P-08/00

De generale commissie vernietigt de beslissing van de provinciale commissie die de kerkvoogdij niet ontvankelijk oordeelt in haar beroep tegen het besluit van de PKC om een beperkte toestemming te geven voor de restauratie.

De provinciale commissie voert als gronden voor de niet ontvankelijkheid aan
- termijn overschrijding;
- door het bezwaar in volle omvang te beoordelen zou de provinciale commissie gaan fungeren als hogere beroepsinstantie; buiten beschouwing gelaten dat volgens ord. 18-5 de Generale Commissie van Toezicht fungeert als appèlinstantie voor besluiten genomen door de PKC;
Iets anders zou zijn wanneer de PKC zich niet zou hebben gehouden aan de voor haar voorgeschreven regels. Dan ligt er wel een terrein braak voor het inschakelen van de provinciale commissie.

De generale commissie oordeelt dat ter zake van een besluit van de PKC op grond van ord. 18-17-1 de provinciale commissie niet bevoegd is doch uitsluitend het generaal college van toezicht. Elke toetsing van het bestreden besluit was daarom aan het provinciale commissie onttrokken, ook als 'de PKC zich niet zou hebben gehouden aan de voor haar voorgeschreven regels'. Ook de toetsing van de door de PKC gevolgde procedure is bij uitsluiting aan het generaal college opgedragen en dus aan de bevoegdheid van het provinciale commissie onttrokken.

De provinciale commissie had zich dus aanstonds op grond van ord. 18-5 niet bevoegd dienen te verklaren.

De provinciale commissie overwoog nog ten overvloede:
'Onze commissie laat hier volledig rusten de interessante vraag of Uw kerkvoogdij wel voor een besluit tot restauratie als door U bedoeld de toestemming van de PKC nodig heeft'. Daarmee - aldus de generale commissie - schept de provinciale commissie onduidelijkheid waar duidelijkheid bestaat. Er kan geen twijfel over bestaan dat de kerkvoogdij niet bevoegd is tot tenuitvoerlegging van enig besluit tot restauratie zonder voorafgaande goedkeuring.