10/02

Bezwaren tegen de vaststelling van ord. 1, 2, 3 en 5 PKO:
- onder de vigeur van ord. 1-1-2 PKO kunnen zij niet langer ambtelijk functioneren op grond van de Schrift en de belijdenis van de NHK, maar op grond van de Schrift en de belijdenissen van de PKN (Lutherse belijdenissen inbegrepen);
- door ord. 2 PKO wordt het verschil tussen predikant en ouderling voor wat betreft de bediening van de sacramenten verminderd [gedoeld wordt op ord. 2-18-1 sub a; aantek. PvdH];
- op basis van ord. 3-2-3 PKO kan de kerkenraad na het horen van de gemeente bepalen dat ook doopleden stemgerechtigd zijn in de gemeente;
- bezwaren tegen ord. 5.

Voor wat betreft de bevoegdheid van de generale synode: zie overweging 6.2. van 01/03.

Inzake het kader waaraan de generale commissie besluiten betreffende het belijden toetst: zie overweging 5.3 en 5.4 van 09/02. De betwiste bevoegdheid voor ouderlingen om Woord en sacrament te bedienen is uitdrukkelijk voor noodgevallen bestemd. De bevoegdheid om aan doopleden actief en passief kiesrecht te verlenen is met de nodige waarborgen omkleed. Anders dan bezwaarden stellen zijn ook jegens doopleden maatregelen van kerkelijke tucht mogelijk. Nu de bezwaren m.b.t. ord. 5 niet nader zijn toegelicht, verwijst de generale commissie naar haar uitspraak in 09/02. Van onregelmatigheden bij de besluit vorming is niet gebleken. De bezwaren zijn dan ook ongegrond.