23/92

Een gemeente maakt bezwaar tegen de termijn van 12 maanden zoals die op grond van ord. 13-30-8 is bepaald door de cie 13-30.
De brief was (ten onrechte) aan het breed moderamen van de generale synode gezonden, die deze heeft doorgestuurd aan de generale commissie. De generale commissie beschouwt de datum van ontvangst door het moderamen van de generale synode als datum van indiening.

Aan de termijn waarbinnen een bezwaar kan worden ingediend dient vanwege het belang van de rechtszekerheid strikt de hand te worden gehouden. Anderzijds moeten procedureregels met soepelheid worden toegepast zolang zwaarwegende belangen zoals die van rechtszekerheid zich daar niet tegen verzetten. Vermeden moet worden dat aan bezwaarden onnodig de inhoudelijke toetsing van bestreden besluiten wordt ontzegd door een onjuiste interpretatie van (gecompliceerde) regels van kerkelijk recht, zoals bijvoorbeeld de bijzondere competentie bij geschillenbeslechting.

Een mededeling op grond van ord. 13-30-8 is voor de predikant een tussenbesluit waartegen geen voorziening mogelijk is (GCBG 5/90), maar houdt voor een gemeente een definitief besluit in, waardoor ze in haar werkelijke belangen wordt getroffen. Het bezwaarschrift is daarom ontvankelijk.

Er is geen verklaring gevraagd aan het college van kerkvoogden dat het de verplichtingen van de wachtgeldregeling zal nakomen. Dat argument geldt hier niet omdat deze verklaring ter bescherming van de predikant dient en niet van de gemeente.

Voor het overige heeft de commissie ex ord. 13-30 beleidsvrijheid en is niet gebleken dat ze niet in redelijkheid tot haar besluit kon komen.