27/89 (voorzitter)
Als grond voor het verzoek tot toepassing van ord. 19-13-3 is slechts aangevoerd dat aan de tenuitvoerlegging van de beslissing een dermate korte termijn is gegeven dat het een onevenredig nadeel voor het college met zich meebrengt in vergelijking met het daarmee beoogde doel.
Het verzoek wordt afgewezen, overwegende
Dat binnen een termijn van twee maanden het College van Kerkvoogden in staat moet worden geacht de samenstelling van het College van Kerkvoogden te wijzigen als in de bestreden beslissing is aangegeven...
27/89 (gezamenlijk behandeld met 24/89)
Bezwaarde niet ontvankelijk verklaard, omdat vaststaat dat hij reeds lang op de hoogte was van het functioneren van dhr Y namens het college van kerkvoogden.
Ten overvloede merkt de GCBG op dat het wel geoorloofd is dat het college van kerkvoogden aan dhr Y werkzaamheden delegeert, onder volledige verantwoordelijkheid van het college van kerkvoogden, terwijl dhr Y zich uiteraard dan ook niet presenteert als kerkvoogd.