12/03

Bezwaar tegen de vaststelling van de overgangsbepalingen 28 t/m 33 PKO. De bezwaren richten zich kort gezegd tegen de instelling en bevoegdheden van de commissies voor bijzondere zorg en strekken er klaarblijkelijk toe te betogen dat hervormde gemeenten die niet de gemeenschap met de andere kerken binnen de Protestantse Kerk in Nederland zoeken maar daarbuiten hervormd willen blijven, niet door de bestreden besluiten kunnen worden gebonden.

Het betoog is kennelijk gebaseerd op de opvatting dat naar hervormd kerkrecht  de gemeente na 1 mei 2004 geen deel zal uitmaken van de PKN en niet zal zijn onderworpen aan de bepalingen die krachtens de PKO zijn vastgesteld. Die opvatting is evenwel onjuist (zie 06/01 A-S, met name overwegingen 5.7 t/m 5.11).

Nu de bezwaren tegen het verenigingsbesluit zijn verworpen (zie 13/03) staat vast dat de hervormde gemeente met ingang van 1 mei 2004 in haar geheel zal behoren tot de PKN en staat hervormd-kerkrechtelijk niets aan de vereniging en de effectuering van de PKN in de weg.

Het uitgangspunt dat de procedure bij de burgerlijke rechter het inwerkingtreden van de kerkorde van de PKN opschort, is onjuist. Noch naar het recht van de NHK of de PKN, noch naar burgerlijk (proces)recht heeft het instellen van een dergelijke procedure opschortende werking.