10/89

De CK weigerde aan dhr X, wonende binnen de wijkgemeente Y, maar in­ge­schre­ven in de buitengewone wijkgemeente, ontheffing te verlenen om ouder­ling te worden in de wijkgemeente Z, waartoe hij door de wijkkerkenraad is uitge­no­digd.

De CK geeft als argument dat de bepalingen van ord. 2 een dergelijke ont­heffing voor leden van een buitengewone wijkgemeente niet toelaten. De CK wil wel dispensatie verlenen als dhr X weer lid is van wijkgemeente Y.

De wijkkerkenraad verdedigt met een beroep op ord. 2-10a-1 juncto 2-11-4 dat de kerkorde dispensatie wel toelaat.

De GCBG overweegt:

Uit de tekst van ord. 2-10a, en met name uit het eerste lid en uit de bij de totstandkoming van dit artikel gevoerde discussie, blijkt dat buitengewone wijkgemeenten zoveel mogelijk op dezelfde wijze dienen te functioneren als gewone wijkgemeenten. Alleen waar de Orde der Kerk anders bepaalt, wordt van de regeling die voor geografische wijkgemeenten geldt, afgeweken. Ord. 2-11-4 laat toe dat aan leden van een (geografische) wijkgemeente ontheffing wordt verleend om in een andere wijkgemeente binnen dezelfde centrale gemeente ouderling of diaken te zijn. Nu geen andere regeling in de Orde der Kerk is getroffen voor buitengewone wijkgemeenten geldt daarvoor dus dezelf­de dispensatiemogelijkheid.