01/95

Bezwaar tegen de sluiting van een kerkgebouw. De provinciale commissie is volgens bezwaarde onvoldoende ingegaan op de financiële onderbouwingen voor zo'n ingrijpende beslissing: er was geen financiële onderbouwing voor de vorming van een SoW-wijk en andere bezuinigingswegen zijn onvoldoende onderzocht.

De generale commissie stelt voorop dat zij bevoegd is tot beoordeling van de rechtmatigheid van besluiten van kerkelijke lichamen maar niet van de doelmatigheid daarvan. Bij het beoordelen van de rechtmatigheid betrekt de generale commissie algemeen erkende beginselen van behoorlijk bestuur. In dit geval het evenredigheidsbeginsel, in navolging van de Algemene wet  bestuursrecht (art. 3:4 Awb.) als volgt geformuleerd:

in gevallen waarin een bestuursorgaan de bij een te nemen besluit rechtstreeks betrokken belangen moet afwegen, mogen de voor de belanghebbenden nadelige gevolgen niet onevenredig zijn in verhouding tot het met het besluit te dienen doel.

Indien niet blijkt van strijdigheid met geldende voorschriften of algemene beginselen van behoorlijk bestuur, moet een bezwaar worden verworpen, ongeacht de doelmatigheid van het besluit.

Als de bezwarentermijn van 30 dagen verlopen is, is een besluit onherroepelijk. Dit geldt voor alle besluiten die reeds tot stand gekomen waren voordat het bestreden besluit tot sluiting van het kerkgebouw werd genomen. Daarom heeft de provinciale commissie zich terecht niet begeven in het financiële beleid dat aan het bestreden besluit vooraf is gegaan.

Al heeft (zoals is erkend) de voorlichting aan de gemeente in het verleden te wensen overgelaten, geeft de motivering van het besluit niet blijk van onevenredigheid. Alternatieve ingrijpende maatregelen hadden weer elders pijn gedaan. Daarom was niet noodzakelijk dat alternatieven uitputtender waren onderzocht dan gebeurd is.

Bezwaren ongegrond verklaard.