2/83
Bezwaar tegen een besluit van de PKC die van oordeel was dat een
college van kerkvoogden de keuze had
- of bankrekeningen (die door
een kerkvoogd onder eigen naam, ten gunste van de hervormde
gemeente, zonder besluit van het college van kerkvoogden, waren
geopend) op te heffen,
- of het plaatselijk
reglement zo te wijzigen, dat een en ander gelegaliseerd
wordt.
GCBG oordeelt dat een college van kerkvoogden de rekeningen niet kan opheffen (dat kunnen slechts de partijen bij de rekening verhouding) en evenmin achteraf ongedaan gemaakt worden door wijziging van het plaatselijk reglement. Uitspraak: op grond van ord. 18-1-1 heeft de kerkvoogdijkamer toezicht op de financiën. Deze had (ord. 18-6-1) door raadgeving en overleg moeten trachten te bevorderen, in overleg met het college van kerkvoogden, dat de rekeningen door partijen ongedaan werden gemaakt.