P-06/96

Verzoek om herziening als bedoeld in ord. 19-17 van de eindbeslissing op grond van ord. 3-24 waarbij de verkiezing van ambtsdragers ongeldig is verklaard en het besluit van de kerkenraad tot verkiezing van een ambtsdrager is vernietigd. De predikant voelt zich getroffen in de uitoefening van zijn ambt, aangezien de gekozen ambtsdrager door hem reeds is bevestigd.

Hij is van oordeel dat de provinciale commissie ingevolge ord. 19-8-3 had kunnen bepalen dat de rechtsgevolgen van de verkiezing - ondanks de niet juist verlopen verkiezingsprocedure – onverlet zouden blijven, omdat een wel correct gehouden verkiezing via dubbeltallen niet zou hebben geleid tot een ander resultaat.

De generale commissie oordeelt dat er geen sprake is van feiten en omstandigheden waarmee bij het nemen van de eindbeslissing door de provinciale commissie geen rekening is gehouden.

Ook de beoordeling ambtshalve (op grond van ord. 19-16-4) geeft geen aanleiding te verklaren dat de beslissing onjuist is.

Ten einde het erfgoed van de democratie in de hervormde gemeente te handhaven is het van groot belang dat de kerkenraad van een gemeente zich nauwgezet houdt aan de verkiezingsprocedure die door die gemeente door middel van de zesjaarlijkse stemming is bepaald.

Het verzoek om herziening wordt afgewezen.