daar is uit de besluiten een Kerkenorde gemaakt niet bij
wijze van Kerkenorde, want daarboven staat ook nog Acta.
De naam kerkenordening komt eerst in 1581 voor (Nat.
Syn. van Middelburg). Men besloot de K.O. wat te bekorten, een
aantal besluiten naar de particuliere vragen te verwijzen ter
verkrijging van politieke approbatie.
Boven het exemplaar, aan de Staten gezonden, staat:
kerkenordening.
In 1586 bleef die naam opschrift met uitbreiding der
Ned. Geref. kerken beider talen.
In 1619 stond er eveneens Kerkenordening boven.
In dit opschrift is met opzet ’t woord ordening gebruikt, en
niet wet of reglement.
Er is in vorige eeuwen in onze kerken gesproken van kerkelijke
wetten. Onderscheiden classicale regelingen = verzamelingen van
classicale besluiten in rubrieken gerangschikt hebben tot titel:
Classicale wetten. Prov. Syn. besluiten van Friesland
zijn uitgegeven met den titel: Kerkelijke wetten van
Friesland.
Voetius gebruikt ’t woord leges voor kerkelijke
ordinantiën. (In de eerste eeuw der Reformatie, de 16de, en
in die der Synode van Dordt gebruikt men niet ’t woord wet maar
ordinantie).
Voetius zegt er bij: Pol. Eccl. dl 1, p 254, dat die leges
|3|
specialiter dicuntur leges canonicae of
canones, diataxeis, statuta
ecclesiastica, constitutiones ecclesiasticae.
Leges distinguuntur in divinas et humanas.
Divinae sunt morales, ceremoniales, forenses. Humanae sunt vel
civiles, vel ecclesiasticae. De illis consulendi sunt Scriptores
Politici et Juridici. Istae specialiter dicuntur leges
canonicae, Canones, diataxeis, diatagai, Constitutiones
ecclesiasticae, Statuta ecclesiastica, Capitula et synechdochia
Decreta et Traditiones.
Zijn zoon Paulus Voetius, Utrechtsch jurist, zegt
uitdrukkelijk in zijn: De usu iuris civilis et canonici (cf.
F.L. Rutgers De geldigheid van de oude Kerkenordening
der Nederl. Geref. Kerken, pag. 39), dat er tussen leges en
canones moet onderscheiden worden. Op politiek gebied is
sprake van leges, op kerkelijk terrein van
canones (omdat daar geen leges maar ordinanties zijn).
Het Latijnsche woord „lex” heeft niet de praegnante
beteekenis van het Holl. „wet”. Waar blijft,
dat in eigenlijke zin wet niet van een kerkenordening kan gezegd
worden, behalve van die deelen, die aan Gods Woord ontleend of
rechtstreeks daaruit afgeleid zijn.
Kenmerk van een wet is, dat ze voorschrijft, gebiedt en
enkel daarom, omdat ze voorschrijft, als wet te gehoorzamen is.
Iets moet geschieden, omdat het in de wet staat. Men kan er geen
rekenschap van eischen. De wetten zijn van de
Overheid afkomstig. Die heeft alleen het recht tot het
stellen van wetten, want bij een wet behoort ook dwingende
macht om haar te handhaven. In het politieke is dat de
burgerlijke Overheid.
In het kerkelijke zijn er ook wetten, maar in het
kerkelijke zijn niet Synoden, classes en kerkeraden overheid, ook
niet de burgerlijke Overheid, maar Overheid is de
Koning der Kerk, d.i. Jezus Christus.
Dienaren des Woords, Ouderlingen en
Diakenen zijn dienaren der gemeente om Christus’
wil. Ze staan niet in dezelfde verhouding als een
burgemeester staat tot gemeente en een Koning tot zijn volk. Een
burgemeester behoort tot de Overheid. Kerkendienaren zijn
geen Overheid. Zij staan tot Christus in betrekking
als boden, gezanten, agenten tot overheidspersonen in ’t
burgerlijke. Een bode heeft wat te zeggen, voor
zoover hij zijn heer dient. De dienaren kunnen geen wetten maken.
Het woord wet doet altijd denken aan de Overheid.
Op kerkelijk gebied geeft het woord „wet” aanleiding, dat
Synoden, classes, enz. zich als hoogere besturen gaan
beschouwen. Daarom moeten we dat woord vermijden en spreken van
ordening, regeling.
Het woord „reglement” heeft in het spraakgebruik ook een
wettischen klank.
Men heeft dus wel met wijsheid gesproken van
„kerkenordening”, want het doel van alle regelen en
besluiten is om de orde te bewaren.