01/03S
Opschorting afgewezen omdat er niet gebleken is van enig spoedeisend belang.
01/03
Door 2111 bezwaarden (waaronder 2 classicale vergaderingen en 157 kerkenraden) is bezwaar ingediend tegen het besluit van de generale synode van 13 december 2002 tot vaststelling van de kerkorde van de Protestantse Kerk in Nederland.
3. Bezwaren tegen de procedure:
Bezwaren dat de procedure
zoals die in ord. 19 is neergelegd, niet met voldoende waarborgen
is omkleed: vanwege de samenstelling van de commissie en het
ontbreken van de mogelijkheid van hoger beroep. Bezwaren van
dezelfde strekking zijn reeds beoordeeld door de burgerlijke
rechter. Het hof ’s-Gravenhage (arrest van 7 maart 2002, rolnr.
00-641) overwoog dat noch de omstandigheid dat de leden van de
generale commissie worden benoemd door de generale synode, noch
het ontbreken van de mogelijkheid van hoger beroep leiden tot het
oordeel dat de rechtsgang voor de generale commissie niet met
voldoende waarborgen is omkleed.
4. Bezwaren tegen het bestreden besluit:
a. bezwaren betreffende de
bevoegdheid van de generale synode: zij is weliswaar bevoegd tot
het wijzigen van de kerkorde, maar niet tot vaststelling van een
geheel nieuwe kerkorde en oprichting van een nieuwe kerk dan wel
fusering met andere kerken;
b. bezwaren wegens strijd met
kerkordelijke en wettelijke bepalingen (met name art. V-1 en ord.
20-9 HKO), art. 6 van de Grondwet (recht van godsdienstvrijheid)
en burgerrechtelijke bepalingen betreffende rechtsopvolging bij
fusie en vervreemding van goederen;
c. bezwaren tegen de
procedure: de voorbereidingstijd van de synodevergadering was te
kort, de behandeling te beperkt, met de protesten is niets
gedaan, eerdere beloften betreffende het niet uitoefenen van
fusiedwang zijn niet nagekomen, het besluit zal leiden tot
breuken in de kerk, alternatieven zijn onvoldoende behandeld,
kerkenraden zijn niet geraadpleegd over het
verenigingsbesluit;
d. bezwaren tegen de inhoud
van de PKO: in strijd met de grondbeginselen van de NHK, met haar
presbyteriale opbouw en haar belijdenissen, bezwaren tegen een
aantal concrete beslissingen in de PKO: deze verschillen zijn zo
fundamenteel dat de generale synode (gelet op art. X HKO) het
bestreden besluit niet had mogen nemen.
5. Ontvankelijkheid.
Voor de ontvankelijkheid
neemt de generale commissie de datum van publicatie van het
besluit in Kerkinformatie, het officiële orgaan van de
SoW-kerken.
6. Beoordeling
6.1 Toetsingskader. Uitgangspunt bij de beoordeling is de HKO. De generale commissie zal beoordelen of de generale synode bevoegd was het besluit te nemen, of het in strijd met de kerkordelijke en wettelijke bepalingen en of het met de vereiste zorgvuldigheid is genomen. Vervolgens zal de generale commissie de wijze beoordelen waarop door de generale synode van haar bevoegdheid is gebruik gemaakt - gelet op de bezwaren. Aangezien de generale synode als het vertegenwoordigend lichaam voor de gehele kerk een grote mate van vrijheid toekomt bij het vaststellen van regelingen, zal die toetsing geschieden naar de maatstaf of de door het bestreden besluit vastgestelde PKO kennelijk in strijd is met inhoud, strekking en geest van de HKO. Waar daarbinnen ruimte bestaat voor keuzen heeft de generale commissie de keuze van de synode in beginsel te aanvaarden en is er slechts plaats voor een afwijkend oordeel indien de generale synode in redelijkheid niet tot deze keuze heeft kunnen komen. Bij de beoordeling van de bezwaren behoort in aanmerking genomen te worden dat de NHK in haar geschiedenis een grote mate van verscheidenheid kent in belijden, geloofsbeleving en kerkelijke praktijk, zulks binnen de ruimte van de kerkorde. Deze wordt telkens actueel waar de kerk uitdrukking geeft aan de voortgang van haar belijden. Deze verscheidenheid wordt erkend, zoals uit diverse synodale geschriften blijkt. De NHK laat dit in de praktijk zien in haar richtingen, modaliteiten en stromingen (met daarbinnen ook opvallende verschillen). Deze alle - ook die van de bezwaarden - hebben een plaats in de kerk en de gemeenten, in de NHK. Dat wordt in de verenigde kerk niet anders, zo blijkt uit de kerkorde van de verenigde kerk en de officiële stukken die daaraan ten grondslag liggen.
6.2 Bevoegdheid van de synode. Uit art. V-1 en 2 (over de regering der kerk), art. XXVIII en art. XIII (de bevoegdheid tot wijziging van de kerkorde en het kerkboek), art. XXVI (hereniging met andere kerken), art. XXVII-1 (de orde der kerk wordt verder geregeld bij of krachtens ordinantie), ord. 20-8 en 9 (procedure voor hereniging) in onderlinge samenhang gelezen, vloeit voort dat de generale synode - gelet op art. XXVI (de opdracht om hereniging te zoeken) - bevoegd is tot het wijzigen van de kerkorde, inbegrepen de Romeins genummerde artikelen. Een beperking van die bevoegdheid is niet vastgelegd, ord. 20-8 maakt melding van de wijziging van art. I-XXX van de kerkorde. Hieruit vloeit voort de bevoegdheid om een nieuwe kerkorde vast te stellen voor de kerk waarmee de NHK zich gelet op de opdracht tot hereniging te zoeken zich wil verenigen.
