07/97 S

Opschortingverzoek met betrekking tot het oordeel van de commissie ex ord. 13-30 dat er - voorshands - geen reden is voor losmaking volgens ord. 13-30.

Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter is een besluit als bedoeld in ord. 13-30-6 geen eindbeslissing. Dan wordt dat in de kerkorde uitdrukkelijk vermeld (zoals in ord. 13-30-10). Het vereiste evenwicht zou ontbreken als slechts één van de partijen recht van beroep zou hebben. Ord. 13-30 voorziet niet in een beroep voor anderen dan de predikant; daaraan is bij de totstandkoming kennelijk niet gedacht.

De generale commissie zal dienen te beslissen of zij zich bevoegd acht om bezwaarschriften zelf te behandelen of een ander kerkelijk lichaam aanwijst. Op deze beslissing wil de voorzitter niet vooruit lopen.

Overigens zou opschorting ook niet het beoogde effect bewerkstelligen: het schorsen in de verrichting van het dienstwerk (ongevraagd verlof) behoort tot de bevoegdheid van het breed moderamen van de provinciale kerkvergadering (ord. 13-22-4).