04/99S en 04/99
Bezwaar tegen een artikel in de plaatselijke regeling: 'verkregen perforatie vervalt na het gaan behoren tot een andere wijkgemeente binnen de centrale gemeente.'
Appellant noemt dat in strijd met ord. 2-10-2h waarin duidelijk onderscheid wordt gemaakt tussen woongemeente en wijkgemeente. De SMRA handhaaft na verhuizing binnen de centrale gemeente wel de inschrijving in de wijkgemeente van voorkeur.
De generale commissie oordeelt dat de perforatieregeling het geografisch principe als uitgangspunt handhaaft en overschrijving mogelijk maakt onder bepaalde voorwaarden. Deze voorwaarden gelden zowel bij overschrijving naar een andere gemeente als binnen de centrale gemeente (ord. 2-1-2e en 2-10-2e). In ord. 2-1-2i resp. 2-10-2h is kennelijk beoogd om als uitvloeisel van het geografisch principe het betrokken gemeentelid na verhuizing weer deel te laten uitmaken van de kerkelijke gemeente binnen welker grenzen hij vaste woonplaats heeft.
In een centrale gemeente wordt blijkens ord. 2-10-2 de wijkgemeente beschouwd als een eigen geografische eenheid. In ord. 2-10-2a, 2b, 2d, 2f en 2i wordt telkens gesproken van de wijkgemeente waarin het gemeentelid zijn (vaste) woonplaats heeft. In deze systematiek van de perforatieregeling dient het woord 'woongemeente' in ord. 2-10-2h eveneens te worden uitgelegd als de wijkgemeente waarin het gemeentelid zijn (nieuwe) vaste woonplaats heeft.
Appellant kan zich, onder verwijzing naar deze beslissing, tot de SMRA wenden.