08/93
Bezwaar tegen een besluit van het college van kerkvoogden en de centrale kerkenraad om een kerkgebouw (aanvankelijk te verhuren aan de Baptistengemeente en later) te verkopen aan een derde, terwijl door de afd. van de G.B. die in dat kerkgebouw erediensten hield, een bod was gedaan dat weliswaar lager was dan de prijs die in het economisch verkeer zou kunnen worden verkregen.
De generale commissie is van oordeel dat het college van kerkvoogden in redelijkheid kon besluiten een in het economisch verkeer geldende verkoopprijs na te streven en vrij was met derden een verkoopovereenkomst aan te gaan.
De toezeggingen die aan de afdeling van de G.B. gedaan zijn hielden niet in dat zij in dat kerkgebouw zouden plaatsvinden. De generale commissie acht de CK overigens wel aan die toezeggingen gebonden, temeer omdat het daarbij ging om formele afspraken die in onderling overleg zijn gemaakt.