32/89 en 33/89
Terecht heeft de PC een van de bezwaarden niet-ontvankelijk
verklaard, omdat hij geen lidmaat is van de NHK en ord. 19-1-1
limitatief opsomt wie een bezwaarschrift kan indienen. Zou het
een besluit zijn van een Samen op Weg gemeente, dan zou de PC ook
niet bevoegd zijn geweest kennis te nemen van het bezwaar.
Overigens werd bezwaar
ingediend tegen de benoeming van een organist die geen lid is van
de hervormde gemeente.
Het college van kerkvoogden
heeft de keuze van de te benoemen organist overgelaten aan een
drietal deskundigen die een bindend advies zouden uitbrengen:
Het college heeft vervolgens benoemd, na de CK te hebben gehoord,
die met de benoeming heeft ingestemd.
Noch in de opdracht, noch in
het besluit heeft het college overwegingen gewijd aan de
omstandigheid dat de te benoemen organist bij voorkeur zou
behoren tot de NHK dan wel dat hij lid zou zijn van een
reformatorische kerk.
De GCBG spreekt uit dat het college van kerkvoogden ten onrechte
in het geheel geen rekening heeft gehouden met het bepaalde in
ord. 6-6-3 (dat bepaalt dat de organist bij voorkeur wordt
benoemd uit de lidmaten der kerk) omdat het college het
lidmaatschap van de NHK niet heeft vermeld als een van belang
zijnde omstandigheid bij het vragen aan deskundigen van een
bindende voordracht.
Ook al wordt het kerkorgel
jaarlijks slechts gedurende 10 zondagen voor kerkdiensten
bespeeld en moeten er aan de concert-organist andere vereisten
gesteld (liefst met een prix d'excellence) dan aan die van een
organist die het orgelspel in de kerkdiensten verzorgt, dit alles
neemt niet weg dat de duidelijke bepaling van ord. 6-6-3 niet
genegeerd had mogen worden.
De GCBG oordeelt dat de
benoeming niet op de juiste wijze tot stand is gekomen, maar
laat de gevolgen van die benoeming onverlet aangezien de
betrokkene inmiddels is benoemd.