08/98, 10/98 en 12/98

De generale commissie sluit aan bij een aantal overwegingen van 05/98 en vervolgt:

Ook bij deze uitgangspunten van enerzijds het geografisch principe en anderzijds het vereiste van consistentie van de betrokkenheid op de gemeente van voorkeur, welke uitgangspunten de generale commissie onverkort handhaaft, geldt dat elke perforatieregeling – zowel de landelijke als een (nadere) plaatselijke – steeds als strekking heeft en dient te hebben het opheffen van een situatie van pastorale nood. Het verschaffen van zeggenschap in de gemeente van voorkeur is geen doel van de regeling en behoort dat ook niet te zijn.

Daar waar binnen het verband van dezelfde hervormde gemeente in de pastorale nood voldoende is voorzien door een plaatselijke regeling, is er minder snel aanleiding een verzoek tot perforatie in te willigen dan in de gevallen waarin perforatie naar een andere hervormde gemeente wordt verzocht (waarmee geen regeling bestaat ter voorziening in de pastorale nood).

Een met betrekking tot perforatie ontwikkeld beleid, mits neergelegd in een plaatselijke regeling, mag, rekening houdend met die plaatselijke voorziening in pastorale nood, wat stringentere en algemenere criteria voor perforatie vaststellen en in zoverre afwijken van de beslissing in 05/98.

Het in een zodanige plaatselijke perforatieregeling vastleggen van een criterium van tijdsduur voor de vaststelling van genoemde betrokkenheid op de wijkgemeente van voorkeur is weliswaar niet geheel vrij van willekeurigheid, maar is niet onaanvaardbaar als het perforatie maar niet in feite onmogelijk maakt.

De generale commissie acht een eis van 10 jaar gebleken consistente betrokkenheid alvorens tot perforatie toestemming kan worden verleend, in het algemeen niet onredelijk maar tevens ook wel het maximum. Bovendien moet de regeling ruimte bieden voor afwijking in bijzondere gevallen.

De generale commissie wijst er uitdrukkelijk op dat deze uitspraak slechts geldt voor perforatie tussen wijkgemeenten binnen dezelfde hervormde gemeente en dat noodzakelijk is dat een regeling getroffen is om in de periode waarin perforatie nog niet is toegestaan zoveel mogelijk te voorzien in pastorale nood van de betrokkene.