21/96

Bezwaar van de jeugdraad tegen de (wijk)kerkenraad naar aanleiding van de benoeming van een jeugdouderling, omdat de benoeming dient plaats te vinden door de kerkenraad en de jeugdraad tezamen en de jeugdraad met de benoeming niet heeft ingestemd.

De provinciale commissie heeft de jeugdraad niet ontvankelijk verklaard wegens het niet volgen van de procedure ex ord. 3-24.

De generale commissie oordeelt dat de regeling van ord. 3-24 bestemd is voor stemgerechtigde lidmaten, hier is echter sprake van een bezwaar van een orgaan van bijstand, zodat ord. 3-24 niet van toepassing is. Het bezwaar en beroep van de jeugdraad als kerkelijk lichaam dient te worden behandeld conform ord. 19. De generale commissie zal zelf, met toepassing van ord. 19-15-1b, een inhoudelijke beslissing geven.

Partijen verschillen van mening of in dit geval van ord. 3-11 lid 5 dan wel lid 6 van toepassing is. In beide gevallen echter is instemming vereist van het orgaan van bijstand. Wanneer betrokken organen niet tot overeenstemming kunnen komen over een voordracht, kan geen benoeming plaatsvinden en dient een nieuwe voordracht te worden gedaan.

Nu de benoeming tot jeugdouderling is geschied zonder instemming van de jeugdraad, kan het besluit niet in stand blijven en is de bevestiging niet rechtsgeldig.

Het is van groot belang dat kerkelijke lichamen zich nauwgezet houden aan de kerkordelijk voorgeschreven procedure voor de verkiezing of benoeming van ambtsdragers, opdat het erfgoed van de democratie in de hervormde gemeente worde gehandhaafd (P 06/96).

De kerkenraad en de jeugdraad zullen overeenstemming dienen te bereiken, alvorens een benoeming kan plaatsvinden. In verband met de tijd die sinds de benoeming verstreken is, biedt de generale commissie partijen een laatste gelegenheid om het conflict in onderling overleg op te lossen. De kerkenraad dient het ertoe te leiden dat de beoogde jeugdouderling terugtreedt indien tegen diens benoeming bezwaren blijven bestaan van de zijde van de jeugdraad.

De generale commissie beslist dat bij gebreke van voordien tot stand gekomen regeling tussen partijen het vernietigingsbesluit in werking treedt een maand na de beslissing.


Heuvel, P. van den (2005)