19/89, 21/89, 27/89, 28/89

Bezwaar tegen de besluiten van de GS van juni en november 1989 over tuchtmaatregelen tegen gemeenteleden met homoseksuele geaardheid en levenswijze. De GS wijst in het besluit van juni 1989 ‘iedere vorm van machtsmisbruik op dit terrein, waar mensen met hun diepste overtuigingen en ervaringen in het geding zijn, als de gemeente onwaardig, van de hand’ en wijst ‘derhalve maatregelen van kerkelijke tucht vanwege homoseksuele geaardheid en levenswijze van de hand’. In november 1989 heeft de GS dit besluit aangemerkt als een appèl aan de tot het houden van het opzicht bevoegde instanties om geen maatregelen van kerkelijke tucht te nemen tegen homoseksuele gemeenteleden vanwege hun homoseksualiteit. Aan de gemeenten die aan deze oproep in gemoede geen gehoor kunnen geven, wordt gevraagd zich desgevraagd rekenschap te geven van een aantal in het besluit geformuleerde vragen.

Bezwaarden beschouwen de homofiele leefwijze als een zonde en achten de besluiten in strijd met de vrijheid die ord. 1-2-1, ord. 11-4 en ord. 11-5 geven om maatregelen van kerkelijke tucht te nemen tegen gemeenteleden die in die zonde blijven volharden. Het besluit kon niet genomen worden voordat de kerk een definitief, hermeneutisch onderbouwd, standpunt over homofilie heeft ingenomen.

In deze zaak zijn ook de bezwaren van een breed moderamen van de classicale vergadering en van een centrale kerkenraad ontvankelijk verklaard, ook al zijn deze vergaderingen zelf niet bevoegd tot het nemen van maatregelen van kerkelijke tucht. Het besluit heeft betrekking op de (pastorale) benadering door de gehele kerk van homofiele gemeenteleden en homofiele praxis. Door dergelijke besluiten kunnen in beginsel alle geledingen van de kerk zich in hun kerkelijke verantwoordelijkheid geraakt voelen.

Inhoudelijk oordeelt de GCBG dat het synodebesluit de eigen bevoegdheid van een kerkenraad niet miskent: het consistorie betrekt de aanbevelingen van de GS bij zijn besluiten tot toepassing van tucht, maar behoudt zijn eigen verantwoordelijkheid. Al heeft de kerk nog geen hermeneutisch onderbouwd standpunt over homoseksualiteit ingenomen, kan de synode wel een aanbeveling doen tot terughoudende, in de zin van zorgvuldige, behandeling van de homofiele geaardheid en de leefwijze van gemeenteleden.