6.3 Strijd met kerkordelijke en wettelijke bepalingen. Het besluit tot vaststelling c.q. tot wijziging van de kerkorde is niet in strijd met het grondwettelijk recht van een ieder om zijn godsdienst vrij te belijden omdat het bestreden besluit de keuzevrijheid van individuele leden van de NHK niet aantast. Art. II-1 PKO bepaalt dat de PKN de voortzetting is (ook) van de NHK. Daarmee is beoogd uit te drukken dat de geloofsgemeenschap van de NHK met de beide andere geloofsgemeenschappen samengaat in de nieuwe kerkstructuur van de PKN. Dat de PKN burgerrechtelijk niet dezelfde rechtspersoon zal zijn als de NHK, stond op zich niet aan het nemen van het bestreden besluit in de weg. Er zijn geen aanknopingspunten voor het bezwaar dat de vereniging zal leiden tot verandering in de vermogenrechtelijke situatie van de plaatselijke gemeenten. Voor de stelling dat de NHK slechts bevoegd is zich te verenigen met andere ‘landskerken’ is in ord. 20-9 of in de totstandkomingsgeschiedenis van die bepaling geen grond te vinden.
6.4 Bezwaren betreffende de procedure. Het bezwaar tegen de korte tijd van voorbereidingstijd gaat niet op: een langere termijn is niet voorgeschreven en ook overigens is een dergelijke termijn (gelet op art. 2:115 en 225 BW) niet als onredelijk kort aan te merken. Het betoog ten aanzien van de behandeling op de vergadering snijdt geen hout. Na te hebben overwogen welke stappen de generale synode in het SoW-proces sinds 1987 heeft gezet en op welke wijze zij de reacties van de bezwaarden heeft besproken en verwerkt, oordeelt de generale commissie dat het bezwaar dat de generale synode de protesten niet heeft gehoord en daarmee niets heeft gedaan, niet op gaat. De kerkrechtelijke voorschriften zijn op de juiste wijze en met voldoende inachtneming van de bij de bezwaarden levende bedenkingen gevolgd.
6.5 Bezwaren tegen de inhoud van de PKO. Na hetgeen
overwogen is over de bevoegdheid van de generale synode tot
wijziging van de kerkorde dan wel vaststelling van een nieuwe
kerkorde, dienen deze bezwaren terughoudend te worden getoetst
aan de hand van de maatstaf of de PKO kennelijk in strijd is met
de inhoud, strekking en geest van de HKO.
Art. XXVI bepaalt dat de NHK
hereniging ‘zoekt’, zodat er van een verplichting sprake is. Uit
het criterium ‘eenheid of verwantschap’ (art. XXVI juncto ord.
20-8/9) blijkt dat volledige overeenstemming op elk onderdeel
niet is vereist om tot vereniging te geraken; het bestaan van
genoegzame overeenkomst of verwantschap is daarvoor
toereikend.
De belijdenisgeschriften die
in art. X-2 HKO zijn opgesomd worden door de NHK niet aangemerkt
als de grondslag van de kerk maar hebben betekenis als aan het
geloof richting geven geestelijke documenten. Zij zijn weliswaar
van groot belang, maar vormen niet noodzakelijkerwijs de enige,
ultieme en exclusieve geloofsregel voor alle leden der kerk. De
formulering van art. X-2 dat de belijdenis in de opgesomde
geschriften is vervat, sluit niet uit dat aan het belijden der
kerk - waarvan de kern is weergegeven in de slotwoorden van art.
X-1 en X-3 - zolang het gebeurt in gehoorzaamheid aan de Heilige
Schrift mede richting zou kunnen worden gegeven door andere
belijdenisgeschriften.
Kon de generale synode in
redelijkheid komen tot aanvaarding van art. I-4 en I-5 PKO? Art.
I-3 PKO zegt dat de kerk in gehoorzaamheid aan de Heilige Schrift
als enige bron en norm van de kerkelijke verkondiging en dienst,
de drie-enige God, vader, Zoon en Heilige Geest, belijdt. De
‘Verklaring van Overeenstemming’ wijst vier kernpunten van
belijden aan. Zowel de gereformeerde als de lutherse
belijdenisgeschriften zijn gestoeld op de elementen sola fide,
sola gratia en sola scriptura. De geschriften van art. I-5 PKO
staan niet op één lijn met de belijdenisgeschriften en behelzen
o.m. een verklaring over het niet-kerkscheidend karakter van de
belijdenissen van de gereformeerde en lutherse traditie. Dat de
PKO is strijd is met de grondbeginselen van de NHK gaat derhalve
niet op: de generale synode heeft kunnen oordelen dat er
genoegzame overeenkomst of verwantschap bestaat om tot
vaststelling van een kerkorde te komen waarin ook de traditionele
lutherse belijdenisgeschriften zijn opgenomen en op andere voet
betekenis is toegekend aan twee documenten van recentere datum.
Daarbij neemt de generale commissie in aanmerking dat voldoende
recht is gedaan aan het gegeven dat niet ieder in de verenigde
kerk zich op gelijke wijze verbonden weet met beide tradities. Na
enkele bezwaren tegen concrete bepalingen te hebben overwogen en
beoordeeld, concludeert de generale commissie dat er geen grond
is dat de bij het bestreden besluit vastgestelde PKO kennelijk in
strijd is met inhoud, strekking en geest van de HKO.