1/84
Bezwaar: afgevaardigden van de wijkkerkenraad zouden niet zijn
vrijgelaten in de centrale kerkenraad bij het uitbrengen van hun
stem.
De leden zijn in beginsel
vrij in de wijze waarop zij hun stem uitbrengen en om daarbij die
omstandigheden in aanmerking te nemen, die zij voor het
uitbrengen van de juiste stem van belang achten. Daartoe kan
tevens behoren de omstandigheid, dat de wijkkerkenraad, door wie
zij naar de centrale kerkenraad zijn afgevaardigd, zich in
bepaalde zin over het te nemen besluit heeft
uitgesproken.
Bezwaar: betreft de regeling van de kerkdiensten.
Elke wijkgemeente draagt
verantwoordelijkheid voor één dienst per zondag in het
kerkgebouw. De centrale kerkenraad voorziet in één dienst per
zondag in de kapel buitenaf, terwijl ook over de andere diensten
de centrale kerkenraad beslist.
Uitspraak: de centrale kerkenraad was derhalve bevoegd om over
het al dan niet uitbreiden van het aantal diensten in de kapel te
beslissen. Op grond van ord. 2-12-1 is de zorg voor de dienst van
Woord en sacrament toevertrouwd aan de wijkkerkenraad. Daartoe
hoort echter blijkens ord. 2-15-1 niet de bepaling van getal,
tijd en plaats van de kerkdiensten, welke aan de centrale
kerkenraad is toevertrouwd.
De centrale kerkenraad heeft
voor- en nadelen afgewogen van het verzoek van één van beide
wijken daar meer diensten te gaan houden, en heeft toen het
bestreden besluit genomen.
Dit besluit is niet met de
kerkordelijke bepalingen in strijd en de GCBG is van mening dat
de centrale kerkenraad in redelijkheid tot het bestreden besluit
kon komen.