04/90
Bezwaren van procedurele aard blijven verder onbesproken (niet vermeld was bij de beslissing van de PC de mogelijkheid van hoger beroep en het afschrift was niet per aangetekende post verzonden) nu appellanten niet in hun belangen zijn geschaad: ze hebben de beslissing ontvangen en zijn tijdig in beroep gekomen.
Appellanten waren niet door de kerkenraad van de gemeente toegelaten tot de viering van het Heilig Avondmaal, hoewel zij sinds enkele maanden de kerkdiensten van die gemeente bijwoonden. Als sympathisanten van een stichting die in de nabijheid van deze gemeente een centrum heeft konden ze daar de preek bespreken. Ze zijn belijdende leden die tot een andere gemeente behoren, één van hen verklaarde in de eigen gemeente aan het avondmaal te gaan.
Ord. 10-2-1 bepaalt dat zij die als belijdende leden tot een andere gemeente der Kerk behoren, door de kerkenraad als gast kunnen worden toegelaten.
De kerkenraad heeft besloten hen niet toe te laten op pastorale gronden, omdat zij "onrust in de gemeente kunnen veroorzaken door uiting te geven aan hun mening dat de boodschap die Sonja de Vries via engelen van God zou hebben gekregen, verkondigd moest worden. De kerkenraad wilde niet dat leden van de gemeente in discussie zouden gaan met de sympathisanten. De kerkenraad was op de hoogte van een brief van de provinciale kerkvergadering van Friesland van 23 juni 1987, waarin enige vragen naar aanleiding van de publiciteit rond mevrouw Sonja de Vries worden besproken."
De vraag is of de kerkenraad terecht heeft besloten appellanten als gast bij het Heilig Avondmaal niet toe te laten.
Aangezien de kerkenraad met de groep had afgesproken dat er
binnen de gemeente geen discussie met de sympathisanten zou
plaatsvinden, hetgeen hen niet heeft belet om de kerkdiensten
mee te maken, kon de kerkenraad in redelijkheid besluiten dat met
degenen met wie men geen gesprek wilde aangaan, men ook geen
tafelgemeenschap kon vieren.
De redactie van ordinantie
10-2-1, te weten "door de kerkenraad als gast kunnen worden
toegelaten" geeft ruimte aan de kerkenraad om niet toe te laten
om redenen gelegen in het belang van de gemeente. De kerkenraad
kon van oordeel zijn dat het toelaten niet in het belang van de
gemeente was. Daarbij komt dat appellanten als belijdende leden
op grond van ordinantie 10-2-1 in de eigen gemeente gerechtigd
zijn aan het Avondmaal deel te nemen.
De GCBG is van oordeel
dat de kerkenraad door akkoord te gaan met de aanwezigheid van de sympathisanten daarmee voldoende tegemoet is gekomen aan deze sympathisanten. De kerkenraad heeft - gelet op de verantwoordelijkheid voor de eigen gemeente en kerk - terecht de belangen daarvan voor ogen gehouden en laten prevaleren. Dat vanuit voormelde Stichting andere belangen zwaarder wegen, kan hieraan niet afdoen.